RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 31 juli 2012
Zaaknummer: 160698 / FA RK 11-474
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[Naam vader],
verzoeker, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: voorheen mr. Y.K. Kunze, thans mr. R.P.F. Rober,
[Naam moeder],
wederpartij, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. C.C.B. Breij.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door deze rechtbank gegeven en op 9 augustus 2011 uitgesproken beschikking.
1. Verder verloop van de procedure
De Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht, verder te noemen: de raad, heeft op 8 november 2011 een rapport uitgebracht.
Bij schrijven van 18 november 2011 heeft de raad de schriftelijke reactie d.d. 14 november 2011 van de vader overgelegd.
De behandeling is voortgezet ter zitting van 17 april 2012.
De zittingsrechter is niet in staat de beschikking te geven.
De raad heeft geadviseerd het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen.
Volgens de raad zal [de minderjarige] bij toewijzing van vaders verzoek ernstig klem raken tussen haar ouders. De minimale basis voor gezamenlijk gezag, namelijk constructief overleg tussen de ouders, ontbreekt en beide ouders geven aan onvoldoende vertrouwen in elkaar te hebben. Volgens de raad zijn de ouders niet in staat om persoonlijk en/of inhoudelijk contact op adequate wijze vorm te geven en is in deze situatie binnen afzienbare tijd geen verbetering te verwachten.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de raad desgevraagd toegelicht dat het voor vader moeilijk is om constructief overleg te voeren; vader komt aanvallend over, mede door zijn persoonlijke problematiek.
3. Standpunten belanghebbenden
In een schriftelijke reactie d.d. 14 november 2011 aan de raad stelt de vader dat de raad te veel stilstaat bij vermeend huiselijk geweld, omdat dit niets te maken heeft met omgang of gezamenlijk gezag.
Verder geeft de vader aan dat hij het vervelend vindt dat de moeder aan [de minderjarige] een verkeerd vaderbeeld heeft voorgehouden en dat het soms lijkt of [de minderjarige] dingen niet mag vertellen van moeder. Vader vindt het treurig dat moeder weinig vertrouwen in hem heeft. Hij doet zijn uiterste best en geniet van elke minuut dat [de minderjarige] bij hem is; vader houdt zich aan alle afspraken.
Vader stelt dat hij wel met moeder kan communiceren, maar dat moeder aangeeft dat zij dit niet met hem kan. Vader kan hieraan niets veranderen.
Ten slotte geeft de vader in voormeld schrijven aan dat hij bang is dat hij [de minderjarige] niet meer te zien zal krijgen als er met moeder iets gebeurt, aangezien de grootouders dan de zeggenschap over [de minderjarige] krijgen.
Ter zitting van 17 april 2012 heeft de vader nader aangevoerd dat ouders elkaar over en weer wel vertrouwen en dat partijen de kans moeten krijgen om te laten zien dat zij wel kunnen communiceren. Volgens de vader heeft de raad het klemcriterium en zijn stelling dat ouders niet adequaat kunnen communiceren onvoldoende toegelicht.
Vader begrijpt niet dat moeder soms bang voor hem is. Er is wel veel gebeurd in het verleden, maar nu de omgang goed loopt is er een begin en zullen beide partijen de volgende stap moeten kunnen maken.
De moeder is het eens met het advies van de raad. Tijdens het gezamenlijk overleg bij de raad is gebleken dat partijen niet kunnen communiceren; zelfs met aanwijzingen is het niet gelukt. Als moeder tijdens een telefoongesprek iets zegt, hangt vader op of begint hij te schelden. Daarom wordt alleen via “sms” gecommuniceerd.
Moeder geeft aan dat zij wel vertrouwen heeft in vader als ouder, maar niet als persoon. Zij blijft angst houden.
In beginsel oefenen ouders gezamenlijk het gezag over hun minderjarig kind uit. Op grond van artikel 1:253c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt een verzoek tot gezamenlijk gezag slechts afgewezen als er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering komt of als afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Uit de stukken blijkt dat de vader vanaf augustus 2007 tot voorjaar 2010 geen contact heeft gehad met [de minderjarige]. Daarna is de omgang, na bemiddeling door de raad, langzaam op gang gekomen. Beide ouders geven nu aan dat de omgang op zich goed verloopt.
Beide ouders geven echter ook aan dat de communicatie over de omgang zeer moeizaam verloopt en slechts mogelijk is via “sms”. Volgens de vader praat hij niet met de moeder omdat hij niet weet waar hij goed aan doet en laat hij de communicatie vaker via de advocaat lopen.
Beide ouders geven aan dat alleen over het hoognodige gecommuniceerd wordt.
Over de redenen van de slechte communicatie zijn de ouders het oneens; de moeder stelt dat zij bang is voor vader en dat vader scheldt; de vader begrijpt de angst van moeder niet, stelt dat vermeend huiselijk geweld niets met gezag en omgang te maken heeft en zegt dat hij heeft geprobeerd met moeder te praten, maar dat het niet lukt zolang moeder er niet voor openstaat.
Volgens de raadsrapportage is tijdens het gezamenlijk gesprek van de ouders onder begeleiding van de gedragsdeskundige gebleken dat een moeizame communicatie en gespannen verstandhouding tussen de ouders bestaat.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat een goede communicatie tussen de ouders ontbreekt.
Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag in het algemeen is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van de minderjarige het gezag bij een van de ouders alleen moet worden gelaten.
In de huidige situatie oordeelt de rechtbank echter dat het risico bestaat dat de minderjarige [de minderjarige] ten gevolge van de slechte communicatie klem of verloren raakt bij gezamenlijk gezag.
De ouders communiceren namelijk alleen over het hoognodige met betrekking tot de omgang en alleen via “sms”. Daarnaast is gebleken dat de vader in het gezamenlijk gesprek tussen de ouders bij de raad afwisselend een defensieve, aanvallende of provocerende houding aanneemt, waardoor de moeder weinig ruimte krijgt voor eigen inbreng. Daar waar de ouders over de omgang al slecht communiceren en geen sprake lijkt van gelijkwaardigheid, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat partijen wel op de goede manier kunnen communiceren en beslissingen in gezamenlijk overleg kunnen nemen zodra zij gezamenlijk gezag hebben.
Om tot goede communicatie te komen acht de rechtbank het bovendien van belang dat de ouders elkaar vertrouwen. Volgens de raad vertrouwen de ouders elkaar niet als persoon; de ouders hebben deze visie niet weersproken.
Beide ouders zeggen weliswaar dat zij vertrouwen hebben in elkaars kwaliteiten als ouders, maar de rechtbank is hiervan niet overtuigd. Zo stelt de vader in zijn schrijven van 14 november 2011 dat moeder geen slechte moeder is, maar dat hij geen volledig vertrouwen heeft door zaken die zijn voorgevallen. Verder staat in de raadsrapportage dat vader zorgen heeft over de lichamelijke verzorging van [de minderjarige] en over haar thuissituatie, maar dit niet met moeder durft te bespreken, omdat hij bang is dat hij [de minderjarige] dan niet meer te zien krijgt. Moeder heeft aan de raad aangegeven dat zij weinig vertrouwen heeft in vader en dat vader liegt.
De rechtbank acht deze ouders niet in staat tot goede communicatie noch tot het nemen van gezamenlijke beslissingen, zolang zij elkaar niet vertrouwen.
De rechtbank overweegt dat de omgang weliswaar goed verloopt, maar dat het evenwicht wankel is; beide ouders geven aan dat [de minderjarige] gesloten is over de thuissituatie bij de andere ouder. Volgens de raad krijgt [de minderjarige] het een en ander mee van de moeizame verstandhouding tussen haar ouders en probeert zij beide thuissituaties van elkaar te scheiden. De rechtbank ziet hierin een risico voor de ontwikkeling van [de minderjarige] en oordeelt dat, wanneer de ouders vanwege gezamenlijk gezag gedwongen worden om nog meer met elkaar te communiceren, terwijl zij daartoe thans niet in staat zijn, [de minderjarige] nog meer wordt blootgesteld aan de moeizame verstandhouding tussen de ouders.
Het risico dat [de minderjarige] daardoor klem of verloren raakt acht de rechtbank onaanvaardbaar.
De rechtbank oordeelt dat het niet te verwachten is dat in de bovengenoemde omstandigheden binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, gelet op de reeds jaren bestaande slechte communicatie, gelet op de gezamenlijke bespreking van partijen bij de raad en gelet op het standpunt van beide ouders dat zij niet open staan voor begeleiding door een neutrale derde.
Het verzoek van de vader dient dan ook te worden afgewezen.
De door vader ook genoemde reden voor gezamenlijk gezag, namelijk de angst dat hij zijn dochter niet meer te zien krijgt als moeder zou overlijden, kan de rechtbank niet tot een ander oordeel leiden. Mocht die situatie zich voordoen, dan biedt de wet vader andere mogelijkheden.
Wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.