ECLI:NL:RBMAA:2012:BX3373
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling omgangsregeling tussen vader en kinderen in het licht van agressie en geweld
In deze zaak verzoekt een vader zonder gezag om de vaststelling van een omgangsregeling met zijn twee kinderen, die 4 en 3 jaar oud zijn. De vader beroept zich op zijn recht op contact op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De moeder verzet zich tegen dit verzoek en voert aan dat de vader agressief en gewelddadig is, wat haar angst aanjaagt. De rechtbank overweegt dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er aanwijzingen zijn van agressie, geweld en bedreigingen. Hierdoor zijn de gronden voor ontzegging van het recht op omgang aanwezig, en de belangen van de kinderen wegen zwaarder dan het recht van de vader op omgang.
De rechtbank verwijst naar een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin wordt geconcludeerd dat contact tussen de vader en de kinderen de huidige opvoedingssituatie van de kinderen bij de moeder zou verstoren, met onaanvaardbare risico's voor hun ontwikkeling. De vader heeft in een brief aangegeven dat hij het niet eens is met het advies van de raad en verzoekt de rechtbank om een omgangsregeling vast te stellen. Hij ontkent dat er sprake is van huiselijk geweld en stelt dat de moeder niet uit angst is vertrokken, maar vanwege een huurachterstand.
De rechtbank constateert dat de ouders tegenstrijdige stellingen hebben over de situatie, en dat de verstandhouding ernstig verstoord is. De rechtbank acht het aannemelijk dat de moeder bang is voor de vader, en dat er sprake is van agressie en geweld van de vader jegens de moeder, wat ook door derden is bevestigd. Gezien deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat omgang met de vader ernstige nadelen zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. Het verzoek van de vader wordt dan ook afgewezen, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.