ECLI:NL:RBMAA:2012:BX2852

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700525-12
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de gevangenhouding in een doodslagzaak met ernstige bezwaren voor opzettelijke mishandeling

Op 26 juli 2012 heeft de Rechtbank Maastricht in een raadkamer zitting geoordeeld over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte, die wordt verdacht van doodslag en opzettelijke mishandeling met de dood ten gevolge. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vooralsnog onvoldoende ernstige bezwaren zijn ten aanzien van het primaire feit, namelijk doodslag. De raadkamer concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor het (voorwaardelijke) opzet op de dood van het slachtoffer, dat de verdachte een vuistslag heeft gegeven. De vraag of de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard, blijft open, omdat het dossier hiervoor onvoldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank heeft echter wel ernstige bezwaren geconstateerd voor het subsidiaire feit van opzettelijke mishandeling, waarbij de dood van het slachtoffer een geobjectiveerd gevolg is. De rechtbank houdt rekening met het strafblad van de verdachte en de kans dat hij na invrijheidsstelling opnieuw een misdrijf zal begaan. Daarom heeft de rechtbank besloten de gevangenhouding van de verdachte te verlengen voor een termijn van 69 dagen, waarbij de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in het Huis van Bewaring te Maastricht of een ander Huis van Bewaring.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
BEVEL EERSTE VERLENGING GEVANGENHOUDING
Parketnummer: 03/700525-12
De rechtbank te Maastricht.
Gezien de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van 26 juli 2012, strekkende tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van:
[verdachte],
geboren op [geboortegegevens],
wonende te [adres],
thans verblijvende te: Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Gezien het bevel tot gevangenhouding d.d. 05 juli 2012.
Gelet op het verhandelde ter zitting, zoals bij daarvan afzonderlijk opgemaakt proces-verbaal vermeld, komt de raadkamer tot de navolgende overwegingen.
De raadkamer acht het vooralsnog onvoldoende aangetoond dat verdachte bij het geven van de vuistslag aan het slachtoffer uit was op de dood van het slachtoffer. Daarvoor, voor het bewijs van het opzet op de dood, bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten.
De raadkamer heeft zich vervolgens afgevraagd of verdachte bij het geven van de vuistslag aan het slachtoffer willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer door de vuistslag heeft aanvaard. Of hij dus, met andere woorden, het zogeheten "voorwaardelijk opzet" op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Ook daarvoor bevat het dossier vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten. Eerst en vooral blijft de vraag open of er bij het geven van een vuistslag op
de torso van een persoon de aanmerkelijke kans op de dood van die persoon bestaat. Dat die kans bestaat en zich in het onderliggende geval helaas heeft verwezenlijkt, wil nog niet zeggen dat die kans ook aanmerkelijk is. Voorts blijft de vraag open of verdachte, zo uit latere onderzoeksbevindingen mocht blijken dat de kans toch aanmerkelijk is, ook heeft geweten van die kans. Dat verdachte de kickbokssport beoefende acht de raadkamer op zichzelf onvoldoende om die vraag bevestigend te kunnen beantwoorden.
De raadkamer acht thans derhalve geen ernstige bezwaren aanwezig voor het primaire feit op de vordering tot gevangenhouding.
Vaststaat voor de raadkamer wel dat verdachte het slachtoffer een vuistslag heeft verkocht. Het slachtoffer is vervolgens komen te overlijden. Daarmee zijn wel de ernstige bezwaren gegeven voor het subsidiaire feit: mishandeling de dood ten gevolge hebbend. Bij dit feit is de dood een zogenoemd "geobjectiveerd gevolg". Een gevolg waarop het opzet van de verdachte niet gericht behoeft te zijn geweest, maar wat hem wel tegengeworpen en verweten kan worden.
Naast deze ernstige bezwaren ziet de raadkamer ook nog een grond aanwezig. Deze grond ziet op het feit dat de raadkamer er (gelet op verdachtes strafblad en zijn, mede uit het strafblad sprekende, kennelijke levenshouding) ernstig rekening mee houdt dat verdachte na zijn invrijheidsstelling wederom een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
De raadkamer zal de gevangenhouding gelasten voor de (resterende maximale) duur van 69 dagen.
Gezien art. 66, 67, 67a en 78 Wetboek van Strafvordering;
VERLENGT de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van verdachte
voor een termijn van NEGEN-EN-ZESTIG dagen en bepaalt dat de voorlopige
hechtenis zal worden ondergaan in het Huis van Bewaring te Maastricht, danwel
in enig ander Huis van Bewaring.
Aldus gedaan op 26 juli 2012,
door mrs. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter
C.M.W. Nobis, rechter
M.B. Bax, rechter,
in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande
beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
Maastricht, 26 juli 2012.
De officier van justitie,
Gezien op
De Directeur van het Huis van Bewaring,