ECLI:NL:RBMAA:2012:BX0952

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370008112
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met voorbedachte raad in Kerkrade

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 9 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord op 1 februari 2012. De verdachte heeft het slachtoffer, met wie hij een conflict had over de echtgenote van de verdachte, meermalen gestoken met een mes. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit een ogenblikkelijke hevige gemoedsbeweging, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte raad. De verdachte had zich voorbereid door een mes mee te nemen en had de gelegenheid gehad om na te denken over zijn handelen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaren, rekening houdend met zijn strafblad en de psychologische rapportage die wees op een verminderde toerekeningsvatbaarheid. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door zijn handelen was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700081-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard, Op de Geer 1.
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] -al dan niet met voorbedachten rade- te doden.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te vermoorden. De officier van justitie wijst hiervoor naar de verklaring van verdachte, de foto’s van het letsel van het slachtoffer [slachtoffer], diens verklaring en de geneeskundige verklaring. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte met voorbedachten raden geprobeerd om [slachtoffer] te doden. Er was geen sprake van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Tijdens het transport vlak na het gebeuren heeft verdachte immers spontaan tegen de politie verklaard dat het zijn bedoeling is geweest om [slachtoffer] ‘af te steken’. Bovendien wijzen de omstandigheden van het geval op handelen met voorbedachten rade. Verdachte wist immers naar eigen zeggen sinds oktober dat zijn echtgenote vreemd ging en verdachte was er van overtuigd dat zij vreemd ging met [slachtoffer]. Op 1 februari 2012 heeft verdachte zich, kort nadat hij met zijn werk was begonnen, met een smoesje door middel van een voicemail-bericht afgemeld bij zijn baas. Dit deed verdachte kort nadat hij zijn echtgenote telefonisch had gesproken. Verdachte is met een mes richting de woning van [slachtoffer] gelopen en is naar binnen gegaan onder het voorwendsel dat hij koffie kwam drinken. De officier van justitie wijst erop dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over het incident in de woonkamer. Op basis van de verklaringen van [slachtoffer] en de tweede verklaring van verdachte concludeert de officier van justitie dat er drie steekmomenten zijn geweest, namelijk op de bank, in de gang en op straat. Vóór ieder steekmoment heeft verdachte volgens de officier van justitie de gelegenheid gehad om zich te beraden en tot bezinning te komen. Eenmaal buiten is [slachtoffer] uitgegleden in de sneeuw. Dit weerhield verdachte er volgens de officier van justitie niet van om hem vast te pakken, te trappen, het mes andersom in de hand te hanteren en [slachtoffer] opnieuw te verwonden. Ook deze handelingen wijzen op kalm beraad en rustig overleg. De officier van justitie wijst er op dat verdachte heeft verklaard dat hij nog heel duidelijk weet dat hij het mes met de botte kant op [slachtoffer]’ keel heeft gezet. Dit kan verdachte niet weten als het hem, zoals hij ook heeft verklaard, daadwerkelijk zwart voor ogen was geworden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden. De raadsman heeft vervolgens aangevoerd dat het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft gehandeld vanuit een ogenblikkelijke hevige gemoedsbeweging. De raadsman voert aan dat het onwaarschijnlijk is dat verdachte van plan was om te proberen het slachtoffer te doden. Verdachte is immers ’s ochtends gewoon naar zijn werk gegaan. Hij heeft zich daar pas na een telefoongesprek met zijn echtgenote met een smoesje afgemeld. Hoewel hij uiterlijk kalm bleef, valt volgens de raadsman niet uit te sluiten dat verdachte inwendige onrust heeft gevoeld. Verdachte heeft wisselend verklaard over de reden waarom hij het mes bij zich had. Aanvankelijk lijkt de verklaring van verdachte op voorbedachten rade te wijzen, maar later heeft verdachte heel anders over zijn redenen verklaard. Verdachte is door de psycholoog ook enigszins verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. Verdachte heeft volgens de raadsman lopen piekeren en is tijdens zijn werk in een hevige gemoedsbeweging geraakt, welke hem onvoorbereid tot het incident heeft gebracht. De raadsman concludeert dat verdachte helemaal niet weldoordacht het vleesmes heeft meegenomen. De raadsman wijst er op dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich ‘als een beest’ heeft gedragen. Volgens de raadsman is verdachte in razernij ontstoken en hij verwijst naar een uitspraak van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch (LJN-nummer BU5248) waaruit volgt dat een groot aantal toegebrachte steken een argument kan zijn om niet te spreken van rustig overleg en kalm beraad.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft bij zijn aangifte verklaard dat hij op de ochtend van 1 februari 2012 in zijn woning te Kerkrade omstreeks 09:30 uur bezoek kreeg van verdachte. [slachtoffer] lag nog in bed en sliep. Verdachte had eerst op het raam van [slachtoffer] geklopt en hem vervolgens op zijn mobiele telefoon gebeld. Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat hij koffie bij hem kwam drinken. [slachtoffer] liet verdachte binnen, waarna beiden op de bank gingen zitten. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij eerst een sigaretje wilde draaien, hetgeen hij altijd eerst deed ’s ochtends, en dat hij daarna koffie zou gaan zetten. Volgens [slachtoffer] sprong verdachte opeens bovenop hem en begon hij hem met een mes te steken. [slachtoffer] riep nog tegen verdachte dat hij niets had met diens echtgenote. [slachtoffer] probeerde naar buiten te vluchten, maar verdachte kwam [slachtoffer] achterna. In de gang stak verdachte [slachtoffer] opnieuw. Volgens [slachtoffer] werd hij door verdachte drie keer in zijn rug, twee keer in zijn borst en twee keer in de arm gestoken. Nadat [slachtoffer] de voordeur open had gemaakt en naar buiten rende, kwam verdachte hem opnieuw achterna en stak hij [slachtoffer] opnieuw.
Verdachte is meerdere malen door de politie verhoord. Tijdens één van deze verhoren heeft de politie verdachte geconfronteerd met de gegevens afkomstig van het uitlezen van de telefoon van verdachte. De verdachte heeft tijdens dit verhoor bij de politie verklaard dat hij op 1 februari 2012 om 08:48 uur vanaf zijn werk zijn vrouw heeft gebeld. Verdachte werd toen boos, omdat zijn vrouw hem vertelde dat zij een ander had. Verdachte dacht meteen te weten dat het om zijn vriend [slachtoffer] moest gaan. Vervolgens heeft verdachte om 09:07 uur zijn voorman [naam voorman] gebeld en diens voicemail ingesproken om zich af te melden bij zijn werkgever met als reden dat hij naar de belastingdienst moest. Ter terechtzitting heeft verdachte toegegeven dat dit een smoesje was. Verdachte wilde namelijk naar [slachtoffer] toe. Verdachte heeft voorts bij de politie verklaard dat hij vanaf zijn werk naar huis is gelopen, zich heeft omgekleed en een mes bij zich heeft gestoken. Vanuit zijn woning is verdachte naar de woning van [slachtoffer] gelopen, omdat hij verhaal wilde gaan halen. Om 09:29 uur heeft verdachte [slachtoffer] gebeld met de mededeling dat hij koffie wilde drinken en wilde praten. Verdachte heeft verklaard dat hij naar binnen is gegaan en samen met [slachtoffer] in de woonkamer is gaan zitten. Verdachte heeft toen aan [slachtoffer] gevraagd: “Neuk jij mijn vrouw?” Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] dit ontkende, waarna verdachte (die naar eigen zeggen zag dat [slachtoffer] loog) is opgestaan, het mes uit zijn mouw haalde en [slachtoffer] heeft afgestoken.
Met betrekking tot het steken heeft verdachte verklaard dat hij in eerste instantie twee of drie keer heeft geslagen en gestoken naar [slachtoffer]. Verdachte heeft verklaard dat hij daarbij in de richting van de borst van [slachtoffer] stak. [slachtoffer] rende weg en verdachte rende achter hem aan. Verdachte heeft verklaard dat het hem in de gang lukte om [slachtoffer] nog een of twee maal te steken. Het lukte [slachtoffer] om het mes uit de handen van verdachte te trappen. Toen verdachte het mes opraapte, rende [slachtoffer] de straat op. Verdachte rende achter hem aan. [slachtoffer] lag op een gegeven moment op straat. Verdachte heeft verklaard dat hij bukte en [slachtoffer] met dat mes in zijn rug stak. Verdachte denkt dat hij [slachtoffer] buiten tweemaal heeft gestoken. Hij heeft [slachtoffer] bovendien nog bij de keel vastgepakt en hij heeft de botte kant van het lemmet op diens keel gezet. Hierna heeft verdachte [slachtoffer] laten weglopen. Verdachte weet zeker dat hij [slachtoffer] binnen in huis aan de voorzijde van zijn lichaam heeft geraakt en op straat aan de achterzijde. Om 09:36 uur heeft verdachte vervolgens het alarmnummer 112 gebeld. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens dit telefoongesprek heeft gezegd dat hij [slachtoffer] had neergestoken.
In de woning van [slachtoffer] werd door de politie een bebloed vleesmes aangetroffen. Op de foto op pagina 40 van het procesdossier wordt het aangetroffen vleesmes getoond. De rechtbank constateert op grond van de op deze foto getoonde schaal dat het lemmet van het mes ongeveer twintig centimeter lang is.
Uit het forensisch geneeskundig onderzoek door dr. Poettgens volgt dat er bij [slachtoffer] een groot aantal steekverwondingen zijn vastgesteld. Er zijn steekwonden aangetroffen aan de voorzijde van de borstkas links ter hoogte van de tepel, rechts naast het borstbeen, in de linkerflank, in de linkerflank net boven het heupbeen, aan de linkerhand, aan de handpalmzijde aan de linkerhand en aan de buitenzijde van de rechterbovenarm. Voorts zijn er enkele prikgaten aangetroffen in de bovenbuikstreek. Daarnaast is een aantal schaafplekken op beide knieën en de voetrug aangetroffen. Aan de linkerzijde van de flank was een drain aangebracht in verband met een klaplong. Ten slotte had [slachtoffer] aan de onderzijde van de hals en op de rechterwang een schaafplek. Door de politie werd contact opgenomen met dr. Poettgens. Deze verklaarde aan de politie dat een insteek in de borst ook mogelijk het hart had kunnen raken. Ook het mogelijke raken van de andere long zou heel snel medisch ingrijpen noodzakelijk maken.
Gelet op de verklaringen van de verdachte, de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer] en de medische informatie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] zowel in diens woning als daarbuiten meermalen met een mes heeft gestoken in diens borst, rug, arm en/of hand. De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] in diens keel heeft gestoken of gesneden, nu niet uit forensisch geneeskundig onderzoek volgt dat [slachtoffer] op zijn keel een steek- dan wel snijwond heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, gelet op de grootte van het mes, de hoeveelheid steekwonden en het feit dat de meeste steekwonden in bovenlichaam vlak bij vitale organen zitten, op z’n minst willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] tengevolge van deze steekwonden zou komen te overlijden.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of verdachte handelde met voorbedachten rade. Voorbedachte rade wijst op een moment van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan de uitvoering van het feit. Kalm beraad en rustig overleg dient niet zozeer gezien worden als handelen in koelen bloede, maar meer als het tegenovergestelde van handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling die de dader als het ware onvoorbereid treft en hem brengt tot een onmiddellijk gevolgde daad. Voor voorbedachte rade kan een tijdsbestek van enkele seconden voldoende zijn. Volgens de jurisprudentie is het voldoende dat verdachte de gelegenheid heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit en zich rekenschap te geven van zijn voorgenomen daad.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door zich met een smoesje af te melden op zijn werk, naar huis te gaan, zich om te kleden, een mes bij zich te steken, naar de woning van [slachtoffer] gaan, te bellen met [slachtoffer], naar binnen te gaan, in de woonkamer te gaan zitten en [slachtoffer] vervolgens onverhoeds met het mes aan te vallen en meermalen te steken, [slachtoffer] te volgen naar de gang en hem daar opnieuw meermalen te steken en hem vervolgens naar buiten te volgen en hem, nadat hij was gevallen, wederom meermalen te steken, telkens voldoende gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Voor zover verdachte met zijn verklaringen bij de politie en ter terechtzitting, inhoudende dat [slachtoffer] hem in eerste instantie aanviel, waarbij het mes uit zijn mouw viel, waarna een worsteling is ontstaan en waarbij verdachte het mes te pakken kreeg en is gaan steken, heeft willen aanvoeren dat hij in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld, merkt de rechtbank op dat zij deze verklaringen, gelet op de verklaringen van [slachtoffer], niet aannemelijk acht.
Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in dier voege dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 01 februari 2012 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
- met een mes naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan en
- vervolgens die woning binnen is gegaan en
- vervolgens op die [slachtoffer] is gesprongen en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen, met dat mes in de borst en de rug en de arm en de hand heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot moord
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De gezondheidszorgpsycholoog drs. T. ‘t Hoen stelt in zijn Pro Justitia-rapportage van
15 mei 2012 vast dat uit zijn onderzoek blijkt dat bij verdachte sprake is van cannabisafhankelijkheid en misbruik (c.q. afhankelijkheid) van speed, van zwakbegaafdheid en van cluster B-persoonlijkheidstrekken. Ten tijde van het tenlastegelegde waren deze kenmerken ook aanwezig. Volgens de gezondheidspsycholoog was verdachte zich, ondanks dat hij onvoldoende in staat was de consequenties van zijn handelen te overzien, wel degelijk bewust van de wederrechtelijkheid van zijn handelen. Echter, als gevolg van combinatie van zijn zwakbegaafdheid en kwetsbare persoonlijkheid is hij op zo’n moment onvoldoende in staat hier uiting aan te geven c.q. zich hierdoor te laten leiden. De gezondheidspsycholoog adviseert vanuit gedragskundig oogpunt om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het hem ten laste gelegde.
De rechtbank verenigt zich met de hierboven gegeven overwegingen en maakt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte tot de hare.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van de duur van het voorarrest van de verdachte. De officier heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit. Verdachte heeft met een vleesmes, met een lemmet van 20 centimeter lang, twaalf steekwonden gedurende drie opeenvolgende incidenten aan [slachtoffer] toegebracht. De officier van justitie verwijst naar jurisprudentie van het Hof te ’s-Hertogenbosch (met LJN-nummers BV9688 en BW1050). In deze zaken heeft het Hof voor een poging tot moord middels het toebrengen van steekverwondingen gedurende meerdere opeenvolgende momenten gevangenisstraffen opgelegd van 11,5 jaren en 12 jaren. Volgens de officier van justitie is in onderhavige zaak sprake van gelijksoortige omstandigheden. Ten slotte wijst de officier van justitie op de grote mate van berekening van verdachte gedurende een lange periode. Volgens de officier van justitie wist verdachte namelijk sinds oktober 2011 dat zijn echtgenote hem bedroog.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 4 jaren, waarvan een deel voorwaardelijk, de meest geëigende straf is. De raadsman acht een voorwaardelijk deel aangewezen, zodat middels bijzondere voorwaarden een behandeling kan worden afgedwongen, zoals wordt gesuggereerd in het psychologisch rapport. De raadsman verwijst in verband ten aanzien van de hoogte van de strafmaat naar jurisprudentie in vergelijkbare zaken, zoals van Hof te ’s-Gravenhage (LJN-nummer BV8578), de rechtbank te Roermond d.d. 20 december 2011 (LJN-nummer BU8662), de rechtbank te Alkmaar d.d. 4 oktober 2005 (LJN-nummer AU3692), de rechtbank te ’s-Hertogenbosch (LJN-nummer BW6390), de rechtbank te Utrecht d.d. 10 november 2006 (LJN-nummer AZ2442). De raadsman wijst er op dat het Hof te ’s-Hertogenbosch in recente jurisprudentie een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar voor doodslag en de duur van 9 tot 12 jaar de bovengrens acht voor moord. Voor een poging zal hiervan nog een derde deel worden afgetrokken. De raadsman is van mening dat in de hoogte van de strafmaat tevens de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het feit dat verdachte spijt heeft verdisconteerd dienen te worden.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord op
[slachtoffer]. Een poging tot moord is een zeer ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] onverhoeds met een mes aangevallen. Het is niet aan enige verdienste van verdachte te wijten dat het slachtoffer de door verdachte aan hem toegebrachte messteken heeft overleefd. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft in zijn slachtofferverklaring beschreven hoe hij heeft geleden onder de onverwachte aanslag die verdachte in zijn eigen woning op hem heeft gepleegd en hoe de angsten blijven voortduren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hiervoor vermelde duur met zich brengt. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op recente jurisprudentie ter zake van opgelegde straffen in vergelijkbare zaken. In zijn algemeenheid kan in dit verband worden gesteld dat een voltooide moord met een gevangenisstraf van 12 tot 18 jaar wordt bestraft. Voor een poging tot moord dient hierop een derde deel in mindering te worden gebracht.
De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal in het nadeel van verdachte rekening houden met zijn strafblad. Blijkens de justitiële documentatie betreffende verdachte werd hij eerder veroordeeld terzake het plegen van geweldsmisdrijven. In onderhavige strafzaak houdt de rechtbank evenwel ook rekening met de conclusies van de psycholoog drs. T. ’t Hoen omtrent de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Bovendien heeft verdachte medewerking verleend aan het strafrechtelijk onderzoek. Met deze laatste punten zal in het voordeel van verdachte rekening worden gehouden.
Alles overwegende acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest van verdachte, de meest passende en geëigende straf.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.461,42 terzake van het ten laste gelegde feit, bestaande uit € 461,42 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij bij wijze van voorschot volledig moet worden toegewezen, gelet op een eventuele grotere schade vanwege mogelijke fysieke beperkingen van het slachtoffer in de toekomst. De vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd. De officier van justitie acht de vordering voldoende aannemelijk en voldoende onderbouwd.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade en immateriële schade aan de benadeelde partij [slachtoffer] is toegebracht. De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd en alleszins redelijk. De rechtbank zal de vordering dan ook (als voorschot) toewijzen, zijnde een bedrag tot op heden begroot op € 2.461,42.
Voorts zal zij de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf 1 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening toewijzen.
Nu de verdachte ter zake van het onder bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
7 Het beslag
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft ter zake van het beslag geen standpunt geformuleerd.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat de in beslag genomen voorwerpen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu uit het procesdossier niet volgt wie de eigenaar is van deze voorwerpen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adresgegevens slachtoffer], van een bedrag tot op heden begroot op
€ 2.461,42 (vierentwintighonderdeenenzestig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente van 1 februari 2012 tot aan de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 34 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2012;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de volgende in beslag
genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
2012012419 12 1.00 STK Sleutelbos
-
2037120 met 6 sleutels
2012012419 13 1.00 STK Sleutelbos
-
2037133 met 2 sleutels-1 flesopener.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, G. P.C. Dijkshoorn-Sleebe en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2012.
Buiten staat
Mr. S.V.Pelsser is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 februari 2012 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
- met een mes naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan en/of
- (vervolgens) die woning binnen is gegaan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft gevraagd: "Neuk jij mijn vrouw?" en/of woorden
van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of op die [slachtoffer] is gesprongen
en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met dat mes in de borst
en/of de rug en/of de arm en/of de hand en/of de keel, althans in een of
meerdere andere delen van het lichaam, heeft gestoken/gesneden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] naar buiten heeft gesleept en/of die [slachtoffer] achterna
is gerend terwijl deze naar buiten vluchtte en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met dat mes in de borst
en/of de rug en/of de arm en/of de hand en/of de keel, althans in een of
meerdere andere delen van het lichaam, heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.