RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/702778-09
Datum uitspraak: 27 maart 2012
Beslissing inzake de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht onder voormeld parketnummer, gedateerd 1 november 2011 en bij deze rechtbank ter terechtzitting van 13 maart 2012 aanhangig gemaakt, daartoe strekkende dat de rechtbank ten laste van
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
hierna te noemen: [naam verdachte],
het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en [naam verdachte] de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel.
De officier van justitie heeft deze vordering ingesteld naar aanleiding van een door hem onder opgemeld parketnummer gelijktijdig op 13 maart 2012 aangebrachte strafzaak tegen [naam verdachte]. In deze zaak heeft de rechtbank heden vonnis gewezen. Bij dit vonnis is [naam verdachte] onder meer veroordeeld ter zake:
in de periode van 1 maart 2007 tot en met 12 december 2008, in het arrondissement Maastricht, opzettelijk een geldbedrag van 119.490 euro, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 1], en welk geld aan [naam verdachte] als beheerder van voornoemde instelling van weldadigheid in bewaring was gegeven, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
in de periode van 7 april 2009 tot en met 12 mei 2009 in de gemeente Heerlen, opzettelijk een geldbedrag van 3370 euro, toebehorende aan [benadeelde partij 2], welk goed [naam verdachte] anders dan door misdrijf, te weten als stichtingsadviseur, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De vordering is gericht op de ontneming van het voordeel verkregen door middel van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden.
De procesgang
De vordering dateert van 1 november 2011. De aan deze vordering ten grondslag liggende uitspraak is op 27 maart 2012 door de rechtbank gedaan. De officier van justitie heeft de vordering derhalve aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
De rechtbank heeft gezien de inhoud van het aan voormeld vonnis ten grondslag liggend dossier en gelet op de behandeling van de vordering ter terechtzitting van 13 maart 2012, bij gelegenheid waarvan de officier van justitie, [naam verdachte] en zijn raadsman zijn gehoord.
De officier van justitie heeft gevorderd vorenbedoeld voordeel vast te stellen op € 146.476,03.
De bespreking van de feiten
Feit 1:
Uit de aangifte van [aangever benadeelde partij 1], voorzitter van de Stichting Dierenambulance Zuid-Oost-Limburg (hierna: de stichting), blijkt dat [naam verdachte] vanaf 1 maart 2007 penningmeester van de stichting is geweest. De stichting houdt een girorekening aan bij de Postbank en heeft daarnaast twee bankrekeningen bij de ABN AMRO Bank. [naam verdachte] had als penningmeester beschikking over de gelden van de stichting. [naam verdachte] heeft met een bankpas en een pincode die op naam stonden van voormalig bestuurslid [naam bestuurslid benadeelde partij 1] en die hoorden bij het op naam van de stichting staande rekeningnummer [XX.XX.XX.XXX] bij de ABN AMRO bank, geldbedragen opgenomen die niet op de boekhouding van de stichting voorkwamen. Ook heeft [naam verdachte] zonder toestemming van het bestuur geldbedragen van de bankrekening op naam van de stichting op zijn eigen rekening gestort.
[naam verdachte] heeft verklaard dat hij als penningmeester geld van de stichting heeft verduisterd.
Hij schat het bedrag op € 130.000.-, zonder aan te geven hoe hij aan dit bedrag is gekomen.
[naam verdachte] heeft verklaard dat hij het geld heeft uitgegeven door een luxe leven te leiden. Ook heeft hij veel geld aan zijn ex-vriendin gegeven. Zijn verklaring vindt bevestiging in verklaringen van getuigen, die meedeelden dat hij in 2007-2008 met veel geld strooide en ook daarover opschepte.
[naam verdachte] heeft de verduistering gepleegd door geld over te maken naar zijn eigen bankrekening en door geld dat op de bankrekening van de stichting stond, op te nemen bij geldautomaten, met name bij banken in Hoensbroek en Nuth. [naam verdachte] heeft verder verklaard dat hij in maart 2007 is gevraagd om penningmeester van de stichting te worden en dat hij op 12 december 2008 zijn functie als penningmeester heeft neergelegd.
Uit een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Limburg blijkt dat [naam verdachte] op 1 maart 2007 in het handelsregister is ingeschreven als penningmeester van de stichting.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen die door de stichting werden aangehouden bij de ABN AMRO bank, is gebleken dat tussen 30 maart 2007 en 5 december 2008 in totaal een bedrag van € 119.490, - aan contant geld van rekeningnummer [XX.XX.XX.XXX] werd opgenomen.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank in het vandaag uitgesproken vonnis dan ook bewezen geacht dat [naam verdachte] in de periode van 1 maart 2007 tot en met 12 december 2008 als penningmeester van de stichting opzettelijk een geldbedrag van € 119.490,-, toebehorende aan de stichting, heeft verduisterd.
Daarnaast werden in gemelde periode regelmatig geldbedragen, tot een totaal van
€ 48.508,58, overgemaakt vanaf rekeningnummer [XX.XX.XX.XXX] naar verschillende bankrekeningnummers ten name van [naam verdachte]. Uit het strafrechtelijk onderzoek naar [naam verdachte] is gebleken dat de administratie van de stichting over de jaren 2007 en 2008 niet meer aanwezig is. Het is derhalve niet meer na te gaan of de overgeboekte bedragen rechtmatig, bijvoorbeeld als vergoeding voor telefoon- of reiskosten, zijn overgeboekt.
Uit het onderzoek blijkt echter dat op 28 mei 2007 en op 18 juni 2007 bedragen aan reis- en telefoonkosten voor de maand juli 2007 respectievelijk augustus 2007 worden geboekt, die ook in juli respectievelijk augustus afzonderlijk werden gedeclareerd, dat overboekingen met omschrijving van maandelijkse reiskosten veelal werden overgeboekt vóór aanvang van de betreffende maand, dat vanaf 27 september 2007 de overgeboekte bedragen hoger werden ten opzichte van de voorafgaande periode en dat vanaf 26 juli 2007 opvallende omschrijvingen werden gebruikt voor de overgeboekte bedragen zoals aanschaf kantoorbenodigdheden, terugbetaling software en terugbetaling inventaris. Deze bedragen kunnen worden gesteld op een totaal van € 23.616,03.
Feit 2:
[aangever benadeelde partij 2], woonachtig te Heerlen, heeft namens [benadeelde partij 2] (hierna [BENADEELDE PARTIJ 2]) aangifte gedaan van verduistering door [naam verdachte]. Zij heeft verklaard dat [naam verdachte] sinds 9 maart 2009 adviseur is van [BENADEELDE PARTIJ 2] en dat hij vanaf 9 maart 2009 vaker bij haar thuis kwam om over [BENADEELDE PARTIJ 2] te spreken. Op 7 april 2009 heeft [naam verdachte] € 3.600,- van [aangever benadeelde partij 2] ontvangen. Dit geld was bedoeld om de kosten voor het oprichten van een nieuwe stichting en dringende rekeningen van [BENADEELDE PARTIJ 2] te betalen. Hiervan is door [aangever benadeelde partij 2], als enig bestuurslid van [BENADEELDE PARTIJ 2], een bestuursbesluit opgemaakt en ondertekend. Uit dit besluit blijkt dat [naam verdachte] van dat geld een bedrag van € 130,- heeft betaald inzake kosten van een bestuursoverleg en een bedrag van € 100,- aan een cliënt van [BENADEELDE PARTIJ 2]. In mei 2009 heeft [aangever benadeelde partij 2] diverse keren het resterende bedrag ad € 3.370, - teruggevraagd van [naam verdachte]. [naam verdachte] heeft hierop niet gereageerd en het geld niet teruggegeven.
[naam verdachte] heeft bekend dat hij, nadat hij een bedrag van € 3.500,- , eigendom van [BENADEELDE PARTIJ 2], van [aangever benadeelde partij 2] in ontvangst had genomen, heeft besloten om dit niet terug te geven en voor privédoeleinden te gebruiken. Wel heeft hij hiervan op verzoek van [aangever benadeelde partij 2] nog een bedrag van € 130,00 aan haar vergoed in verband met een restaurantrekening. Toen [aangever benadeelde partij 2] hem in mei 2009 sommeerde om het restantbedrag ad € 3.370, - terug te geven had hij dit bedrag reeds uitgegeven.
De rechtbank heeft in het vandaag uitgesproken vonnis dan ook bewezen geacht dat [naam verdachte] een bedrag van € 3.370, - , toebehorende aan [BENADEELDE PARTIJ 2], heeft verduisterd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij zijn vordering gepersisteerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het overgrote deel van het verduisterde geld door [naam verdachte] aan andere personen is gegeven. Vanwege een veiligheidsrisico kan [naam verdachte] hier volgens zijn raadsman echter geen nadere verklaring over afleggen.
Het oordeel van de rechtbank
Nu [naam verdachte] eerder heeft verklaard dat hij het door hem verduisterde geld besteed heeft aan een luxe leven en deze verklaring bevestiging vindt in de verklaring van anderen en hij zijn – nadien ingenomen - standpunt dat hij het overgrote deel van het verduisterde geld aan andere personen heeft gegeven, niet heeft onderbouwd, zal de rechtbank op grond van het verhandelde ter terechtzitting, bezien in verband met het onderliggend dossier, het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststellen.
Vast is komen te staan dat [naam verdachte] een bedrag van in totaal € 122.860,-, zijnde het hiervoor onder feit 1 gemelde bedrag van € 119.490,- en het hiervoor onder feit 2 gemelde bedrag van
€ 3.370,-, heeft verduisterd. Daarnaast acht de rechtbank het, gelet op de onder feit 1 vermelde bevindingen van de recherche, aannemelijk dat [naam verdachte] wederrechtelijk een bedrag van
€ 23.616,03 door overboekingen op zijn eigen rekening, heeft verkregen.
De rechtbank zal het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve vaststellen op een bedrag van € 146.467,03. Deze schatting is gebaseerd op de inhoud van de voornoemde wettige bewijsmiddelen vervat in het aan deze vordering ten grondslag liggende procesdossier.
De rechtbank acht geen termen aanwezig het door [naam verdachte] te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte voordeel.
- stelt het geschatte voordeel, dat [naam verdachte] vanwege voormelde strafbare feiten wederrechtelijk heeft verkregen, vast op een bedrag van € 146.467,03 (eenhonderdzesenveertigduizend vierhonderdzevenenzestig euro en drie eurocent);
- verplicht [naam verdachte], ter ontneming van vorenbedoeld wederrechtelijk verkregen voordeel, tot betaling aan de staat van een bedrag van € 146.467,03 (eenhonderdzesenveertigduizend vierhonderdzevenenzestig euro en drie eurocent).
Aldus gegeven door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. I.T. Dautzenberg en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Luthuli, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 27 maart 2012.
Buiten staat
Mr. I.T. Dautzenberg is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.