ECLI:NL:RBMAA:2012:BX5772

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
487306 CV EXPL 12-3331
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en doorbetaling van loon in de zorgsector

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 16 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een medewerkster van azM Herstelzorg en haar werkgever. De eisende partij, [naam eisende partij], had een vordering ingesteld tot doorbetaling van haar loon na een ontslag op staande voet dat op 15 juni 2012 was gegeven. De werkgever, azM Herstelzorg, had het ontslag gerechtvaardigd door te stellen dat de medewerkster op 13 juni 2012 een geldbedrag van € 50,00 uit de tas van een collega had weggenomen. De kantonrechter heeft de vordering van de medewerkster afgewezen, omdat zij niet kon aantonen dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De rechter oordeelde dat het wegnemen van geld uit de tas van een collega als ontoelaatbaar gedrag moet worden gekwalificeerd, wat het vertrouwen van de werkgever en collega's ernstig had geschaad. Bovendien was er sprake van een kwetsbare situatie, aangezien de organisatie voornamelijk oudere patiënten verzorgde die herstellende waren van medische ingrepen. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever duidelijk had gemaakt dat in geval van een dergelijke gedraging ontslag op staande voet zou volgen. Het verweer van de medewerkster dat haar handelen verschoonbaar was, werd niet gevolgd. De rechter oordeelde dat de medewerkster verantwoordelijk was voor haar gedrag en dat er geen omstandigheden waren die haar handelen konden rechtvaardigen. De vordering tot doorbetaling van loon en de nevenvorderingen werden afgewezen, en de medewerkster werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 487306 CV EXPL 12-3331
typ: LE
Vonnis van 16 augustus 2012
in de zaak van
[NAAM EISENDE PARTIJ],
wonend te [woonplaats eisende partij],
eisende partij,
verder ook te noemen: [naam eisende partij],
gemachtigde: mr. I.M.J.J. Dewarrimont, medewerkster ARAG Rechtsbijstand te Roermond
tegen
STICHTING BEJAARDENZORG CLARA FEY tevens handelend onder de naam
AZM HERSTELZORG,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
gedaagde partij,
verder ook te noemen: azM Herstelzorg,
gemachtigde: mr. L.J.W.C. Creusen, advocaat te Maastricht.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn de navolgende processtukken ingediend:
- een exploot van dagvaarding van 3 augustus 2012 met producties 1 tot en met 6;
- een faxbericht van 9 augustus 2012 van de zijde van azM Herstelzorg, inhoudend bijlagen 1 en 2;
- een faxbericht van 10 augustus 2012 van de zijde van [naam eisende partij], inhoudend productie 7;
- een pleitnota van de zijde van de gemachtigde van azM Herstelzorg, overgelegd ter zitting.
Partijen zijn gehoord ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 13 augustus 2012. Door de griffier is daarvan schriftelijk aantekening gehouden.
Hierop is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op vandaag gesteld is.
2. MOTIVERING
a. het geschil
Nadat zij ter zitting haar eis gewijzigd heeft, vordert [naam eisende partij] veroordeling van azM Herstelzorg - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van het loon vanaf 15 juni 2012 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn, betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over deze loonperiode, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de dag van volledige voldoening en betaling van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening, zulks met verwijzing van azM Herstelzorg in de proceskosten.
[naam eisende partij] heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een dringende reden die het haar op 15 juni 2012 gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt. Zij vordert derhalve doorbetaling van haar loon en maakt tevens aanspraak op wettelijke verhoging en op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, telkens vermeerderd met wettelijke rente.
AzM Herstelzorg heeft tegen de vorderingen van [naam eisende partij] gemotiveerd verweer gevoerd, waarop onder de beoordeling - voor zover relevant - nader zal worden ingegaan.
b. de vaststaande feiten
[naam eisende partij] is sedert 15 oktober 2008 in dienst van azM Herstelzorg in de functie van medewerkster keuken/restaurant, laatstelijk op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 22 uren per week tegen een loon van € 1.145,04 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
Op 15 juni 2012 is [naam eisende partij] op staande voet ontslagen vanwege het feit dat zij op woensdag 13 juni 2012 een geldbedrag van € 50,00 uit de tas van een collega, genaamd [naam collega], weggenomen heeft (productie 3 bij het exploot van dagvaarding).
[naam eisende partij] heeft zich bij brief van 20 juni 2012 (abusievelijk gedateerd 20 juni 2011, productie 4 bij het exploot van dagvaarding) beroepen op de vernietigbaarheid van het ontslag.
Ter zitting heeft [naam eisende partij] gemeld dat zij naar alle waarschijnlijkheid met ingang van
14 augustus 2012 aan de slag kan bij een nieuwe werkgever.
c. de beoordeling
De kantonrechter acht het spoedeisende belang gelet op de aard van de vordering aannemelijk. Het gegeven dat de echtgenoot van [naam eisende partij] ook inkomen heeft, neemt niet weg dat [naam eisende partij] verstoken is van een deel van haar gebruikelijke inkomsten.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat hetgeen thans gevorderd wordt, in min of meer dezelfde vorm kans van slagen heeft. Deze vaststelling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren gebracht is, afgezet tegen de kansen in een eventuele bodemprocedure.
Gelet op de door partijen ingediende stukken en op hetgeen ter zitting van 13 augustus 2012 naar voren gebracht is, is de kantonrechter van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid gezegd kan worden dat de vorderingen van [naam eisende partij] ten aanzien van azM Herstelzorg in die procedure (onverkort) voor toewijzing vatbaar zijn.
[naam eisende partij] heeft erkend dat zij een geldbedrag van € 50,00 van een collega weggenomen heeft.
Het door [naam eisende partij] gevoerde verweer dat azM Herstelzorg hierin ten onrechte een dringende reden heeft gezien die het ontslag op staande voet rechtvaardigt, kan niet slagen.
Het feit dat iemand geld neemt uit de tas van een collega is zonder meer als ontoelaatbaar gedrag te kwalificeren. [naam eisende partij] heeft hiermee het vertrouwen van haar werkgever en haar collega’s ernstig beschaamd. [naam eisende partij] heeft de direct bij het incident betrokken collega, [naam collega], in een gewetensconflict gebracht, omdat deze enerzijds niet als “verklikker” wilde worden gezien, maar anderzijds toch het voorval wilde melden (bijlage 1 bij het faxbericht van 9 augustus 2012). Bovendien speelt een rol dat azM Herstelzorg een organisatie is waarin merendeels oudere patiënten verzorgd worden die herstellende zijn van een (zware) medische ingreep. Deze patiënten verkeren derhalve in een afhankelijkheidspositie, waardoor temeer van belang is dat op de medewerkers kan worden vertrouwd.
De ernst van het feit moet [naam eisende partij] duidelijk geweest zijn, aangezien al gedurende een langere periode onrust in de organisatie heerste, omdat geldbedragen vermist werden in de A-vleugel. Uit de verslagen van de team- dan wel werkoverleggen uit 2010 blijkt, dat aandacht hiervoor gevraagd is (bijlage 2 bij het faxbericht van 9 augustus 2012) en dat uitgesproken is dat in geval van betrokkenheid van een medewerker onmiddellijk ontslag op staande voet zou volgen. AzM Herstelzorg heeft derhalve op voorhand duidelijk gemaakt dat niet met een minder zware sanctie zou worden volstaan.
Het verweer van [naam eisende partij] dat haar handelen verschoonbaar is, omdat zij in een vlaag van verstandsverbijstering zou hebben gehandeld, kan evenmin slagen.
Als uitgangspunt geldt dat voor de beantwoording van de vraag of een ontslag op staande voet al dan niet rechtsgeldig gegeven is, in principe niet vereist is dat de werknemer een verwijt kan worden gemaakt van de daad of gedraging die tot het ontslag geleid heeft. De in artikel 7:678 lid 1 BW vervatte maatstaf is, dat als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 677 BW beschouwd worden “zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”. Het hangt af van de aard van de dringende, voor het ontslag op staande voet aangevoerde reden, en, zo die aard niet reeds meebrengt dat de eis van verwijtbaarheid moet worden gesteld, van de afweging van de concrete omstandigheden van het geval, of het verweer van de werknemer dat die reden niet toereikend is voor een ontslag op staande voet, omdat die gedraging hem niet valt te verwijten, doel kan treffen (vgl. HR 3 maart 1989, NJ 1989, 549 en HR 29 september 2000, JAR 2000, 223).
In het onderhavige geval heeft [naam eisende partij] na het incident hulp gezocht bij een psycholoog. Uit de brief van 6 augustus 2012 van Mieke Vinkenroye (GZ-psycholoog) blijkt dat ten behoeve van [naam eisende partij] een behandeltraject is opgesteld gericht op verwerking van de gebeurtenis en op het voorkomen van recidivisme. [naam eisende partij] heeft kennelijk last van het gebeurde en de gevolgen daarvan. Er is echter geen indicatie dat er vóór het incident omstandigheden speelden die mogelijk een reden vormden dat haar de gedraging niet te verwijten viel. Vooralsnog kan derhalve niet anders worden geconcludeerd dan dat [naam eisende partij] verantwoordelijk moet worden gehouden voor haar gedrag.
Gelet op het vorenstaande kan het standpunt van [naam eisende partij] dat er geen sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt, niet worden gevolgd. De door haar gevorderde doorbetaling van loon dient te worden afgewezen. De nevenvorderingen volgen hetzelfde lot.
[naam eisende partij] dient, als de merendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden verwezen in de proceskosten, aan de zijde van azM Herstelzorg tot op heden begroot op € 200,00 voor het salaris van de gemachtigde.
3. BESLISSING
Wijst het gevorderde af.
Veroordeelt [naam eisende partij] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van azM Herstelzorg tot op heden begroot op € 200,00 voor het salaris van de gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.