ECLI:NL:RBMAA:2012:BX0366

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-702768-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag met psychische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 4 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vriendin heeft aangevallen met een mes. De verdachte heeft zijn vriendin op verschillende plaatsen in het lichaam gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, waardoor er geen sprake was van voorbedachten rade. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie jaar, waarvan negen maanden voorwaardelijk, en adviseerde de uitvoering van de straf in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) om de verdachte te laten behandelen voor zijn psychische problemen. De rechtbank koppelde aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarde van hulp en steun door de reclassering. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de meer ernstige beschuldiging van voorbedachten rade. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en de impact van de daad op het slachtoffer, die blijvende littekens heeft overgehouden aan de aanval. De benadeelde partij, de vriendin van de verdachte, vorderde schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702768-11,
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Maastricht.
Raadsvrouw is mr. S.M. Kurvers, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun respectieve standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [naam slachtoffer] te vermoorden, dan wel heeft geprobeerd haar zwaar te mishandelen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zijn mening op de aangifte van het slachtoffer, de bekennende verklaringen van verdachte, de 112-melding van verdachte, de medische verklaring met informatie over het letsel van het slachtoffer en de foto’s die zich in het dossier bevinden, waarop zowel het letsel van het slachtoffer als bloedsporen in de woning van het slachtoffer en in en buiten de woning van verdachte zichtbaar zijn.
Dat sprake is van voorbedachten rade, staat volgens de officier van justitie vast. Verdachte heeft immers voldoende gelegenheid gehad om na te denken, alvorens hij tot zijn daden overging. Vanaf het moment dat hij de slaapkamer, waarin hijzelf en het slachtoffer zich bevonden, verliet tot zijn terugkomst in deze kamer nadat hij in de keuken een mes had gehaald, waren er volgens de verklaring van verdachte enkele minuten verstreken. Gedurende deze minuten heeft verdachte voldoende gelegenheid gehad tot kalm beraad en rustig overleg, voorafgaand aan de uitvoering van zijn handelingen. Er is in de visie van de officier van justitie geen sprake geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat naar haar mening geen sprake is van voorbedachten rade, omdat verdachte heeft gehandeld in een vlaag van verstandsverbijstering, die het gevolg was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Deze kwam niet alleen voort uit de omstandigheden van de betreffende avond, maar was ook een gevolg van het verleden van verdachte. Door de psychische toestand waarin verdachte verkeerde, heeft hij geen tijd gehad zich te beraden over hetgeen hij ging doen.
Dat zijn handelingen een wanhoopsdaad betroffen, blijkt volgens de raadsvrouw uit de wijze waarop hij na zijn daad vanuit de woning van het slachtoffer via zijn naastgelegen woning, gelegen op de vierde verdieping, is gevlucht, namelijk door van het balkon te springen. Tevens blijkt dit uit het feit dat verdachte zich niet kan herinneren wat in de nacht van
28 februari 2011 op 1 maart 2011 precies is gebeurd. Verdachte had een black-out en herinnert zich slechts flarden van de gebeurtenissen. Dit duidt op een ogenblikkelijke gemoedsopwelling ten tijde van het plegen van zijn handelingen, die heeft geduurd tot het moment waarop verdachte het alarmnummer 112 heeft gebeld.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging luidende “en met voorbedachten rade”.
Voor het overige van het tenlastegelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het handelen met voorbedachten rade overweegt de rechtbank het volgende. Voorbedachten raad wijst op een moment van kalm beraad en rustig overleg, voorafgaand aan de uitvoering van het feit. Dat kan zowel bestaan in het rustig maken van een echt plan als in het niet op zijn schreden terugkeren van een in een opwelling genomen besluit, terwijl er wel voldoende tijd is om na te denken vóór de daadwerkelijke uitvoering van dat besluit.
Gezien de psychische conditie waarin verdachte verkeerde en gezien bepaalde negatieve gebeurtenissen die in zijn jeugd hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte in een zodanige gemoedstoestand verkeerde, dat het denken hem werd belet. Dat betekent dat, hoewel er – strikt genomen – wel tijd is geweest voor kalm beraad en rustig overleg, verdachte deze tijd niet heeft kunnen benutten, noch om een gericht plan te bedenken om zijn vriendin iets aan te doen, noch om, toen hij in een opwelling naar de keuken liep om een mes te pakken en daarmee terugging naar de slaapkamer, om op zijn besluit om haar iets aan te doen terug te komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Daarbij merkt de rechtbank op dat dit oordeel niet afdoet aan de ernst van het feit.
Wel wettig en overtuigend bewezen acht de rechtbank de tenlastegelegde poging tot doodslag. Verdachte heeft immers bekend dat hij zijn vriendin op diverse plekken in het lichaam met een mes heeft gestoken en dat hij haar met zijn elleboog om haar keel stevig heeft vastgepakt. Verder heeft hij haar met een broodmes onder meer in de hals/nek gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in de nek/hals de aanmerkelijke kans op overlijden oplevert. Verdachte heeft dit risico bewust aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte het opzet heeft gehad, zij het in voorwaardelijke zin, op de dood van zijn vriendin.
De rechtbank concludeert dat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met uitzondering van de voorbedachten rade, gelet op:
- de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting;
- de aangifte van het slachtoffer, [naam slachtoffer];
- het proces-verbaal van verhoor van aangeefster;
- de geneeskundige verklaring vermeldend medische informatie betreffende [naam slachtoffer];
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de 112-melding van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van de plaats delict;
- de fotomap met foto’s van de verwondingen van het slachtoffer en bloedsporen in de woning van [naam slachtoffer] en in de woning en op het balkon van verdachte.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
in de periode van 28 februari 2011 tot en met 1 maart 2011 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [naam slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
- vervolgens die [naam slachtoffer] meermalen met een mes in het gezicht en in de hals/nek en in de rug en in de buik heeft gestoken en gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
poging tot doodslag.
5 De strafbaarheid
Drs. P.C. Braun, psycholoog, heeft op 3 juni 2011 een rapport van een psychologisch onderzoek uitgebracht. Gezien de onvolledigheid van het onderzoek en de onnavolgbaarheid van enkele van de in het rapport opgenomen conclusies, zal de rechtbank het psychologisch rapport buiten beschouwing laten.
Met betrekking tot de strafbaarheid overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte gedurende de week voorafgaand aan het tenlastegelegde in ernstige mate leed aan stress.
Ook is gebleken dat de manier waarop hij zich op de desbetreffende avond heeft gedragen, niet conform zijn gebruikelijke gedrag was. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat sprake was van een plotselinge stemmingswisseling. Zij heeft verklaard dat het leek alsof de duivel in verdachte was gevaren.
Het appartement van verdachte bevond zich naast het appartement van het slachtoffer. De wijze waarop hij na zijn daad naar zijn eigen appartement is gegaan en de manier waarop hij vervolgens zijn woning heeft verlaten, namelijk door vanaf de vierde verdieping langs balkons naar beneden te klimmen of te springen, met achterlating van bloedsporen, duidt naar het oordeel van de rechtbank op een ongebruikelijke gemoedstoestand. Verder verkeerde verdachte in een hevig emotionele toestand op het moment dat hij werd aangetroffen door de verbalisanten, nadat hij de politie telefonisch van zijn daad op de hoogte had gesteld.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van genoemde handelingen niet zichzelf was en niet geheel in staat was overeenkomstig relevante maatschappelijke normen te handelen. Zij acht verdachte dan ook enigszins verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het tenlastegelegde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zal worden opgelegd, met opdracht aan de reclasseringsinstelling aan de veroordeelde bij de naleving van de door hen gestelde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte reeds vijftien maanden in voorarrest verblijft, hetgeen het gevolg is van een gebrek aan voortvarend optreden van het openbaar ministerie. Verdachte verkeert derhalve reeds vijftien maanden in onzekerheid over het verloop en de uitkomst van deze procedure. Dit heeft een zware wissel op hem getrokken, met name nu zijn moeder ernstig ziek is en hij niet bij haar kan zijn.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat binnen het PPC langzamerhand hulpverlenings- trajecten worden opgestart om verdachte passende hulp te bieden. Zij verzoekt de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte first offender is en hem daarom een groot deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met reclasseringstoezicht, zodat hij bij zijn terugkeer in de maatschappij door de reclassering kan worden begeleid.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de kwetsbare persoonlijkheid van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zijn vriendin bij de keel gepakt, deze dichtgehouden en haar met een groot, gekarteld mes op verschillende plaatsen in het lichaam gestoken. Zij is zeer onverwacht in haar eigen woning door verdachte aangevallen. De eigen woning is een plek waar men zich het meest veilig moet kunnen voelen. Daarbij komt dat de gebeurtenis plaatsvond in de slaapkamer en terwijl aangeefster in haar bed lag. Op die plaats is men nog eens extra kwetsbaar. De psychische impact op het slachtoffer was dan ook zeer groot, terwijl de lichamelijke gevolgen tot op heden nog zichtbaar zijn in de vorm van littekens. Het is maar de vraag of die ooit nog zullen verdwijnen. Zoals aangeefsters moeder ter zitting als toelichting op de vordering benadeelde partij heeft meegedeeld, zijn de littekens in aangeefsters hals zodanig zichtbaar dat mensen daarover vragen stellen. Dit is voor aangeefster, die zoals uit het dossier blijkt net als verdachte een kwetsbare persoon is, heel vervelend. Verdachte heeft bij het uitvoeren van zijn handelingen totaal geen rekening gehouden met de gevolgen voor het slachtoffer.
De rechtbank betrekt in haar beslissing ter zake van de strafoplegging in haar oordeel dat er een verband bestaat tussen de handelingen van verdachte en zijn gemoedstoestand. Verdachte bevond zich ten gevolge van een aantal oorzaken in een stresssituatie en wist hiermee niet om te gaan. Gebleken is dat hij, wanneer hij zich onmachtig voelt, grijpt naar middelen als alcohol en cocaïne, door het gebruik waarvan zijn gevoelens van onmacht kunnen omslaan in agressie. Ook in de nacht van 28 februari 2011 op 1 maart 2011 had verdachte zijn toevlucht genomen tot het gebruik van verdovende middelen, waarna hij zich zeer agressief heeft betoond en een zeer ernstig feit heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een behandeling dient te ondergaan om te leren omgaan met negatieve gevoelens en om zijn drugs- en alcoholproblematiek de baas te worden.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte in het verleden gedurende vier maanden een behandeling heeft ondergaan. Deze behandeling heeft geen zoden aan de dijk gezet. Een langduriger behandeling is dan ook noodzakelijk. De rechtbank acht het van belang dat behandeling van verdachte zal starten tijdens zijn verblijf in het PPC.
Gezien de ernst van het feit is een aanzienlijke gevangenisstraf op zijn plaats. Rekening houdend met alle genoemde factoren en met de omstandigheid dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en oprecht spijt heeft betuigd, zal de rechtbank de straf die de officier van justitie heeft geëist enigszins matigen en aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De rechtbank adviseert deze gevangenisstraf ten uitvoer te leggen in een PPC, om de behandeling van verdachte zo snel mogelijk te doen aanvangen, zodat vóór zijn terugkeer in de maatschappij gedurende langere tijd aan zijn problemen kan worden gewerkt. Bovendien zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde van hulp en steun door de reclassering koppelen, zodat de behandeling – indien nodig – extern kan worden voortgezet, om het risico op recidive in de toekomst te vermijden. Een proeftijd van drie jaren is daarbij passend.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer], vordert een schadevergoeding van € 3.902,17, bestaande uit € 902,17 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd met betrekking tot de materiële schade. Met betrekking tot de immateriële schade heeft zij verzocht deze ernstig te matigen of te halveren, nu de gevorderde schade niet overeenkomt met soortgelijke zaken die zijn vermeld in de Smartengeldgids van de ANWB.
De rechtbank stelt op basis van het onderzoek ter terechtzitting vast dat de benadeelde partij [naam slachtoffer] met betrekking tot het tenlastegelegde rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een totaalbedrag van € 902,17. Zij zal deze vordering toewijzen. Zij zal ook de gevorderde immateriële schade toewijzen, nu deze haar, gezien het letsel en de psychische gevolgen die de handelingen van verdachte bij haar teweeg hebben gebracht, redelijk en billijk voorkomt.
De totale vordering van € 3.902,17 zal daarom worden toegewezen, met vermeerdering met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011 tot aan de dag der volledige voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8 Het beslag
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, waarbij de rechtbank adviseert deze gevangenisstraf ten uitvoer te leggen in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van drie jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit, het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van trainingen of het ondergaan van ambulante behandeling en/of urinecontroles;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
1 groene jas, besmeurd met bloed, 1899972;
1 zwarte trainingsbroek, besmeurd met bloed, 1899973;
wit schoeisel, besmeurd met bloed, 1899974;
1 papier, kladblok, 1900278;
1 zilverkleurige sleutelbos met katsleutelhanger, 1900283;
1 mes, 1900631;
Benadeelde partijen
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], van een bedrag van € 3.902,17 (zegge: drieduizendnegenhonderdtwee euro en zeventien eurocent), bestaande uit € 902,17
aan materiële schade en € 3000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de
wettelijke rente van 1 maart 2011 tot aan de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam slachtoffer] tot nu
toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam slachtoffer] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 49 dagen
hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet
opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011 tot aan de dag der
volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 juli 2012.
Mr. Claessen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2011 tot en met 1 maart 2011 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [naam slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [naam slachtoffer] heeft dicht geknepen en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer] (meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in de hals/nek en/of in de rug en/of in de buik heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2011 tot en met 1 maart 2011 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [naam slachtoffer] bij de keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [naam slachtoffer] heeft dicht geknepen en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer] (meermalen) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of in de hals/nek en/of in de rug en/of in de buik heeft gestoken en/of gesneden en/of
- die [naam slachtoffer] (meermalen) in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.