ECLI:NL:RBMAA:2012:BX2389

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
479679 EJ 12-160
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak verzocht een besloten vennootschap om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een medewerkster op grond van bedrijfseconomische redenen. De medewerkster was sinds 10 oktober 2011 in dienst en had zich op 7 juni 2012 ziek gemeld vanwege werkgerelateerde stemmingsklachten. De werkgever stelde dat de onderneming moest worden ontmanteld vanwege onvoldoende liquide middelen en dat het betalen van ontslagvergoedingen zou leiden tot faillissement. De kantonrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een gewichtige reden voor ontbinding vormden, ondanks de arbeidsongeschiktheid van de medewerkster. De kantonrechter oordeelde dat de kantonrechtersformule voor de berekening van de ontslagvergoeding niet van toepassing was, omdat de werkgerelateerde klachten van de medewerkster niet in een formule te vatten waren. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 augustus 2012, en de medewerkster kreeg een vergoeding van € 25.000,00 bruto toegekend. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Beschikking op verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 18 juli 2012
Zaak/Rep.nr. : 479679 ej 12-160
De kantonrechter
gezien het op 15 juni 2012 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoeker], gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats], gemachtigde mr. H.T.M. Bartels te Geleen, waarin zij verzoekt de tussen haar als werkgeefster en [verweerder], wonende te [adres], als werknemer bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden;
voorts gezien het op 11 juli 2012 ontvangen verweerschrift met bijlagen en de aantekeningen van de op 18 juli 2012 gehouden mondelinge behandeling;
gehoord partijen.
Overweegt:
Op grond van de EG-Verordening van 22 december 2000 kan een werkgever zijn vordering met betrekking tot individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst slechts brengen voor de gerechten van de lidstaat waar de werknemer woonplaats heeft. Hiervan kan worden afgeweken indien partijen dat na het ontstaan van het geschil overeenkomen. In het onderhavige geval is zulks geschied en hebben partijen de Nederlandse rechter als bevoegde rechter aangewezen.
[verzoeker] stelt in het verzoekschrift dat [verweerder], geboren op [1972], sedert 10 oktober 2011 bij haar in dienst is, laatstelijk tegen een salaris van € 2.317,59 bruto per vier weken, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
[verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens gewichtige redenen op grond van verandering van omstandigheden, gelegen in een bedrijfseconomische reden, stellende dat zij sinds het overlijden van haar bestuurder [naam bestuurder], die zich bezig hield met de acquisitie van werk, ontstoken is gebleven van orders en dat de activiteit binnen haar onderneming hierdoor geheel is stilgevallen.
De onderneming beschikt momenteel over onvoldoende liquide middelen om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen, waardoor zij zich genoodzaakt ziet het dienstverband met [verweerder] te beëindigen.
[verzoeker] stelt in dit kader te hebben moeten besluiten tot beëindiging van haar activiteiten en ontmanteling van haar onderneming, waarbij zij zijdelings nog opmerkt dat de arbeidsover-eenkomsten met alle overige medewerkers inmiddels zijn ontbonden. [verzoeker] geeft aan dat [verweerder] reeds geruime tijd is vrijgesteld van arbeid met behoud van salaris. Indien zij zou worden verplicht tot betaling van ontslagvergoedingen, zal dit het faillissement van de vennootschap betekenen, op grond waarvan zij verzoekt om aan [verweerder] geen beëindigings-vergoeding toe te kennen.
[verweerder] voert verweer en ontkent en betwist sinds 10 oktober 2011 bij [verzoeker] in dienst te zijn. Zij geeft een chronologisch overzicht van haar dienstverband, stellende dat zij
- per 21 januari 2008 in dienst is getreden bij [verzoeker naam 1];
- per 1 januari 2009 in dienst is bij [verzoeker naam 2];
- per 29 maart 2010 in dienst is bij [verzoeker naam 3] en
- per 10 oktober 2011in dienst is bij [verzoeker naam 4],
met de aantekening dat zij vanaf 21 januari 2008 zonder onderbreking voor voormelde B.V.’s in dezelfde ruimte, op dezelfde plek, op dezelfde stoel aan het adres [adres], haar werkzaamheden heeft verricht.
[verweerder] heeft zich op 7 juni 2012 ziek gemeld, naar aanleiding van werkgerelateerde stemmingsklachten. Zij geeft aan tot aan het moment van ziekmelding te hebben gewerkt en betwist derhalve de stelling van [verzoeker] dat zij reeds geruime tijd zou zijn vrijgesteld van arbeid met behoud van salaris.
Voor wat betreft de door [verzoeker] gestelde bedrijfseconomische noodzaak tot ontmanteling van haar onderneming, ontkent en betwist [verweerder] dat uit de geproduceerde financiële overzichten volgt dat er onvoldoende middelen zijn om de lopende crediteuren-verplichtingen te voldoen.
Mede in verband met haar arbeidsongeschiktheid en de verwachting dat de herstelperiode minimaal twee jaar zal duren, maakt [verweerder], voor het geval tot ontbinding van de arbeids-overeenkomst wordt overgegaan, aanspraak op een vergoeding van minimaal € 60.000,00 bruto.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met het be¬staan van een opzegverbod en vervolgens vastgesteld dat er aan de zijde van [verweerder] ongeschiktheid bestaat tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, die werk gerelateerd is. De kantonrechter heeft zich tevens vergewist of de WMCO ten deze toepasselijk is, hetgeen niet het geval is.
Uit hetgeen in de gedingstukken en de overgelegde producties is gesteld, alsmede uit hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, blijkt dat er sprake is van verandering in de omstandigheden, waardoor een gewichtige reden voorhan¬den geacht wordt, zodat een ontbinding op korte termijn van der partijen arbeidsovereen¬komst - ondanks de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] - gerechtvaardigd is.
Hierbij wordt meer in het bijzonder overwogen dat ten processe is komen vast te staan dat [verzoeker] om bedrijfseconomische redenen heeft besloten haar activiteiten te beëindigen en haar onderneming te ontmantelen, ten gevolge waarvan [verweerder] niet meer kan terugkeren naar haar vertrouwde werkplek in haar functie van secretaresse / administratief medewerkster, hetgeen [verweerder] niet valt te verwijten doch geheel behoort tot het bedrijfsrisico van [verzoeker].
Het vorenstaande leidt ertoe, dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden uitgesproken.
De kantonrechter is derhalve voornemens de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 augustus 2012.
Nu de ontbinding wegens verandering in de omstan¬digheden plaatsvindt, zijn er mede op grond van het hiervoren overwogene en gezien de omstandigheden aan de zijde van [verweerder] redenen aanwezig om aan haar een vergoeding naar billijkheid toe te kennen.
Vanwege het feit dat [verweerder] arbeidsongeschikt is en herstel vooralsnog niet in zicht is evenals het feit dat de ontslagbescherming wordt doorbroken, oordeelt de kantonrechter dat bij toemeting van de vergoeding onder de gegeven omstandigheden de kantonrechtersformule buiten toepassing dient te worden gelaten. De omstandigheden die aan de huidige situatie zijn voorafgegaan en het feit dat de door [verweerder] hieraan overgehouden stemmingsklachten in haar geheel werkgerelateerd zijn, zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet in een formule te vatten.
Daarenboven is de kantonrechter van oordeel dat bij de toemeting van de vergoeding naast het bovenstaande rekening ge¬houden dient te worden met de leeftijd van [verweerder] alsmede de duur van het dienstverband, ongeacht het feit dat partijen van mening verschillen over de aanvang van het dienstverband, waarbij [verzoeker] overigens onweersproken heeft gelaten dat [verweerder] vanaf 21 januari 2008 zonder onderbreking in dezelfde ruimte, op dezelfde plek, op dezelfde stoel en aan hetzelfde adres haar werkzaamheden heeft verricht.
Uitgaande van voormelde factoren acht de kantonrech¬ter, rekeninghoudend met de eisen van redelijkheid en billijkheid, toekenning van een vergoeding van € 25.000,00 bruto passend.
Partijen zijn bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in kennis gesteld van het voornemen van de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2012 te ontbinden onder toekenning van voormelde vergoe¬ding.
[verzoeker] heeft vervolgens te kennen gegeven het verzoek niet te zullen terug nemen, zodat reeds nu een eindbeslissing kan worden gegeven.
Gezien de uitkomst van deze zaak worden de proces¬kosten gecompenseerd.
Beschikt:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewichtige redenen, bestaande uit gewijzigde omstandigheden, met ingang van 1 augustus 2012.
Kent daarbij aan [verweerder] ten laste van [verzoeker] een vergoeding toe van € 25.000,00 bruto.
Veroordeelt [verzoeker] dit bedrag tegen bewijs van kwijting aan [verweerder] of aan een door haar aan te wijzen derde te voldoen.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
JS