ECLI:NL:RBMAA:2012:BV7029

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703165-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verkopen van MDMA en PMMA en het voorhanden hebben van harddrugs

Op 27 februari 2012 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het verkopen van vier pillen met MDMA en PMMA, en het voorhanden hebben van harddrugs in haar woning, waaronder 63 tabletten en 37,6 gram poeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, maar sprak haar vrij van de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte was strafbaar, omdat niet was gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsloot. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 30 september 2011 en 13 februari 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en een werkstraf van 200 uren had geëist, in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder dat de verdachte zich moet houden aan de richtlijnen van de reclassering. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703165-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte]
Raadsvrouw is mr. H. van der Ende, advocaat te Roermond.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 30 september 2011 en 13 februari 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: meermalen of eenmaal samen met een ander of anderen harddrugs, bevattende de stoffen PMMA, MDMA en/of amfetamine, heeft gedeald,
Feit 2: wist dat de pillen met de stoffen PMMA en MDMA, die zij samen met een ander of anderen heeft gedeald en/of uitgedeeld, schadelijk waren voor het leven of de gezondheid en dat heeft verzwegen.
Feit 3: samen met een ander of anderen op 30 maart 2011 in het bezit was van diverse harddrugs.
Feit 4: samen met een ander of anderen op 20 juni 2011 in het bezit was van diverse harddrugs.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde gerequireerd, nu hij van mening is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk voor het leven of de gezondheid gevaarlijke pillen heeft verkocht.
De feiten 1 en 4 acht hij wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zijn mening op de verklaring van verdacht dat zij pillen aan [naam getuige 1] heeft verkocht. Daarnaast blijkt uit de telefoontap dat zij diverse telefoongesprekken heeft gevoerd die te maken hadden met drugshandel.
Feit 3 acht hij wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaring van verdachte dat zij wist dat medeverdachte [naam medeverdachte 1]in drugs handelde en “halfjes” op tafel heeft gezien. [naam medeverdachte 1]sprak vaker over [N.]. Bij hem ging hij pillen halen. Verdachte was direct na de vrijlating van [naam medeverdachte 1]in april 2011 actief betrokken bij de handel. [naam medeverdachte 1]heeft verklaard dat de partij verdovende middelen die bij de tweede doorzoeking in juni 2011 waren aangetroffen pillen waren, die bij de eerste doorzoeking in maart 2011 niet zijn gevonden. Dat betekent dat de contacten met [N.] vóór de eerste doorzoeking hebben plaatsgevonden. Uit de tapgesprekken is gebleken dat verdachte meerdere telefoongesprekken met [N.] heeft gevoerd. Zij moet daarom op 30 maart 2011 ook al hebben geweten dat de pillen in haar woning aanwezig waren.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat slechts bewezen kan worden dat verdachte op 4 juni 2011 tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 1]heeft gehandeld, en niet gedurende de gehele tenlastegelegde periode. Zij was er misschien wel van op de hoogte dat [naam medeverdachte 1]in verdovende middelen handelde, maar dat is onvoldoende om te komen tot het medeplegen van de overige handel die in de tenlastegelegde periode heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet vaststaat dat de stof PMMA schadelijk is voor het leven of de gezondheid, omdat heel weinig over deze stof bekend is. Omdat de schadelijkheid niet kan worden vastgesteld, dient vrijspraak te volgen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat PMMA schadelijk is voor het leven of de gezondheid, vastgesteld dient te worden of de betreffende partij pillen met de daarin aangetroffen hoeveelheid PMMA schadelijk is voor het leven of de gezondheid. Dat de waar een voor de gezondheid schadelijke stof bevat is niet voldoende. Nu er sprake is van een vermenging van PMMA met andere stoffen in deze pillen kan het gevaar van PMMA in deze pillen niet worden vastgesteld en dient vrijspraak te volgen.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de schadelijkheid moet voortvloeien uit elk gebruik waar de verkoper redelijkerwijs rekening mee moet houden. De dosis pillen die door [slachtoffer] is ingenomen valt niet onder een dergelijk gebruik, zoals ook door deskundige [naam deskundige]is betoogd. [slachtoffer] heeft de tien pillen niet alleen in een tijdsbestek van ongeveer twaalf uren ingenomen, maar zij heeft daarnaast ook nog een halve gram speed gebruikt. Welke rol de stof PMMA bij het overlijden heeft gespeeld, is daardoor niet vast te stellen, ook niet op basis van het naderhand aan het dossier toegevoegde deskundigenrapport van dr. [naam deskundige 2].
Meest subsidiair is door de raadsvrouw naar voren gebracht dat, indien de rechtbank aan bovenstaande verweren voorbij gaat, nog vastgesteld moet worden of verdachte wetenschap had van de schadelijkheid van de pillen. Deze wetenschap volgt niet uit het dossier. Ook om deze reden dient verdachte dus te worden vrijgesproken.
Betreffende MDMA heeft de raadsvrouw opgemerkt dat een normaal gebruik hiervan niet schadelijk is voor het leven of de gezondheid. Als het al schadelijk zou zijn dan weten kopers van XTC-pillen dat, omdat men weet dat in XTC-pillen MDMA is verwerkt. Het is dus niet nodig dat de consument hiervoor wordt gewaarschuwd.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, omdat verdachte op 30 maart 2011 nog niet wist dat [naam medeverdachte 1]dealde en dat de verdovende middelen in de woning aanwezig waren, met name omdat zij goed verstopt waren.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft verklaard - zakelijk weergegeven - dat zij op 4 juni 2011 een telefoongesprek heeft gevoerd met [naam getuige 1] ([naam getuige 1]). Zij heeft tegen [naam getuige 1] gezegd, dat [naam medeverdachte 1] nog pillen had, omdat op tafel brokjes lagen. Ook heeft zij verklaard dat het enige dat zij in huis aan verdovende middelen heeft gezien, een zakje met inhoud was dat op het salontafeltje lag. Op de brokstukken in het zakje dat op tafel lag, waren klavertjes te zien. Verdachte heeft de route beschreven die [naam getuige 1] en haar vriend [naam getuige 2] moesten rijden en daarna heeft zij buiten op hen gewacht. Haar vriend [naam medeverdachte 1]heeft haar vier pillen gegeven, die zij op haar beurt weer aan [naam getuige 1] heeft gegeven. Daarna heeft [naam getuige 1] geld op tafel gelegd.
[naam getuige 1] heeft verklaard dat zij op 4 juni 2011 heeft gebeld met [naam verdachte], die met haar vriend [naam medeverdachte 1] samenwoont in [S.]. Zij heeft verdachte ’s nachts gebeld voor XTC. Zij heeft vier bruin/beige pillen met een klavertje erop gekocht, waarvoor zij
€ 20,- heeft gegeven. Zij heeft voorts verklaard dat verdachte haar de weg naar hun huis heeft gewezen en dat verdachte buiten op haar stond te wachten. Zij heeft van verdachte pillen gekregen en haar het geld gegeven.
Gezien bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit, nu nergens uit is gebleken dat zij wist dat de betreffende tabletten schadelijk waren voor het leven of de gezondheid. Aldus kan het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat zij op 30 maart 2011 op de hoogte was van de aanwezigheid van verdovende middelen in haar woning. Daarvoor biedt het dossier geen aanknopingspunten.
Ten aanzien van feit 4:
Op 30 maart 2011 heeft de politie de partner van verdachte aangehouden op verdenking van onder andere de handel in harddrugs. Bij een doorzoeking van hun woning trof de politie toen verschillende soorten harddrugs aan.
Nadat haar partner was vrijgelaten, heeft verdachte samen met hem harddrugs verkocht, zoals hierboven is uiteengezet.
Vervolgens heeft de politie op 20 juni 2011 nogmaals de woning van verdachte en haar partner doorzocht en daarbij zijn wederom harddrugs aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het ging om 16 tabletten en circa 2,4 gram bevattende PMMA en MDMA, 47 tabletten bevattende MDMA en circa 35,2 gram bevattende amfetamine. ; ; ; ; ;
Gelet op deze gegevens en het handelen van verdachte komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte al die harddrugs toen opzettelijk samen met haar partner aanwezig heeft gehad in hun woning.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 17 april 2011 tot en met 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, eenmaal opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en MDMA, zijnde PMMA en MDMA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 16 tabletten van een materiaal bevattende PMMA en MDMA en
- ongeveer 2,4 gram van een materiaal bevattende PMMA en MDMA en
- ongeveer 35,2 gram van een stof bevattende amfetamine en
- 47 tabletten van een stof bevattende MDMA,
zijnde PMMA en MDMA en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. Hij heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft, met haar geringe aandeel in de feiten, de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde en de omstandigheid dat de uiteindelijke strafoplegging langer op zich heeft laten wachten door de ingewikkeldheid van de materie.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij het eens is met de door de officier van justitie gevorderde straf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft samen met haar partner eenmaal verdovende middelen verkocht vanuit haar woning. Daarnaast heeft zij samen met hem een relatief grote hoeveelheid verdovende middelen in haar woning aanwezig gehad.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent verdachte haar handelen dan ook aan.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte een werkstraf voor de duur van 200 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest naar de maatstaf van twee uren per dag, passend is.
Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de reclassering te stellen richtlijnen, om zodoende te voorkomen dat verdachte nieuwe strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal de reclassering opdracht geven om aan verdachte hulp en steun te bieden bij de naleving van de voorwaarden.
Het is nu aan verdachte om te laten zien dat zij niet nog eens met justitie in aanraking komt.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
- bepaalt dat een gedeelte van de straf, zijnde 50 uren, niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identificatiebewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
- draagt de reclassering op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van 2 uren per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.J.M. Goessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 februari 2012.
Buiten staat
Mr. W.F.J. Aalderink en mr. M.C.A.E. van Binnebeke zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 17 april 2011 tot en met 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij in of omstreeks de periode van 17 april 2011 tot en met 20 juni 2011, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) waren, te weten tabletten welke PMMA en/of MDMA bevatten, heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft uitgedeeld, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), dat die tabletten voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter verzwijgende;
3.
zij op of omstreeks 30 maart 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 61 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer 52 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer (in totaal) 3 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
zij op of omstreeks 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 16 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer 2,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer (in totaal) 35,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een stof bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 47 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een stof bevattende MDMA,
zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/703165-11
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 27 februari 2012 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte]
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw: mr. H. van der Ende, advocaat te Roermond.