Parketnummer: 03/700106-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juli 2012
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. A.B.J. van Daal-Keulers, advocaat te Beek.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een friture heeft overvallen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Ook acht hij bewezen dat verdachte een mes tegen de buik van [slachtoffer 1] heeft gedrukt, nu dat niet alleen uit haar aangifte, maar ook uit de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] blijkt.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de handelingen die verdachte met het mes heeft verricht.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 11 februari 2012 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een overval. Aangeefster werkt in de friture “[naam frituur]”, gelegen in Hoensbroek, gemeente Heerlen, die eigendom is van haar dochter [slachtoffer 2]. Op 11 februari 2012 liet haar dochter omstreeks 22.50 uur een jongen binnen, die een spoetnik en een frikadel speciaal bestelde. Toen aangeefster met de jongen wilde afrekenen en de kassalade opende, drukte hij een mes tegen haar buik en zei: “Geld”. Aangeefster begon te schreeuwen en liep naar achter in de zaak, waar haar dochter en de echtgenoot van aangeefster ([naam echtgenoot slachtoffer 2]) zich bevonden. Nadat de jongen de friture had verlaten, zag aangeefster dat vrijwel al het papiergeld uit de kassalade was weggenomen. Ze heeft verklaard dat zij denkt dat er tussen de € 150,- en
€ 200,- is gestolen.
De eigenaresse van de friture, tevens de dochter van aangeefster, [slachtoffer 2], heeft verklaard dat zij zag dat de man die zij omstreeks 22.50 uur had binnengelaten, een mes tegen de buik van haar moeder hield en iets zei over geld. Zij heeft verder verklaard dat zij schat dat er € 100,- à € 150,- in de kassalade zat.
Verdachte heeft een min of meer bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 11 februari 2012 op stap was in een café. Hij had die dag alcohol en drugs gebruikt. Op een gegeven moment was zijn geld op. Verdachte heeft verklaard dat hij toen een mes uit zijn auto heeft gepakt. Hij wilde ergens geld vandaan halen en had eigenlijk het plan een willekeurig persoon op straat te overvallen. Toen hij langs de friture liep, besloot hij deze te overvallen. Hij bestelde een frikadel en een spoetnik en op het moment dat de kassalade openging nam hij het mes ter hand. Hij heeft verder verklaard dat de vrouw achter de balie daar zo van schrok, dat zij wegliep. Hierdoor kon hij zelf met zijn hand in de kassalade grijpen en zo het geld wegpakken.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de friture heeft overvallen en daarbij een mes tegen de buik of het lichaam van aangeefster heeft gedrukt. Weliswaar heeft verdachte niet verklaard dat hij deze handeling met het mes heeft verricht, maar de aangifte wordt op dat punt ondersteund door de verklaring van getuige [slachtoffer 2]. Daarbij komt dat verdachte volgens eigen zeggen onder invloed was van alcohol en drugs en ook heeft verklaard niet meer precies te weten hoe die avond alles is verlopen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 februari 2012 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 150 à 200 euro) toebehorende aan [slachtoffer 2] (Friture [naam frituur]), welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes heeft gedrukt tegen de buik, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte een klinische dan wel ambulante behandeling moet ondergaan bij Mondriaan of een soortgelijke instelling.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die nagenoeg gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte zich laat opnemen en behandelen bij Mondriaan. Zij heeft daarbij verwezen naar de adviezen van de reclassering en de psycholoog en naar het ontbreken van een relevant strafblad.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval van een friture. Deze overval heeft plaatsgevonden in de avonduren en is voor de slachtoffers beangstigend geweest, in het bijzonder omdat verdachte gebruik maakte van een mes en dat tegen het lichaam van een van de slachtoffers drukte. Verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect voor andermans spullen en voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers getoond. Hij heeft bij zijn handelen enkel zijn eigen belang voor ogen gehad. Dit soort misdrijven roept niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op. Het voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Voor het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Voor een overval van een winkel met toepassing van licht geweld of bedreiging met geweld wordt een gevangenisstraf van twee jaar als uitgangspunt genomen.
In het rapport d.d. 19 april 2012, opgemaakt naar aanleiding van een psychologisch onderzoek betreffende verdachte, uitgevoerd door klinisch psycholoog drs. W.J.L. Lander, is geconcludeerd dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen, gelet op de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over en zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van toezicht door de reclassering een passende straf.
Met deze straf wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan aan de ernst van het gepleegde feit en de mate waarin verdachte daarbij grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Met een voorwaardelijk element in de straf wil de rechtbank uitdrukking geven aan het grote belang dat zij – om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal
plegen – hecht aan een goede behandeling en begeleiding door de reclassering.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 850,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering geheel toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de financiële situatie van verdachte en daarom de omvang van de immateriële schadevergoeding te beperken.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde overval. Verdachte heeft immers een mes tegen haar buik of lichaam gedrukt. De rechtbank zal de vordering dan ook geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2012 tot aan de dag van volledige voldoening. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 800,-, waarvan € 150,- aan materiële schade en € 650,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 500,- toe te wijzen, bestaande uit
€ 150,- aan materiële schade en € 350,- aan immateriële schade.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de financiële situatie van verdachte en daarom de omvang van de immateriële schadevergoeding te beperken. Zij is van mening dat de materiële schade geheel vergoed dient te worden.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [slachtoffer 2] materiële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde overval. Verdachte heeft immers een bedrag van minstens
€ 150,- uit de kassa van haar friture gestolen. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de materiële schade dan ook geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2012 tot aan de dag van volledige voldoening. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
De benadeelde partij heeft het gevorderde bedrag van € 650,- aan immateriële schade volgens het schade-onderbouwingsformulier gebaseerd op de schrik en vrees dat haar moeder iets zou worden aangedaan.
Het burgerlijk recht kent – indien is voldaan aan een aantal vereisten – wel ruimte voor vergoeding van zogenaamde schokschade. Van schokschade wordt voor zover in het kader van het strafrecht relevant, gesproken indien een persoon geestelijk letsel oploopt als gevolg van het waarnemen van een strafbaar feit, of het direct geconfronteerd worden met de ernstige gevolgen daarvan, waardoor bij deze persoon een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Deze situatie zal zich met name kunnen voordoen indien iemand tot wie deze persoon in een nauwe affectieve relatie staat, wordt gedood of gewond. Vereiste voor de toekenning van schokschade is dat het geestelijk letsel in rechte moet kunnen worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
In de onderhavige zaak is [slachtoffer 2] geconfronteerd met de directe gevolgen van de overval in haar friture, waarbij haar moeder met een mes werd bedreigd. Hoewel de rechtbank aanneemt dat dit een zeer onaangename gebeurtenis voor haar en haar moeder moet zijn geweest, heeft zij niet kunnen vaststellen dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij [slachtoffer 2].
Om die reden zal zij benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering voor wat betreft de immateriële schade.
[naam echtgenoot slachtoffer 2]
De benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 650,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de benadeelde partij niet in de tenlastelegging wordt genoemd.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de financiële situatie van verdachte en daarom de omvang van de immateriële schadevergoeding te beperken.
De rechtbank overweegt dat niet aan verdachte ten laste is gelegd dat hij [naam echtgenoot slachtoffer 2] heeft bedreigd. Weliswaar wordt in de tenlastelegging wel de naam van [naam echtgenoot slachtoffer 2] genoemd, echter niet is opgenomen dat hij door verdachte is bedreigd tijdens de overval op de friture. De rechtbank kan daardoor niet anders dan benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
7 Het beslag
Onder verdachte is een mes in beslag genomen. De officier van justitie heeft gevorderd dit mes verbeurd te verklaren, nu dit bij de overval is gebruikt. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes, volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, is naar het oordeel van de rechtbank vatbaar voor verbeurdverklaring. Zij overweegt daartoe dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de overval met behulp van dit mes heeft gepleegd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt of omdat hij niet heeft meegewerkt aan het reclasseringstoezicht, huisbezoeken daaronder begrepen, of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zich klinisch dan wel ambulant moet laten behandelen bij de FPA Mondriaan of een soortgelijke instelling, voor zover en zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen mes;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 850,-, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 februari 2012 tot aan de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 februari 2012 tot aan de dag van volledige voldoening;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam echtgenoot slachtoffer 2] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2012, bij gebreke van betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
* [slachtoffer 1] € 850,- 17 dagen vervangende hechtenis,
* [slachtoffer 2] € 150,- 3 dagen vervangende hechtenis,
- met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. R.M.M. Kleijkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juli 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 februari 2012 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 150 à 200 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (Friture [naam frituur]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [naam echtgenoot slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes, althans een scherp voorwerp, heeft gedrukt tegen de buik, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of een mes, althans een scherp voorwerp heeft getoond in de richting van voornoemde [slachtoffer 1].