ECLI:NL:RBMAA:2012:BX2247

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
19 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700522-12
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid aansluitende inverzekeringstelling en toetsing aan de Aanwijzing inverzekeringstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 19 juli 2012 uitspraak gedaan over het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechter-commissaris, die de inverzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig had geoordeeld. De officier van justitie had op 6 juli 2012 hoger beroep ingesteld en op 13 juli 2012 een appelschriftuur ingediend. Tijdens de zitting in raadkamer op 19 juli 2012 zijn de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, gehoord.

De rechtbank oordeelde dat het hier gaat om een zogenaamde aansluitende inverzekeringstelling. Volgens de Aanwijzing inverzekeringstelling van het Openbaar Ministerie moeten er aan drie cumulatieve eisen worden voldaan om de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling te kunnen vaststellen. De rechtbank kon echter niet beoordelen of aan deze eisen was voldaan, omdat niet duidelijk was of de verdachte op 22 juni 2012 opnieuw was aangehouden voor hetzelfde feit of andere feiten. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de tweede inverzekeringstelling overeenkomstig de geldende bepalingen had plaatsgevonden.

De rechtbank verklaarde het hoger beroep van de officier van justitie ongegrond, omdat de beslissing van de rechter-commissaris op goede gronden was genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit bestond ten tijde van de aanhouding van de verdachte, en dat de inverzekeringstelling niet de toets der kritiek kon doorstaan. De rechtbank bevestigde de onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte, zoals bevolen door de rechter-commissaris op 22 juni 2012.

Uitspraak

Rechtbank Maastricht
Parketnummer: 03/700522-12
RC-nummer: 12/725
Beslissing
Met betrekking tot het hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Maastricht, van verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboortegegevens verdachte]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De procedure
De rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Maastricht, heeft op 22 juni 2012 de inverzekeringstelling van verdachte [naam verdachte] onrechtmatig geoordeeld en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevolen.
Tegen de beschikking van de rechter-commissaris tot onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld op 6 juli 2012. Door de officier van justitie werd op 13 juli 2012 een appelschriftuur ingediend.
De rechtbank heeft op 19 juli 2012 de officier van justitie, verdachte en diens raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, in raadkamer gehoord.
Bevoegdheid
De rechtbank is bevoegd van het hoger beroep kennis te nemen, nu de gewraakte beslissing genomen is door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Maastricht.
Ontvankelijkheid
Het hoger beroep is ingesteld binnen daarvoor gestelde termijn. Het hoger beroep is derhalve ontvankelijk.
Overwegingen van de rechter-commissaris
De rechter-commissaris heeft de beslissing, tot het onrechtmatig beoordelen van de inverzekeringstelling en het bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte op 22 juni 2012 gemotiveerd als hieronder weergegeven:
De RC overweegt daartoe dat uit de ten tijde van de aanhouding bekend zijnde feiten of omstandigheden niet het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit.
Allereerst merkt de RC op dat er geen touw aan het beschikbare dossier is vast te knopen in relatie tot de verdenking die voorligt. Navraag bij de weekdienst-OvJ heeft geleerd dat de verdachte kennelijk gisteren is aangehouden voor een ander feit en pas heden voor de onderhavige verdenking. Niet blijkt dat de door de aangever aangeduide persoon de verdachte is en evenmin dat de door de aangever op de door de politie getoonde foto persoon de verdachte is. Uit het beschikbare dossier blijkt
dus niet dat de verdachte ook de persoon is die vandaag aangehouden en in verzekering is gesteld ter zake van bedreiging en vuurwapenbezit.
Gelet op het voorgaande is de RC van oordeel dat er geen redelijk vermoeden van schuld blijkt ten tijde van de aanhouding en dat de inverzekeringstelling, die heel kort daarna plaatsvond evenmin de toets der kritiek kan doorstaan.
Overwegingen van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in raadkamer verwezen naar de appelschriftuur en deze toegelicht. Kort samengevat en zakelijk weergegeven stelt de officier van justitie, dat, na kennisneming van de stukken, waaronder met name de correct geschetste gang van zaken, zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2012, in hoger beroep, ex nunc toetsend, de rechtbank behoort vast te stellen dat er geen sprake is noch is geweest van een onrechtmatig toegepaste inverzekeringstelling. De officier van justitie merkt op dat het feit van de nieuwe aanhouding en de daarop toegepaste nieuwe inverzekeringstelling en het meteen laten toetsen van de rechtmatigheid van die tweede inverzekeringstelling, die gebaseerd was op aangetoond wapenbezit en op bedreiging van [naam aangever], ook past in de aanwijzing van het openbaar ministerie inzake opeenvolgende inverzekeringstellingen. De officier van justitie maakt kenbaar – ingeval van gegrondverklaring van het hoger beroep – alsnog een vordering tot bewaring bij de rechter-commissaris te zullen indienen.
Overwegingen van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank het beroep van de officier van justitie ex tunc moet toetsen. Aangezien uit het dossier niet blijkt van wie de politie aan aangever [naam aangever] een foto heeft getoond, blijft onduidelijk of verdachte degene is die op deze foto staat afgebeeld. De rechter-commissaris heeft derhalve terecht geconcludeerd dat de aanhouding en de daarop volgende inverzekeringstelling de toets der kritiek niet kan doorstaan.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank merkt ten aanzien van het aan de rechtbank ter beschikking gestelde dossier volgende op:
1) ten behoeve van de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte [naam verdachte] beschikte de rechter-commissaris over een beperkt dossier, genummerd pagina 01 t/m 22
2) ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep van de officier van justitie beschikt de rechtbank over het dossier van de rechter-commissaris en de aanvullende bescheiden, genummerd pagina 23 tot en met 29
3) stukken met betrekking tot de eerste aanhouding van de verdachte en de daarop volgende eerste inverzekeringstelling maken geen deel uit van het aan de rechtbank ter beschikking gestelde dossier
4) een proces-verbaal, relaterende de getuigeverklaring waaruit blijkt dat verdachte voorafgaande aan diens eerste aanhouding zou zijn gezien rond de [’n club] te Geleen met een opgerold pakketje onder de arm, maakt geen deel uit van het aan de rechtbank ter beschikking gestelde dossier
5) het proces-verbaal, nummer 1305004759, opgemaakt op 22 juni 2012 door verbalisant [S], belast met het toezicht op vreemdelingen, en genoemd in het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2012, maakt geen deel uit van het aan de rechtbank ter beschikking gestelde dossier.
De rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om een zogenaamde aansluitende inverzekeringstelling. In de Aanwijzing inverzekeringstelling van het Openbaar Ministerie is hieromtrent onder 7.1 voorgeschreven dat aan een drietal cumulatieve eisen dient te worden voldaan. Of aan dit drietal eisen is voldaan, kan de rechtbank niet beoordelen. Uit het voorafgaande onder 3 volgt immers dat de rechtbank niet weet of verdachte voor hetzelfde feit en/of andere feiten op 22 juni 2012 opnieuw is aangehouden en in verzekering is gesteld. Evenmin is duidelijk of en in hoeverre de bewaring kon worden gevorderd voor het feit of de feiten waarvoor hij de eerste keer op 21 juni 2012 in verzekering is gesteld. Aldus is in ieder geval niet voldaan aan de derde van de cumulatief gestelde eisen. Daaruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de tweede inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden overeenkomstig de geldende bepalingen. De beslissing van de rechter-commissaris is dan ook naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden genomen. Het hoger beroep zal dus ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De rechtbank verklaart het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Maastricht, gegeven bij diens beschikking van 22 juni 2012, ongegrond.
Deze beschikking is aldus gegeven op 20 juli 2012 door de raadkamer van de rechtbank Maastricht,
samengesteld uit:
mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter,
mr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechter,
mr. M.E. Kramer, rechter,
in tegenwoordigheid van E.H.M. Bisscheroux-Heijnens, griffier, zijnde mr. M.E. Kramer buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Maastricht, 20 juli 2012
De officier van justitie