vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Vonnis in gevoegde zaken van 4 april 2012
in de zaak met zaaknummer: 163575 / HA ZA 11-645 van
naamloze vennootschap
WATERLEIDING MAATSCHAPPIJ LIMBURG N.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
advocaat mr. S.G.J. Habets te Maastricht;
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht;
en in de zaak met zaaknummer: 160065 / HA ZA 11-304 van
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht;
1. naamloze vennootschap
N.V. WATERLEIDING MAATSCHAPPIJ LIMBURG,
gevestigd te Maastricht,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. S.G.J. Habets te Maastricht.
1. Het verdere verloop van de procedures
In de zaken met de nummers 163575 en 160065
Naar aanleiding van het vonnis van 12 oktober 2011 zijn de in dat vonnis in beide zaken toegestane pleidooien aangevangen op 8 november 2011 en vervolgens op 13 december 2011 voortgezet en afgesloten.
Partijen hebben in het kader van de pleidooien in beide zaken gepleit overeenkomstig haar pleitnotities, welke zij aan de rechtbank hebben overgelegd. Aan de pleitnotities hebben partijen producties gehecht.
Naar aanleiding van het verhandelde tijdens de eerste pleidooidag heeft de rechtbank partijen bij brief van 9 november 2011 verzocht zich uit te laten over aantal en identiteit van te benoemen deskundigen, de aan deze(n) te stellen vragen en de voor partijen maximaal ac-ceptabele hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige(n). [gedaagde] heeft daarop bij schrijven van 9 december 2011 gereageerd; WML heeft bij schrijven van 12 december 2011 gereageerd.
Naar aanleiding van het op 13 december 2011 voortgezette pleidooi heeft de rechtbank bij schrijven van 14 december 2011 aan partijen – in afwachting van in de beide zaken te maken processen-verbaal van de pleidooien – een samenvatting gegeven van hetgeen ter zitting is afgesproken en heeft zij [gedaagde] verzocht zich uiterlijk medio januari 2012 uit te laten over de vraag of hij eerst een vonnis wil waarin een deskundigenbericht wordt aangezegd, of dat hij er mee instemt dat te zijner tijd een vonnis wordt gewezen waarin een deskundi-genbericht wordt gelast.
WML en [gedaagde] hebben daarop ieder bij schrijven van 26 januari 2012 gereageerd. Op 27 januari 2012 heeft [gedaagde] en WML ieder een tweetal sets, elk bestaande uit een tweetal ordners, aan de rechtbank doen toekomen. Deze ordners bevatten door [betrokkene], namens WML, en [gedaagde], namens zichzelf, opgestelde omschrijvingen per perceel van de 21 ten processe bedoelde percelen, zoals tijdens het pleidooi van 13 december 2011 afgesproken.
Bij schrijven van 30 januari 2012 heeft de rechtbank WML uitstel verleend tot en met 7 februari 2012 voor het screenen van de bedoelde ordners door haar advocaat. Daarnaast heeft de rechtbank partijen nog in staat gesteld bepaalde stukken in het geding te brengen en hen geïnformeerd over de identiteit van de deskundigen die zij voorshands bereid heeft gevonden om als deskundigen op te treden.
WML heeft bij schrijven van 6 februari 2012 gereageerd op de samenstelling van voormelde ordners en stukken overgelegd die zij aan die ordners wenst te zien toegevoegd. Ten slotte heeft zij zich uitgelaten over de deskundigen die de rechtbank voorshands bereid heeft gevonden om een deskundigenbericht op te stellen. [gedaagde] heeft zich zijnerzijds bij schrijven van 7 februari 2012 uitgelaten over de samenstelling van de bedoelde ordners en over de deskundigen en zijnerzijds stukken overgelegd die hij aan de ordners wenst te zien toe-gevoegd .
Vervolgens heeft de rechtbank zich bij schrijven van 9 februari 2012 tot partijen gewend naar aanleiding van een schrijven van 6 februari 2012 van WML. Het schrijven van de rechtbank hield in dat zij, behoudens een specifiek andersluidend bericht van partijen, ervan uitgaat dat de door partijen onafhankelijk van elkaar overgelegde sets met ordners alle dezelfde informatie bevatten en dat de rechtbank die ordners derhalve niet op de gelijke in-houd zal controleren.
Ten slotte heeft de rechtbank vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Het geschil
In de zaken met de nummers 163575 en 160065
2.1. De rechtbank zal vooralsnog geen uiteenzetting geven van de vaststaande feiten in beide zaken, noch van de standpunten van partijen of haar vorderingen, nu partijen het oor-deel van de rechtbank onderschrijven dat in essentie in beide zaken allereerst de vraag moet worden beantwoord welke de waarde is van de 21 percelen die [gedaagde] op 24 december 2007 namens WML heeft verkocht tezamen hebben en dat daartoe een deskundigenbericht noodzakelijk is.
3. De beoordeling
In de zaken met de nummers 163575 en 160065
3.1. WML stelt zich in de zaak met nummer 163757 in essentie op het standpunt dat haar ex-werknemer, [gedaagde], jegens haar schadeplichtig is op grond van het bepaalde in artikel 7:661 BW, omdat [gedaagde] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden voor WML opzettelijk, dan wel bewust roekeloos schade heeft toegebracht aan WML, door namens WML 21 percelen tezamen voor een veel te lage totaalprijs te verkopen.
3.2. In de zaak met nummer 160065 stelt [gedaagde] zich in essentie op het standpunt dat WML en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld, onder andere daarin bestaand dat deze ten onrechte hebben gesteld dat [gedaagde] de ten processe bedoelde 21 percelen voor een veel te lage totaalprijs heeft verkocht. Volgens [gedaagde] gaf [gedaagde 2] feitelijk leiding aan de aan WML verweten onrechtmatige gedragingen. [gedaagde 2] was volgens [gedaagde] persoonlijk nauw betrokken bij het geheel van onderzoeken en procedures; zij kon weten dat de verkoopprijs van 24 december 2007 correct was en dat de beschuldiging dat [gedaagde] de 21 percelen tezamen voor een veel te lage prijs had verkocht, onjuist was. Zij beschikte over de macht en de verantwoordelijkheid de verweten gedragingen te verhinderen en de gevolgen ervan te voorkomen of te corrigeren, maar zij deed niets.
3.3. Zoals de rechtbank tijdens de pleidooien reeds als haar oordeel te kennen heeft gegeven, welk oordeel door partijen toen ook al is onderschreven, is het gelet op de verwijten van partijen over en weer allereerst van belang om vast te stellen of er sprake kan zijn van schade bij WML als gevolg van de omstreden verkooptransactie.
3.4. Derhalve zal de rechtbank eerst een deskundigenbericht gelasten ten einde de waarde van de ten processe bedoelde percelen door deskundigen te laten vaststellen. Immers, de door partijen in het geding gebrachte waardebepalingen worden door partijen over en weer gemotiveerd betwist en bieden voor de rechtbank geen reëel aanknopingspunt om te kunnen beoordelen wat een redelijke prijs was voor de bedoelde percelen tezamen.
3.5. De rechtbank zal in beide zaken een deskundigenbericht gelasten. Partijen hebben desgevraagd verklaard dat het uit te brengen deskundigenbericht kan worden geacht in beide zaken te zijn uitgebracht, zodat het in beide zaken bij de beantwoording van de respectieve voorliggende rechtsvragen kan worden gebruikt.
3.6. De rechtbank acht een deskundigenbericht door drie deskundigen wenselijk. De na te noemen deskundigen hebben verklaard bereid en in staat te zijn in de onderhavige zaken een deskundigenbericht uit te brengen. Ze hebben desgevraagd uitdrukkelijk schriftelijk verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen.
3.7. Ten aanzien van de te benoemen deskundigen overweegt de rechtbank het volgende. WML heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van ing. [naam deskundige] tot deskundige, omdat deze lid is van dezelfde kring van rentmeesters als waarvan [gedaagde] lid is. Hierdoor hebben zij volgens WML al een lange collegiale relatie binnen de kring Zuid van de Nederlandse Vereniging van Rentmeesters. De rechtbank verwerpt dat bezwaar. Dat [gedaagde] en ing. [naam deskundige] lid zijn van dezelfde kring van rentmeesters betekent niet dat zij zodanige onderlinge banden hebben, dat ing. [naam deskundige] derhalve niet onpartijdig zou kunnen oordelen. Ing. [naam deskundige] heeft desgevraagd verklaard de naam van [gedaagde] wel te kennen, maar hem niet persoonlijk te kennen. Voorts merkt de rechtbank nog op dat [naam deskundige 2] bestuurslid is geweest van de Nederlandse Vereniging van Rent-meesters, maar dat tegen hem door WML niet het bezwaar naar voren wordt gebracht dat hij een collegiale relatie heeft met [gedaagde].
3.8. Ten aanzien van de vraagstelling overweegt de rechtbank nog het volgende. Anders dan WML betoogt in haar brief van 6 februari 2012, dienen de deskundigen zich er niet van te vergewissen dat er geen verplichting voor [gedaagde] bestond om de 21 percelen als totaalpakket te verkopen. Enerzijds is dat niet een vraag die door deskundigen kan of moet worden beantwoord, omdat dit een juridische vraag is – wat is tussen partijen overeengekomen of wat bracht het dienstverband tussen partijen voor [gedaagde] met zich – die door de rechtbank moet worden beantwoord. Anderzijds is deze vraag ook niet relevant, nu het verwijt dat WML [gedaagde] maakt, erin bestaat dat hij het totaalpakket van de 21 percelen voor een veel te lage prijs heeft verkocht. Weliswaar mogen de afzonderlijke percelen door de deskundigen worden gewaardeerd en mogen zij daarbij ook gebruik maken van informatie die betrekking heeft op die afzonderlijke percelen en die relevant is voor de af-zonderlijke waardering, maar dat neemt niet weg dat op basis van de geschatte waarden per perceel vervolgens toch de totale waarde van de 21 percelen – indien verkocht als één geheel aan één koper – moet worden gewaardeerd.
3.9. Met betrekking tot de gang van zaken ten aanzien van het verstrekken van informatie aan de deskundigen wijst de rechtbank op het volgende. De stukken die aan de deskundigen worden verstrekt in het kader van hun opdracht, zijn allereerst opgesteld en samengesteld door [gedaagde] zelf en [betrokkene] namens WML samen. Daarna zijn de bedoelde stukken gescreend door de respectieve advocaten van partijen. Deze laatsten hebben diverse voorstellen gedaan om de stukken aan te vullen, dan wel informatie daaruit te verwijderen. De rechtbank heeft uiteindelijk beslist welke stukken aan de deskundigen behoren te worden verstrekt. Bij brief van 9 maart 2012 heeft de rechtbank aan partijen te kennen gegeven wel-ke stukken aan de deskundigen behoren te worden verstrekt en waarom en welke stukken daarbuiten (dienen te) blijven.
3.10. Teneinde een zorgvuldige informatieverstrekking aan de deskundigen te waarborgen, zal de rechtbank, in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken in civiele procedures, bepalen dat partijen uitsluitend indien de deskundigen daar uitdrukkelijk om vragen, nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen mogen verstrekken. Dergelijke verzoeken mogen echter niet rechtstreeks aan partijen worden gericht, doch dienen te geschieden door tussenkomst van de griffier.
3.11. Anderzijds mogen deskundigen, tot en met het stadium waarin zij een concept-deskundigenbericht hebben uitgebracht, geen stukken aannemen die rechtstreeks van partijen afkomstig zijn. De deskundigen worden geacht slechts stukken in behandeling te nemen die hun door tussenkomst van de griffier worden toegezonden.
3.12. De rechtbank begrijpt dat mr. ing. [naam deskundige 2] door de deskundigen als hun voorzitter is aangewezen. Derhalve zal de rechtbank, behoudens indien dat niet aangewezen is, met mr. ing. [naam deskundige 2] corresponderen als aanspreekpunt, contactadres en woordvoerder van de gezamenlijke deskundigen.
3.13. In afwachting van het deskundigenbericht zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
4. De beslissing
De rechtbank:
In de zaken met de nummers 163575 en 160065
beveelt een onderzoek door drie deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Welke is volgens u de onderhandse verkoopwaarde in het vrije economische verkeer van de 21 ten processe bedoelde percelen op de peildatum van 24 december 2007, indien wordt uitgegaan van de verkoop van deze percelen als één geheel (package-deal) aan één koper?
U dient bij de beantwoording van die vraag in ieder geval de volgende aspecten te betrekken:
- publiekrechtelijke beperkingen: zoals vigerend bestemmingsplan, contourenbeleid, ecologische hoofdstructuur e.d.;
- privaatrechtelijke beperkingen: zoals zakelijke en contractuele rechten van derden, verhuur, verpachting, instortingsrisico e.d.;
- verontreinigingen: zoals asbest in gebouwen en asbesthoudende leidingen, bodemverontreinigingen ex artikel 55 Wet bodembescherming, mijnsteen e.d.;
- als bruto aanvangsrendement wordt gewaardeerd, dan niet enkel op basis van omzet, maar met inachtneming van alle kosten;
- de functionaliteit (al dan niet in gebruik) van de percelen en gebouwen;
- de onderhoudstoestand van de percelen en gebouwen;
- de exploitatiekosten, het onderhoud en de rentelasten van de percelen en gebouwen;
- de mate waarin de percelen courant waren;
- sloopkosten (indien aan de orde).
2. Welke bandbreedte dient bij die waardebepaling te worden aangehouden, met andere woorden, welke onder- en bovengrens legt u aan als u tot de onder 1 bedoelde totale onderhandse verkoopwaarde komt?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
mr. ing. [naam deskundige 2] (voorzitter), verbonden aan Rentmeesterskantoor [naam deskundige 2];
Trichtsevoetpad 1, 4191 LA Geldermalsen;
Postbus 83, 4190 CB Geldermalsen;
Telefoon: 0345 – 5493000;
www.rmktweel@planet.nl
ing. [naam deskundige], verbonden aan AGL Adviesbureau Grondzaken Limburg B.V.;
Dr. Nolenslaan 157, 6136 GM Sittard;
Telefoon: 046 – 4572282;
drs. [naam deskudige 3], verbonden aan Taxatiebureau drs. [naam deskudige 3] B.V.;
Kasteelplein 3, 3417 JG Montfoort;
Postbus 77, 3417 ZH Montfoort;
Telefoon: 0348 – 470885;
www.vanarnhem.nl;
stelt het te betalen voorschot op de kosten van de deskundigen vast op het door de deskun-digen begrote bedrag van in totaal € 67.658,64, waarvan € 28.113,75 ten behoeve van mr. ing. [naam deskundige 2], € 20.391,84 ten behoeve van ing. [naam deskundige], en € 19.153,05 ten behoeve van drs. Van Arnhem;
bepaalt dat WML het voorschot dient over te maken op rekeningnummer 56.99.90.645 ten name van M.v.J. Arrondissement Maastricht onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport" en het zaak- en rolnummer, en wel binnen twee weken na heden;
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
bepaalt dat de griffier van de rechtbank het reeds ten behoeve van de deskundigen samengestelde voorlopige dossier conform dit vonnis aanvult en die aanvulling in afschrift aan de deskundigen doet toekomen;
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
wijst de deskundigen er op dat:
- de deskundigen voor aanvang van het onderzoek kennis nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht/Documents/Leidraad_deskundigen_WT.pdf), of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);
- de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot aanvangen;
- de deskundigen het onderzoek onmiddellijk staken en contact opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
- de deskundigen partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundigen dit onderzoek niet uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan;
- uit het rapport moet blijken welke opmerkingen de bij het onderzoek ter plaatse aanwezige partijen hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundigen hierop hebben gereageerd;
bepaalt dat partijen uitsluitend indien de deskundigen daar uitdrukkelijk om vragen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen kunnen/mogen verstrekken, doch dat – in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken in civiele procedures – dergelijke verzoeken niet rechtstreeks aan partijen mogen worden gericht, doch dienen te geschieden door tussen-komst van de griffier, en dat de deskundigen anderzijds tot en met het stadium waarin zij een concept-deskundigenbericht hebben uitgebracht geen stukken mogen ontvangen die rechtstreeks van partijen afkomstig zijn, doch dat zij enkel stukken mogen ontvangen die hun door tussenkomst van de griffier worden toegezonden;
bepaalt dat partijen de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
draagt de deskundigen op om uiterlijk vier maanden nadat zij van de griffier bericht hebben ontvangen dat het voorschot is gestort een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
wijst de deskundigen er op dat:
- uit het schriftelijke bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd, terwijl zij in het definitieve bericht gemotiveerd ingaan op het commentaar van partijen op het conceptbericht;
- bepaalt dat partijen binnen vier weken reageren op het concept-rapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren, waarbij de deskundigen in het definitieve bericht gemotiveerd ingaan op het eventue-le commentaar van partijen;
bepaalt dat de zaak wordt verwezen naar de rolzitting van de parkeerrol van 3 oktober 2012;
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rolzitting te plaatsen;
- indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
- na afgifte aan partijen door de rechtbank van het definitieve deskundigenbericht: voor akte uitlating aan beide zijden conform 2.11 van het Landelijk Procesreglement.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen, mr. P.H.J. Frénay en mr. H.W.M.A. Staal, en in het openbaar uitgesproken.?