ECLI:NL:RBMAA:2012:BV6191

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/995009-11 ontneming
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door Stichting Islamitische School

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij de Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken. De verdachte, samen met medeverdachten, werd beschuldigd van het valselijk opmaken van (bedrijfs-)administratie van de Stichting in de periode van september 2003 tot en met februari 2007. Dit betrof onder andere valse benoemingen en verklaringen van aanvaarding voor verschillende functies binnen de Stichting, met als doel deze documenten als echt en onvervalst te gebruiken. De verdachte heeft in zijn bekennende verklaring tijdens de zittingen van 14 september 2011 en 31 januari 2012 verklaard dat hij en zijn echtgenote onterecht salaris hebben ontvangen voor fictieve aanstellingen bij de Stichting, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 100.136,70 aan wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie heeft een vordering ingediend om dit bedrag te ontnemen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen verifieerbare argumenten heeft aangedragen om van de vordering af te wijken. De rechtbank heeft het geschatte voordeel vastgesteld op € 100.136,70 en de verdachte verplicht tot betaling aan de staat van dit bedrag. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de bewijsstukken en de procesgang.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/995009-10
Datum uitspraak: 14 februari 2012
Beslissing inzake de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht onder voormeld parketnummer, gedateerd 1 juli 2011, en bij deze rechtbank ter terechtzitting van 14 september 2011 aanhangig gemaakt, daartoe strekkende dat de rechtbank ten laste van
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en geboorteplaats],
wonende [adresgegevens],
hierna te noemen: [verdachte],
het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en [verdachte] de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel.
De vordering is gericht op de ontneming van het voordeel verkregen uit de baten van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft deze vordering ingesteld naar aanleiding van een door hem onder opgemeld parketnummer gelijktijdig op 14 september 2011 aangebrachte strafzaak tegen [verdachte]. In deze zaak heeft de rechtbank heden vonnis gewezen. Bij dit vonnis is [verdachte] (hierna ook te noemen: verdachte) onder meer veroordeeld ter zake het volgende:
Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken, verder te noemen 'de Stichting' op tijdstippen in de periode van de maand september 2003 tot en met de maand februari 2007, in de gemeenten [gemeentes], telkens (een deel van) de (bedrijfs-)administratie van de Stichting - zijnde (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie telkens een samenstel van
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft de Stichting telkens valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- in (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie opgenomen en verwerkt, althans doen opnemen en verwerken
- een akte van benoeming gedagtekend 14 oktober 2003 door de Stichting als werkgever van [medeverdachte 1] tot leraar op basisschool [naam school] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 0.4000 voor onbepaalde tijd vanaf 1 september 2003 en een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [medeverdachte 1], gedagtekend 10 november 2003, en
- een akte van benoeming gedagtekend 14 oktober 2003 door de Stichting als werkgever van [verdachte] tot leraar op basisschool [naam school] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 0.4000 voor onbepaalde tijd vanaf 1 september 2003 en een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [verdachte], gedagtekend 9 november 2003, en
- een akte van benoeming door de Stichting als werkgever van [medeverdachte 1] tot leraar op basisschool [naam school] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 0.8000 voor onbepaalde tijd vanaf 1 augustus 2006 en een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [medeverdachte 1], gedagtekend 11 februari 2007, en
- een akte van benoeming door de Stichting als werkgever van [verdachte] tot leraar op basisschool [naam school] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 0.8000 voor onbepaalde tijd vanaf 1 augustus 2006 en een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [verdachte], gedagtekend 11 februari 2007, en
- een akte van benoeming gedagtekend 14 november 2003 door de Stichting als werkgever van [persoon 1] tot conciërge op basisschool [naam basisschool] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 1.0000 voor onbepaalde tijd vanaf 1 augustus 2003 en een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [persoon 1], gedagtekend 2 december 2003, en
- een akte van benoeming gedagtekend 14 september 2004 door de Stichting als werkgever van [persoon 2] tot administratief medewerker op basisschool [naam basisschool] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 1.0000 voor onbepaalde tijd vanaf 1 augustus 2004 en een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [persoon 2], gedagtekend 13 september 2004, en
- een akte van benoeming gedagtekend 29 november 2005 door de Stichting als werkgever van [persoon 3l] tot onderwijsassistent op basisschool [naam basisschool] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 1.0000 en een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [persoon 3l], gedagtekend 29 november 2005,
zulks telkens met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, telkens opdracht gegeven tot die strafbare feiten en/of feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedragingen.
De procesgang
De vordering dateert van 1 juli 2011. De aan deze vordering ten grondslag liggende uitspraak is op 14 februari 2012 door de rechtbank gedaan. De officier van justitie heeft de vordering derhalve aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
De rechtbank heeft gezien de inhoud van het aan voormeld vonnis ten grondslag liggend dossier en gelet op de behandeling van de vordering ter terechtzitting d.d. 14 september 2011 en ter terechtzitting d.d. 31 januari 2012, bij gelegenheid waarvan de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsman zijn gehoord.
De officier van justitie heeft gevorderd vorenbedoeld voordeel vast te stellen op € 100.136,70.
De bespreking van de feiten
De raadsman heeft geconcludeerd -kort gezegd- dat [verdachte] geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, aangezien hij alle door middel van valsheid in geschrift verkregen gemeenschapsgelden heeft geïnvesteerd in het leerlingenvervoer ten behoeve van de islamitische basisscholen [naam basisschool] te [gemeente] en [naam school] te [gemeente].
De officier van justitie heeft bij zijn vordering gepersisteerd.
Het door [verdachte] op grond van het bovenstaande verkregen voordeel kan in deze worden geschat op een bedrag van € 100.136,70. Deze schatting is gebaseerd op de inhoud van de volgende wettige bewijsmiddelen, vervat in het aan deze vordering ten grondslag liggende procesdossier.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van de inhoud van het vonnis van de strafzaak met het hiervoor vermelde parketnummer 03/995009-10, waarin de bewijsmiddelen voor de bewezenverklaarde feiten zijn opgenomen.
De schatting is gebaseerd op de inhoud van de volgende wettige bewijsmiddelen, vervat in het aan deze vordering ten grondslag liggende procesdossier.
De aangifte van fraude met betrekking tot de rijksbekostiging voor aanstellingen bij de “Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken” (de Stichting).
De bekennende verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 september 2011
en ter terechtzitting d.d. 31 januari 2012, waarin hij heeft verklaard dat zijn echtgenote [persoon 2] en hij salaris hebben ontvangen op hun bankrekeningen in de periode januari 2004 tot en met december 2008 voor fictieve aanstellingen van zijn echtgenote en hem zelf bij de Stichting, en dat hij dat geld heeft opgenomen en gebruikt. De rechtbank gaat er van uit, nu [verdachte] en [naam echtgenote] met elkaar zijn gehuwd, zij ook een economische eenheid vormen.
Door de FIOD is aan de hand van de bankafschriften van de bankrekening met nummer [rekeningnummer] ten name van [naam echtgenote], de echtgenote van [verdachte], een inventarisatie gemaakt van het totaal door [naam echtgenote] ontvangen nettosalaris over de jaren 2004 tot en met 2008. Hieruit blijkt dat [naam echtgenote] in deze periode van de Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken € 58.481,83 aan nettosalaris heeft ontvangen.
Eveneens is door de FIOD aan de hand van de bankafschriften van de bankrekening met nummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] een inventarisatie gemaakt van het totaal door [verdachte] over de jaren 2004 tot en met 2008 ontvangen nettosalaris. Hieruit blijkt dat [verdachte] in deze periode van de Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken € 41.654,87 aan nettosalaris heeft ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte], ondanks het feit dat hij daartoe uitgebreid in de gelegenheid is gesteld - onder meer door middel van een schriftelijke voorbereiding als bedoeld in artikel 511d van het Wetboek van Strafvordering -, op geen enkele verifieerbare wijze aannemelijk heeft gemaakt dat dient te worden afgeweken van het door de officier van justitie gevorderde bedrag ter zake het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
[verdachte] heeft over beide bovengenoemde salarissen de beschikking gekregen en dus in totaal
€ 58.481,83 + € 41.654,87 = € 100.136,70 wederrechtelijk aan nettosalaris ontvangen.
Aldus bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel € 100.136,70.
De hoogte van het te ontnemen geldbedrag
De rechtbank acht geen termen aanwezig het door [verdachte] te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte voordeel.
Ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal aan [verdachte] de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een geldbedrag van € 100.136,70.
DE BESLISSING
De rechtbank
- stelt het geschatte voordeel, dat [verdachte] vanwege voormelde strafbare feiten wederrechtelijk heeft verkregen, vast op een bedrag van € 100.136,70;
- verplicht [verdachte], ter ontneming van voren¬bedoeld wederrechtelijk verkregen voordeel, tot betaling aan de staat van een bedrag van € 100.136,70.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.W. Oosterman, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 14 februari 2012.