ECLI:NL:RBMAA:2012:BW5222
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een ongeboren vrucht in het kader van de opvoedingssituatie
In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de ondertoezichtstelling van een ongeboren vrucht, met als argument dat de opvoedingssituatie van de aanstaande moeder problematisch is. De moeder kampt met verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek, wat volgens de raad een bedreiging vormt voor de zorg en veiligheid van het kind. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op 13 april 2012, na een eerdere aanhouding van de behandeling op 5 april 2012. De advocaat van de moeder heeft verweer gevoerd en betoogd dat de zorgen van de raad voornamelijk gebaseerd zijn op gebeurtenissen uit het verleden, terwijl de moeder recent positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt en vrijwillig onder behandeling is bij Mondriaan.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aansluiting gezocht bij de relevante wetgeving, met name artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt onder welke omstandigheden een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld. De kinderrechter concludeert dat, hoewel de ongeboren vrucht geen drager van rechten en plichten is, deze wel bescherming onder het Nederlandse recht toekomt zodra de levensvatbaarheidgrens is gepasseerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen van de raad onvoldoende onderbouwd zijn om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen, en heeft het verzoek van de raad afgewezen. Wel heeft de kinderrechter besloten om de verdere beslissing op het verzoek aan te houden voor zes maanden, om de ontwikkelingen van de moeder en de opvoedingssituatie te blijven volgen.
De kinderrechter heeft de raad opgedragen om voor de voortzetting van de behandeling een aanvullend rapport op te stellen over de opvoedingssituatie en de rol van de vader. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.