Parketnummer: 03/873071-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 augustus 2012
[Naam verdachte],
[geboortedatum- en plaats],
[adresgegevens].
Raadsman is mr. P.G.J.M. Boonen, advocaat te Hoensbroek.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 juli 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zijn minderjarige zoon stelselmatig heeft geslagen en geschopt.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit, zoals het is tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het schoppen met geschoeide voet. Van dit onderdeel moet verdachte dan ook worden vrijgesproken. Een beroep op het ouderlijk tuchtigingsrecht kan naar het oordeel van de officier van justitie niet slagen. Het eenmalig geven van een corrigerende tik levert nog niet zonder meer een mishandeling op, echter de “opvoedkundige correcties” die verdachte bezigde, overstijgen de grenzen van het toelaatbare. Van ontslag van alle rechtsvervolging kan daarom geen sprake zijn.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting primair tot vrijspraak geconcludeerd. Weliswaar bevat het procesdossier voldoende wettige bewijsmiddelen, echter de verklaringen van [naam getuige], [naam getuige] en [naam getuige] bevatten dusdanige tegenstrijdigheden, dat niet gesproken kan worden van overtuigend bewijs.
Voor zover de rechtbank wel tot de overtuiging zou komen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, concludeert de raadsman dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, vanwege het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Verdachte heeft [naam kind] vaker een corrigerende tik heeft gegeven, echter dit is gerechtvaardigd door het ouderlijk tuchtigingsrecht in het kader van de uitoefening van het ouderlijk gezag.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 6 december 2010 doet [naam getuige] aangifte van mishandeling. [naam kind] stelt dat hij in de periode van 1 januari 2006 tot 1 maart 2010, stelselmatig is mishandeld door verdachte, zijnde zijn vader. [naam kind] verklaart dat verdachte hem bij de geringste aanleiding sloeg en dat zijn moeder daarvan vrijwel steeds getuige is geweest. [naam kind] verklaart dat de mishandelingen, voor zover hij zich kan herinneren, begin 2006 zijn begonnen. Destijds woonde hij samen met zijn ouders [adresgegevens. [naam kind] herinnert zich dat verdachte hem steeds vaker sloeg en dat de klappen ook steeds meer pijn deden. Zo verklaart hij dat verdachte hem nagenoeg wekelijks sloeg, zowel met een vlakke hand als met een vuist. Verdachte sloeg [naam kind] meestal in het gezicht, op het hoofd of op de billen. In de loop der tijd werden de mishandelingen ook steeds heftiger. Op enig moment begon verdachte zelfs te schoppen. Daar hield [naam kind], volgens eigen zeggen, blauwe plekken en bulten aan over.
De blauwe plekken zijn waargenomen door een leerkracht van de Gereformeerde basisschool Benjamin te Treebeek. Wanneer [naam kind] vanwege zijn blauwe plekken wordt aangesproken door zijn leerkracht, verklaart hij dat hij thuis geslagen wordt. In een reactie daarop doet de directeur van voornoemde basisschool een zorgmelding bij Bureau Jeugdzorg en wordt het gezin diverse keren bezocht door een medewerkster van Bureau Jeugdzorg en een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming.
Eind 2009 maakt verdachte kenbaar dat hij een echtscheidingsprocedure in gang wil zetten en op 1 maart 2010 verlaat hij de echtelijke woning. Sindsdien hebben geen mishandelingen meer plaatsgevonden. Tot slot verklaart [naam kind] dat hij voornamelijk op psychisch vlak veel last heeft van de gevolgen van de mishandelingen. [naam kind] stottert in erge mate, slaapt slecht en lijdt aan angsten. Van de mishandelingen zijn geen medische rapporten opgesteld. De moeder van [naam kind] mocht, vanwege haar geloof, met niemand over de mishandelingen praten.
In reactie op de aangifte van [naam getuige] is verdachte op 4 februari 2011 op het politiebureau te Landgraaf gehoord. Verdachte heeft verklaard dat [naam kind] wel eens lastig was en dan gecorrigeerd moest worden. Dat verdachte [naam kind] bij het minste sloeg, is niet juist. Verdachte heeft verklaard dat hij [naam kind] pas een corrigerende tik gaf als waarschuwingen en andersoortige straffen niet hielpen. In het begin sloeg verdachte [naam kind] op de kont, maar later gaf verdachte [naam kind] ook wel eens een klap op de wang of op het achterhoofd. Of verdachte [naam kind] wekelijks een tik gaf, weet verdachte niet meer. Dat lag eraan of [naam kind] gehoorzaam was. Verdachte ontkent [naam kind] ooit met een vuist te hebben geslagen. Als verdachte [naam kind] corrigeerde, dan was dat altijd met een vlakke hand.
Verdachte gaf slechts een tik met het doel om [naam kind] te waarschuwen of te laten schrikken en niet met het doel om [naam kind] pijn te doen. Verdachte stelt dat [naam kind] nooit enig letsel heeft gehad als gevolg van een dergelijke corrigerende tik.
De blauwe plekken die bij [naam kind] zijn waargenomen, schrijft verdachte toe aan ruzies die plaatsvonden tussen [naam kind] en zijn jongere broer [Naam jongere broer]. Verdachte verklaart dat hij [naam kind] na de interventie van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming niet meer fysiek corrigeerde. Verdachte ontkent [naam kind] te hebben getrapt dan wel met een broekriem te hebben geslagen. Wel had hij [naam kind] een schop onder diens kont gegeven, maar dat was niet hard. De bloedneuzen van [naam kind] hadden niets te maken met de corrigerende tikken van verdachte. Als [naam kind] al blauwe plekken heeft gehad, dan waren deze het gevolg van ruzies tussen [naam kind] en [Naam jongere broer].
Ter terechtzitting van 24 juli 2012 blijft verdachte bij de door hem bij de politie afgelegde verklaring. Verdachte benadrukt dat hij slechts een corrigerende tik gaf als ultimum remedium. Verdachte gaf [naam kind] dan met een vlakke hand een zachte tik achter de oren. Verdachte heeft [naam kind] wel eens een schop onder de kont gegeven, maar dat was met een niet-geschoeide voet. Vooral na de ziekenhuisopname in 2008 van zijn ex-echtgenote was [naam kind] steeds meer puberaal gedrag gaan vertonen. Het was dan vaker nodig om [naam kind] te corrigeren. Of [naam kind] een tik kreeg, hing af van zijn gehoorzaamheidsniveau. Het kwam wel eens voor dat [naam kind] verdachte uitschold voor klootzak. Als hij zich dan niet liet corrigeren en doorging tot het uiterste, zag verdachte zich genoodzaakt om [naam kind] een tik te geven.
Op 2 februari 2011 is [naam getuige], de broer van [naam kind], als getuige bij de politie te Landgraaf gehoord. Vervolgens is [Naam jongere broer] op 2 december 2011 gehoord bij de rechter-commissaris. [Naam jongere broer] heeft bij de rechter-commissaris, dermate ambivalent verklaard, dat de rechter-commissaris zich genoodzaakt zag het verhoor te staken. De erg wisselende inhoud van de verklaringen van [naam getuige] maakt dat de rechtbank de verklaringen van [naam getuige] niet betrouwbaar acht en daarom bij de beoordeling geheel buiten beschouwing zal laten.
De ex-echtgenote van verdachte, mevrouw [Naam ex-echtgenote van verdachte], is op 26 januari 2011 als getuige bij de politie te Landgraaf gehoord. Gebleken is dat [Naam ex-echtgenote van verdachte] voorafgaand aan het afleggen van haar verklaring bij de politie de aangifte van [naam kind] heeft doorgelezen. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat [Naam ex-echtgenote van verdachte] haar verklaring heeft afgestemd op hetgeen [naam kind] heeft verklaard. Op 2 december 2011 is [Naam ex-echtgenote van verdachte] aanvullend gehoord bij de rechter-commissaris. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris is het ernstige vermoeden gerezen dat [Naam ex-echtgenote van verdachte], voorafgaand aan het verhoor, haar eigen verklaring bij de politie had doorgelezen. De rechtbank heeft daarom ernstige twijfels over de betrouwbaarheid van de door de getuige [Naam ex-echtgenote van verdachte] afgelegde verklaringen. In verband hiermee zal de rechtbank bij de beoordeling de beide verklaringen van de getuige [Naam ex-echtgenote van verdachte] buiten beschouwing laten.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de aangifte van [naam kind] en de verklaringen van verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zijn zoon [naam kind] in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 maart 2010, meermalen met een vlakke hand heeft geslagen. Verdachte heeft zelf toegegeven dat hij [naam kind] af en toe met een vlakke hand sloeg.
De rechtbank acht onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte zijn zoon [naam kind] heeft geslagen met een vuist, heeft geschopt met een geschoeide voet, dan wel heeft geslagen met een riem. Weliswaar kan hiervoor bewijs worden ontleend aan de verklaringen van mevrouw [Naam ex-echtgenote van verdachte] - de ex-echtgenote van verdachte en de moeder van [naam kind] - en de verklaringen van [naam getuige] - de broer van [naam kind] - , maar de rechtbank acht deze verklaringen niet betrouwbaar.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat [naam kind] als gevolg van het slaan met een vlakke hand, letsel heeft bekomen. Door een leerkracht van de voormalige basisschool van [naam kind] is weliswaar waargenomen dat [naam kind] blauwe plekken op de armen had, maar daarvoor zijn diverse andere oorzaken aanwijsbaar. Zo zouden de blauwe plekken het gevolg kunnen zijn geweest van het ruw stoeien met vriendjes of van het spelen met de jonge hond van de familie. Ook zouden de blauwe plekken kunnen zijn ontstaan tijdens ruzies tussen [naam kind] en zijn jongere broer [Naam jongere broer]. Ook de bloedneuzen van [naam kind] hoeven niet direct het gevolg te zijn geweest van het slaan met de vlakke hand door verdachte. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van voornoemde onderdelen van de tenlastelegging.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode 1 januari 2006 tot 1 maart 2010, in de gemeente Landgraaf, meermalen opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [naam kind], zijnde zijn kind, met de vlakke hand tegen het gezicht of hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte [naam kind] inderdaad zo nu en dan met de vlakke hand een corrigerende tik gaf, echter dat dit steeds op verantwoorde wijze plaatsvond in het kader van het ouderlijk tuchtigingsrecht en daarom gerechtvaardigd is. De raadsman concludeert dan ook dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank volgt dit verweer van de raadsman niet en overweegt in dat kader als volgt. Een beroep op het ouderlijk tuchtigingsrecht is naar Nederlands recht weliswaar niet uitgesloten, echter de inzichten in dat kader zijn aan verandering onderhevig. Vanuit internationaal perspectief is een beperking van het ouderlijk tuchtigingsrecht te bespeuren, in die zin dat geen geestelijk of lichamelijk geweld tegen kinderen gebruikt mag worden, zelfs niet indien dit plaatsvindt in het kader van de uitoefening van het ouderlijk gezag. Het vorenstaande blijkt ondubbelzinnig uit het bepaalde in artikel 19, eerste lid van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarin staat dat elk kind recht heeft op bescherming tegen alle vormen van lichamelijke en geestelijke mishandeling en verwaarlozing, zowel in het gezin als daarbuiten. Voor zover nog ruimte bestaat voor het ouderlijk tuchtigingsrecht dient, naar het oordeel van de rechtbank gekeken te worden naar de feiten en omstandigheden waaronder de tuchtiging heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft toegegeven dat hij zijn zoon meermalen met een vlakke hand tegen het gezicht dan wel het hoofd heeft geslagen. Evident is dat het slaan tegen een kwetsbaar lichaamsdeel als het hoofd niet zonder gevaar is. Een dergelijke handeling kan daarom, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook nimmer worden aangemerkt als een verantwoorde corrigerende tik in het kader van het ouderlijk tuchtigingsrecht.
Van overige feiten en omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte zouden uitsluiten is niet gebleken. De verdachte is daarom strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 80 uren, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Voor zover de rechtbank toch tot een bewezenverklaring en strafbaarheid van verdachte mocht concluderen, heeft de raadsman verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte first offender is, dat het een ouder feit betreft en dat het recidiverisico, blijkens het reclasseringsrapport, laag is ingeschat. Daarnaast verzoekt de raadsman rekening te houden met het feit dat zowel verdachte als diens ex-partner zijn opgegroeid in een situatie waarin tucht gemeengoed was.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de straftoemeting overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zijn zoon gedurende een periode van ruim vier jaren meermalen in het gezicht geslagen. Het slaan in het gezicht heeft een uitermate kleinerend effect, waardoor het slachtoffer niet alleen lichamelijk letsel kan bekomen maar evengoed ook geestelijk letsel. Verdachte heeft zijn zoon telkens geslagen binnen de huiselijke kring, waardoor hij zijn zoon gedurende een lange periode het gevoel van veiligheid en geborgenheid heeft ontnomen. Uit de aangifte blijkt dat zoon [naam kind] inderdaad psychische lijdensdruk heeft ervaren als gevolg van de mishandelingen door zijn vader. Nadat verdachte was geconfronteerd met de psychische klachten van [naam kind] heeft hij weinig inlevingsvermogen getoond en zelfs de gevolgen van de jarenlange mishandelingen gebagatelliseerd. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van mishandeling. Op basis van die oriëntatiepunten zou een geldboete een aangewezen sanctie zijn. De rechtbank acht een geldboete evenwel geen passende sanctie voor het leed dat verdachte zijn zoon heeft aangedaan. De financiële situatie van verdachte laat de oplegging van een hoge geldboete ook niet toe, nu verdachte moet aflossen op een tijdens zijn huwelijk ontstane hoge schuldenlast.
Ook houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met het feit dat verdachte geen strafblad heeft en dat de Reclassering het recidiverisico laag heeft ingeschat. Een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank daarom niet passend.
Gezien het vorenstaande zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uur, bij niet voldoen te vervangen door 15 dagen hechtenis.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 uren;
- beveelt dat indien de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. J.H. Klifman en
mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.R.A. Greven, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 augustus 2012.
Buiten staat
Mr. C.M.W. Nobis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2006 tot 1 maart 2010, in de gemeente Landgraaf, meermalen en/of stelselmatig opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam kind], zijnde zijn kind), met de vlakke hand en/of vuist(en) in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of met een riem heeft geslagen en/of met geschoeide voet heeft
getrapt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.