ECLI:NL:RBMAA:2012:BW5770

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
169976/HA RK 12-37
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van een rechter in een civiele procedure

Op 3 april 2012 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.J. Kreutzkamp, hebben een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [XX], die als rechter was aangewezen in een civiele zaak. De wrakingsgrond was gebaseerd op de wijze waarop de rechter eerdere aanverwante zaken had behandeld, waarbij verzoekers in het ongelijk waren gesteld. De wrakingskamer oordeelde dat kritiek op de behandeling in een andere zaak niet automatisch een grond voor wraking vormt in de huidige procedure. De wrakingskamer benadrukte dat er geen bewijs was dat de rechter in de nieuwe zaak dezelfde, door verzoekers ongewenste, wijze van behandelen zou hanteren. Bovendien werd vastgesteld dat de door verzoekers aangevoerde gronden geen blijk gaven van vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking niet kon slagen en wees het af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 3 april 2012
Zaaknummer : 169976 / HA RK 12-37
De meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
de vennootschap onder firma [VERZOEKER1],
gevestigd te Beek,
en
[VERZOEKER1A],
wonend te Beek,
en
[VERZOEKER1B],
wonend te Beek,
advocaat mr. A.J.J. Kreutzkamp;
indieners van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. [XX], rechter in deze rechtbank (hierna ook: de rechter).
1.Het verloop van de procedure
Bij brief van 19 maart 2012 heeft mr. Kreutzkamp verzocht om de behandeling van de zaak met procedurenummer 168436 tussen de vennootschap onder firma [VERZOEKER1], de heer [verzoeker1] en mevrouw [verbalisantzoeker1b] enerzijds en de heer [partij Q] anderzijds, waarin mr. [xx] als rechter zou fungeren, door een andere rechter te laten plaatsvinden.
Omdat dit verzoek niet is ingewilligd is in de zitting van 20 maart 2012 verzocht om wraking van mr. [XX]. Namens verzoekers zijn daarbij de feiten en omstandigheden aangeduid die aan het verzoek ten grondslag liggen. Verzoekers hebben te kennen gegeven de gronden voor het verzoek tot wraking nader te zullen toelichten ter zitting van de wrakingskamer.
Op 23 maart 2012 heeft de rechter de wrakingskamer meegedeeld dat hij niet in het verzoek tot wraking wenst te berusten. Hij heeft een schriftelijke reactie opgesteld onder het uitspreken van het voornemen ter zitting van de wrakingskamer te verschijnen.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van de wrakingskamer van 26 maart 2012. Mevrouw [verzoeker1b], de advocaat van verzoekers en de rechter zijn verschenen.
De rechtbank heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.
2.Standpunt van verzoekers
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de rechter niet onpartijdig kan oordelen in deze zaak. Zij baseren dit op de wijze waarop de rechter de vorige zaak van verzoekers tegen de heer Römkens (een executiegeschil in kort geding met als onderwerp dezelfde vordering die hier aan de orde is) heeft behandeld en vervolgens ten nadele van hen heeft beslist. Ter verdere ondersteuning van hun standpunt hebben zij nog verwezen naar de wijze waarop de rechter ook in een eerdere procedure heeft gehandeld.
3.Standpunt van de rechter
De rechter stelt zich op het standpunt dat het toeval heeft beslist dat de zaak voor behandeling aan hem is toegewezen en dat dit los staat van de behandeling van een eerdere zaak. Voorts erkent hij dat de zaak in deze procedure spiegelbeeldig is aan de eerder door hem besliste zaak, doch dat hij iedere zaak op zijn eigen merites beoordeelt. Tot slot gaat hij ervan uit dat, mocht het zo zijn dat ten gevolge van de onderbreking door het wrakingsverzoek de zaak zal worden voortgezet door een andere rechter, deze onder toepassing van dezelfde rechtsregels zal beslissen zoals hij dat zou doen.
4.De beoordeling
Wraking is het middel dat partijen ten dienste staat om het hen - onder meer - ingevolge artikel 6, lid 1, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door een onpartijdige rechter af te dwingen.
Gelet op het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is wraking mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. In artikel 37 lid 1 Rv is bepaald dat het verzoek wordt gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Nu verzoekers op 19 maart 2012 kennis hebben genomen van het feit dat op 20 maart 2012 hun zaak zal worden behandeld door de rechter en zij diezelfde dag schriftelijk hebben doen blijken van hun bezwaren, herhaald op 20 maart 2012 ter zitting van de rechter, is de wrakingskamer van oordeel dat aan dit formele criterium is voldaan.
Van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling en overtuiging van de rechter (partijdigheid in subjectieve zin). Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij enige vooringenomenheid koestert, althans dat de - objectief gerechtvaardigde - vrees bestaat dat de rechter niet onpartijdig is. Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (partijdigheid in objectieve zin). In dat verband zijn de schijn van partijdigheid en de overtuiging van verzoekster weliswaar relevant, maar doorslaggevend is of de twijfel over de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
Ter zitting van de wrakingskamer is gebleken dat niet het enkele feit dat de rechter een eerdere zaak van verzoekers heeft behandeld, en hen daarin in het ongelijk heeft gesteld, als reden voor het verzoek tot wraking is te beschouwen. Verzoekers onderbouwen het verzoek tot wraking door te wijzen op de manier waarop deze behandeling heeft plaatsgevonden, welke handelwijze volgens verzoekers nader onderbouwt dat de rechter blijk zou hebben gegeven van de schijn van partijdigheid.
Zoals de advocaat van verzoekers terecht stelt, is het enkele feit dat een rechter aanverwante zaken heeft behandeld geen grond voor wraking. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet anders wordt als verzoekers in die aanverwante zaken in het ongelijk zijn gesteld.
Omdat de aangevoerde gronden voor het verzoek tot wraking gelegen zijn in de wijze waarop de rechter de voornoemde zaken waarin vonnis is gewezen, heeft behandeld, dient de wrakingskamer te beoordelen of hierin een grond voor wraking in deze procedure kan zijn gelegen.
In dat verband stelt de wrakingskamer voorop dat kritiek op een wijze van behandeling in een bepaalde zaak wellicht een grond kan vormen voor wraking in die zaak, maar niet in een andere zaak die deze rechter in behandeling heeft. Zeker niet als nog geenszins heeft kunnen blijken dat de rechter in de nieuwe zaak dezelfde, kennelijk door verzoekers niet gewenste wijze van behandelen gebruikt. Dat op zichzelf vormt al voldoende grond om het wrakingsverzoek af te wijzen.
Los daarvan merkt de wrakingskamer nog op dat de door verzoekers geschetste handelwijze in die eerdere zaak geen blijk geeft van vooringenomenheid. Ook om die reden kan het wrakingsverzoek niet slagen.
De wrakingskamer komt tot het oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen.
5.De beslissing
wijst het verzoek tot wraking van mr. [XX] af.
Aldus gewezen op 3 april 2012 door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen, rechter en mr. R.A.J. van Leeuwen, rechter, in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 3 april 2012.
MJ
De griffier is buiten staat deze beslissing
te ondertekenen.