ECLI:NL:RBMAA:2012:BW8381

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
468512 AZ VERZ 12-67
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewijzigde beleidsregels voor coffeeshops

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 26 april 2012 uitspraak gedaan over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen een coffeeshop en een horecamedewerkster. De werkgever, die de coffeeshop Lucky Time exploiteert, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de medewerkster, omdat door aangescherpte landelijke beleidsregels de exploitatie van de coffeeshop niet langer mogelijk zou zijn. De nieuwe regels, die per 1 januari 2012 van kracht werden, stelden dat coffeeshops in bepaalde provincies, waaronder Limburg, moesten voldoen aan nieuwe criteria, waaronder een ingezetenencriterium. Dit betekende dat een groot deel van de klanten van de coffeeshop niet meer welkom zou zijn, wat de omzet en daarmee de continuïteit van de onderneming in gevaar bracht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gewijzigde regelgeving de exploitatie van de coffeeshop ernstig zou belemmeren. De werkgever heeft aangegeven dat ongeveer tachtig procent van de klanten niet voldoet aan het ingezetenencriterium en dat de omzet daardoor drastisch zou dalen. De medewerkster heeft verweer gevoerd en betoogd dat de werkgever onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht en dat er geen adequate herplaatsingsinspanningen zijn gedaan. De kantonrechter oordeelde echter dat de werkgever niet verweten kon worden dat de nieuwe beleidsregels de reden waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 mei 2012 en een vergoeding van € 13.754,00 bruto toegekend aan de medewerkster. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de impact van overheidsbeleid op de arbeidsrelaties binnen de coffeeshopbranche en de noodzaak voor werkgevers om zich aan te passen aan veranderende wet- en regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 468512 AZ VERZ 12-67
typ: RK
beschikking van 26 april 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoeker], gevestigd te [adres]
verzoekende partij,
verder te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: G.A.C. Beckers, advocaat te Maastricht
tegen
[verweerder],
wonend te [adres],
verwerende partij,
verder te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. C.C. Hendriks, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand Roermond.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Een door mr. Beckers voornoemd op 19 maart 2012 gedateerd verzoekschrift met vier bijlagen is op diezelfde dag ter griffie ontvangen.
Een door mr. Hendriks voornoemd op 16 april 2012 gedateerd verweerschrift met twee bijlagen is op diezelfde dag per fax en een dag later per post ter griffie ontvangen.
Ter zitting van 19 april 2012 is namens [verzoeker] verschenen de heer [bestuurder], bestuurder van [verzoeker], bijgestaan door mr. Beckers voornoemd.
[verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Hendriks voornoemd.
Daarna is uitspraak bepaald op heden.
MOTIVERING
a. de vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van de in dit opzicht onbetwist gelaten stukken (bijlagen) en het verhandelde ter zitting, staat tussen partijen het navolgende vast.
- [verzoeker] exploiteert onder de handelsnaam Lucky Time een gedoogde coffeeshop in Maastricht, waar alcoholvrije dranken en cannabisproducten verkocht worden.
- [verweerder], geboren op [1980], is sinds 1 januari 2000 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van [verzoeker], laatstelijk in de functie van horecamedewerkster, tegen een bruto loon van laatstelijk € 2.122,45 per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
- Met ingang van 1 januari 2012 is de Aanwijzing Opiumwet aangescherpt. Naast de reeds jaren bestaande gedoogcriteria (AHOJG) ten aanzien van coffeeshops zijn twee nieuwe criteria geïntroduceerd (B en I). De aanwijzing luidt te dien aanzien:
“Voor coffeeshops in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland gelden per 1 januari 2012 tevens de volgende criteria:
B: een besloten club: dit houdt in dat uitsluitend toegang kan worden verleend en verkocht mag worden aan leden van de coffeeshop, waarbij bepaald is dat de coffeeshop in één kalenderjaar maximaal tweeduizend lidmaatschappen mag uitgeven en dit documenteert in de vorm van een controleerbare ledenlijst. Een coffeeshop heeft maximaal 2000 leden. Het lidmaatschap is beperkt tot één coffeeshop;
I: geen lidmaatschap voor de coffeeshop voor anderen dan ingezetenen van Nederland van achttien jaar of ouder.
Deze criteria gelden per 1 januari 2013 in heel Nederland.”
- De Burgemeester van Maastricht heeft bij brief van 30 januari 2012 de coffeeshophouders van Maastricht van deze nieuwe criteria op de hoogte gesteld en aangekondigd dat de regels met ingang van 1 mei 2012 gehandhaafd zullen worden, met uitzondering van het maximum aantal leden van 2000: dit zal eerst per 1 januari 2013 gehandhaafd worden.
- Ongeveer tachtig procent van de huidige klanten van coffeeshop Lucky Time voldoet niet aan de eis van het ingezetenencriterium.
- Op 3 februari 2012 heeft de heer [verzoeker] (dan wel Beckers namens [verzoeker] of samen met [verzoeker]) in een bijeenkomst met vijftien van de zeventien personeelsleden van de coffeeshop uitleg gegeven over genoemde nieuwe gedoogcriteria en aangekondigd dat hij de coffeeshop deswege per 1 mei 2012 moet/gaat sluiten. [verzoeker] is er in onderling overleg met alle personeelsleden (uitgezonderd [verweerder]) in geslaagd de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Deze personeelsleden hebben wel een terugkeergarantie gekregen voor het geval de regels (het gedoogbeleid) een exploitatie zoals thans het geval is, weer mogelijk maken (maakt).
b. het verzoek
[verzoeker] verzoekt thans ontbinding van de tussen haar en [verweerder] sinds 1 januari 2000 bestaande arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden van zodanige aard, dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2012 zou behoren te eindigen, althans met ingang van de eerst mogelijke datum, onder toekenning van een aangeboden vergoeding van € 13.745,00 bruto.
Ter toelichting op dit verzoek voert [verzoeker] aan dat zij door de nieuwe beleidsregels gedwongen wordt de coffeeshop te sluiten. Behalve dat zij tachtig procent van haar huidige klandizie verliest omdat die niet voldoet aan het ingezetenenctiterium, is het merendeel van de klanten die daar wèl aan voldoen, niet bereid om zich als lid te laten registeren (het B- criterium), omdat zij de verplichte afgifte van een recent uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie als een te hoge drempel en een te diepgaande inbreuk op de privacy/persoonlijke levenssfeer ervaren.
[verzoeker] stelt dat het evident is dat de handhaving van de aangescherpte gedoogcriteria ertoe zal leiden dat het aantal klanten van de coffeeshop en dus ook de omzet zeer drastisch zullen dalen.
[verzoeker] ziet zich genoodzaakt ingrijpend te reorganiseren en te bezuinigen. De coffeeshop moet ingevolge het beleid van de rijksoverheid kleiner en beheersbaarder worden. De horeca-exploitatie (de verkoop van alcoholvrije drank) is thans al niet kostendekkend, maar is tot dusver gezien als een service voor de klant die vanuit de omzet van cannabis kon worden bekostigd. Vanaf 1 mei 2012 is dat vanwege de kleine kantenkring onmogelijk. Alcoholvrije dranken zullen vanaf 1 mei 2012 uitsluitend vanuit automaten te koop worden aangeboden. De functie van [verweerder] komt derhalve te vervallen, terwijl binnen de onderneming geen andere functies bestaan die aan haar kunnen worden aangeboden.
[verzoeker] erkent dat [verweerder] in dezen geen enkel verwijt treft, maar voert wel aan dat zij ([verweerder]) er steeds rekening mee heeft moeten houden dat het gedoogbeleid zou kunnen eindigen (wijzigen) en dat dit gevolgen zou hebben voor haar baan.
[verweerder] voert tot haar verweer aan dat [verzoeker] in haar optiek onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld onder andere door de bedrijfseconomische noodzaak om tot gedwongen “ontslag” over te gaan niet inzichtelijk te maken. In het verzoekschrift ontbreken de volgende stukken:
-financiële gegevens/jaarstukken over 2009, 2010 en 2011;
-accountantsverklaringen met betrekking tot bovengenoemde financiële gegevens;
-accountantsverklaringen met betrekking tot (financiële) prognoses voor 2012;
-reorganisatieplan.
Op basis van de zeer summiere financiële stukken die wel door [verzoeker] in het geding gebracht zijn, kan [verweerder] zich geen beeld vormen van de financiële situatie van de coffeeshop vanaf 1 mei 2012. Plannen van aanpak om gedwongen ontslagen te voorkomen, zijn niet ingebracht. Voorts is niet inzichtelijk gemaakt wat [verzoeker] concreet gedaan heeft in het kader van herplaatsingsinspanningen. [verzoeker] heeft nagelaten [verweerder] adequaat te ondersteunen bij het zoeken naar ander werk buiten de eigen onderneming, bijvoorbeeld door inschakeling van een outplacementbureau. Gelet op de duur van het dienstverband, de leeftijd van [verweerder] en haar zwakke arbeidsmarktpositie is een ontbinding als bijzonder onredelijk aan te merken. Zij verzoekt daarom primair om het ontbindingsverzoek van [verzoeker] af te wijzen en subsidiair om bij toewijzing van het ontbindingsverzoek een vergoeding toe te kennen van € 20.088 netto, als aanvulling op een uitkering krachtens de sociale verzekeringwetten of elders te verdienen lager loon.
c. de beoordeling
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren gebracht is, kan op geen enkele wijze afgeleid worden dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst verband houdt met enig bijzonder opzegverbod.
Waar [verweerder] haar pijlen vooral richt op het ontbreken van financiële gegevens die de bedrijfseconomische noodzaak tot het ontbindingsverzoek ondersteunen, gaat zij voorbij aan de feitelijke omstandigheid dat de reden van het onderhavige verzoek niet gelegen is in een reeds ingezette neergaande tendens in de omzet/winst van de onderneming die een krimp van het personeelsbestand noodzakelijk maken, maar in de hierboven aangehaalde politieke besluitvorming van (rijks)overheidswege en met name de daaropvolgende aankondiging van de Burgemeester van Maastricht om met ingang van 1 mei 2012 tot handhaving van die besluitvorming over te gaan. [verweerder] heeft niet betwist dat ongeveer tachtig procent van de huidige klanten van de Lucky Time niet voldoet aan het ingezetenencriterium en zij heeft evenmin betwist dat het merendeel van de klanten dat daar wèl aan voldoet, niet bereid is om zich als lid te laten registeren. Bovendien moet worden aangenomen dat de aankondiging van de Burgemeester aangaande de handhaving met ingang van 1 mei 2012 door [verzoeker] terecht serieus genomen wordt, nu het niet-naleven van het nieuwe beleid tot bestuursrechtelijke maatregelen jegens haar en wellicht zelfs tot strafrechtelijke maatregelen jegens de heer [verzoeker] in persoon kan leiden.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat een exploitatie van de coffeeshop zoals (in ieder geval qua omvang) thans nog het geval is, vanaf 1 mei 2012 onmogelijk zal worden, nu het aantal klanten vanaf dat moment drastisch zal dalen (hetgeen op zichzelf ook niet door [verweerder] betwist wordt) en dat er zelfs ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat de zaak gesloten zal moeten worden, zoals de heer [verzoeker] ter zitting verklaard heeft toch al van plan te zijn.
Dat [verzoeker] te weinig zou hebben gedaan om [verweerder] herplaatst te krijgen buiten de organisatie en dat [verzoeker] geen outplacement-traject ten behoeve van [verweerder] gestart is, kan haar naar het oordeel van de kantonrechter bezwaarlijk worden tegengeworpen, nu de nieuwe beleidsregels alle andere ondernemingen in de branche (de coffeeshops) even hard zullen treffen, en [verzoeker] ter zitting uitgelegd heeft geen netwerken buiten die branche te hebben, hetgeen niet betwist is door [verweerder]. Daarbij komt nog dat - anders dan gesuggereerd wordt - de arbeidsmarktpositie van [verweerder] betrekkelijk goed is. [verweerder] ondervindt immers geen bijzonder nadeel voor wat betreft leeftijd, educatie, fusieke en psychische conditie, mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid en zal hoogstens enige hinder ondervinden van haar recente arbeidsverleden. Dit laatste was echter een welbewuste keuze, die zij thans niet aan [verzoeker] kan tegenwerpen.
De kantonrechter zal wegens deze veranderingen in de omstandigheden de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 mei 2012.
Vervolgens moet beoordeeld worden of aan [verweerder] ten laste van [verzoeker] een vergoeding dient te worden toegekend en zo ja, hoe hoog die vergoeding dient te zijn. Daarbij is met name van belang of en in hoeverre de thans ontstane situatie aan een van de partijen in overwegende mate te verwijten valt, dan wel bepaald kan worden dat het risico daarvan meer bij de ene dan bij de andere partij ligt.
Ten aanzien van het risico wordt overwogen dat de thans ontstane situatie is voortgevloeid uit het gewijzigde (strenger geworden) landelijke beleid ten aanzien van het gedogen van coffeeshops, zoals neergelegd in de Aanwijzing Opiumwet. Niet gesteld kan worden dat het risico daarvan meer bij [verzoeker] dan bij [verweerder] ligt. Zowel werkgevers als werknemers in de coffeeshopbranche worden bekend verondersteld met de bijzondere aard van de branche in die zin, dat sprake is van een illegale activiteit (handel in softdrugs) die op grond van geldend politiek beleid gedoogd wordt, en dat altijd de kans bestaat dat dit gedoogbeleid in een betrekkelijk korte tijdspanne drastisch kan wijzigen, zoals thans het geval is.
Gesteld noch gebleken is voorts dat [verweerder] enig verwijt gemaakt kan worden ten aanzien van de ontstane situatie, sterker nog, [verzoeker] erkent dat haar geen enkel verwijt gemaakt kan worden.
Van enige relevante verwijtbaarheid aan de zijde van [verzoeker] is echter evenmin gebleken. [verzoeker] heeft binnen enkele dagen na genoemde brief van de Burgemeester haar voltallige personeel van de inhoud van die brief op de hoogte gebracht en duidelijk gemaakt welke consequenties er aan de gewijzigde situatie verbonden zijn.
Zoals hierboven ten aanzien van de ontbindingsbeslissing reeds uiteengezet is, vormt ook de arbeidsmarktpositie van [verweerder] geen grond voor toepassing van een correctie op de C-factor.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter een vergoeding van € 13.754,00 bruto billijk (C=1).
Nu [verzoeker] zich uitdrukkelijk tot betaling van de toe te kennen vergoeding bereid verklaard heeft, kan reeds aanstonds een eindbeslissing gegeven worden.
De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren.
BESLISSING
Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2012.
Kent in verband daarmee aan [verweerder] een ten laste van [verzoeker] komende vergoeding toe ten bedrage van € 13.754,00 bruto.
Veroordeelt [verzoeker] - voor zover nodig - tot betaling van die vergoeding aan [verweerder] uiterlijk medio mei 2012.
Compenseert de kosten van deze procedure in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.