ECLI:NL:RBMAA:2012:BX3190
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid Nederlandse rechter in omgangsregeling met minderjarige woonachtig op Sint Maarten
In deze zaak verzoekt een grootmoeder, afkomstig uit Haïti en woonachtig in Nederland, om vaststelling van een omgangsregeling met haar kleinzoon, die in Nederland is geboren maar inmiddels op Sint Maarten woont. De rechtbank Maastricht verklaart zich in de loop van de procedure onbevoegd, omdat de minderjarige nu op Sint Maarten verblijft en de Nederlandse rechter niet langer de meest geschikte rechter is om over deze kwestie te oordelen. Dit besluit is gebaseerd op het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, dat van toepassing is op de situatie, nu Sint Maarten per 10 oktober 2010 is toegetreden tot dit verdrag.
De grootmoeder was aanvankelijk ontvankelijk verklaard in haar verzoek, maar de vader van de minderjarige heeft aangevoerd dat de rechtbank geen rechtsmacht meer heeft, omdat hij met de minderjarige naar Sint Maarten is verhuisd. De vader stelt dat het belang van het kind het beste gewaarborgd is bij de rechter van de gewone verblijfplaats van het kind. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 3 januari 2012 bij een tante op Sint Maarten woont, wat een duurzaam verblijf impliceert.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de vader grote bezwaren heeft tegen omgang tussen de grootmoeder en de minderjarige, en dat de minderjarige zelf ook geen contact wil. De rechtbank concludeert dat, gezien de gewijzigde omstandigheden en het interregionale karakter van de zaak, het in het belang van de minderjarige is dat de zaak door de rechter op Sint Maarten wordt behandeld. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd om van de zaak kennis te nemen, en verwijst naar de relevante internationale verdragen en de belangen van het kind.