ECLI:NL:RBMAA:2012:BV3909

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/995017-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf voor valsheid in geschrift en gewoontewitwassen door directeur van islamitische basisschool

Op 14 februari 2012 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de directeur van de islamitische basisschool El Wahda, verbonden aan de Stichting Islamitische School Heerlen en omstreken. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een werkstraf van 100 uren wegens valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op geraffineerde wijze misbruik heeft gemaakt van gemeenschapsgelden door valse akten van benoeming op te stellen en te gebruiken. Dit gebeurde in de periode van september 2003 tot en met februari 2007, waarbij de verdachte meerdere keren opdracht heeft gegeven tot het plegen van valsheid in geschrift en een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van door misdrijf verkregen geldbedragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als directeur van de basisschool, betrokken was bij het opmaken van valse documenten die moesten dienen als bewijs voor de aanstelling van personeel dat nooit daadwerkelijk in functie was. De verdachte heeft in totaal € 31.058 aan gemeenschapsgelden ontvangen, waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zijn functie heeft moeten neerleggen en dat hij een blanco strafblad heeft. Dit heeft geleid tot een milde straf, waarbij de rechtbank de verdachte niet onvoorwaardelijk heeft veroordeeld, maar wel een werkstraf heeft opgelegd.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte aanwezig was en de mogelijkheid had om hoger beroep aan te tekenen binnen 14 dagen na de uitspraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/995017-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 februari 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortgegevens verdachte],
wonende te [woongegevens verdachte].
Raadsvrouw is mr. S. Gomez Espinosa, advocaat te Oirschot.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 14 september 2011 en 31 januari 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van september 2003 tot en met februari 2007 meerdere keren opdracht heeft gegeven tot en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van valsheid in geschrift door de “Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken”, door middel van het opmaken en gebruiken van valse akten van benoeming;
feit 2: in de periode van januari 2004 tot en met december 2008 een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van door misdrijf verkregen geldbedragen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Hij heeft daartoe verwezen naar de bewijsmiddelen in het dossier.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om, met uitzondering van de valsheid in geschrift met betrekking tot de benoeming van [persoon 1] tot onderwijsassistente, verdachte vrij te spreken van feit 1. Zij heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2.
Wel heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, indien de valsheid in geschrift met betrekking tot de benoeming van [persoon 1] tot onderwijsassistente en feit 2 bewezen zullen worden verklaard, verdachte hiervoor niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte voelde zich namelijk door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], die het bestuur vormden van de Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken, op een dusdanige wijze onder druk gezet dat hij hiertegen geen weerstand kon bieden. Ten gevolge van deze druk zag verdachte zich gedwongen om over te gaan tot het plegen van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen door het te gelde maken van zijn spaarverlofregeling.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 31 januari 2012;
- de aangifte;
- de akte betreffende de benoeming van en de verklaring van aanvaarding van die benoeming
door [persoon 1];
- de bankafschriften betreffende rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte]
en/of -[persoon 1].
De partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank heeft niet vastgesteld dat verdachte bij het valselijk opmaken van de akten van benoeming van [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3]en [medeverdachte 4] een actieve en leidende rol heeft gespeeld. Zij is van oordeel dat deze feiten zijn gepleegd op initiatief en onder leiding van de medeverdachten 1 en 2, destijds voorzitter respectievelijk penningmeester van het bestuur van de Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken (hierna: de Stichting). Verdachte is in zijn hoedanigheid van directeur van de aan de Stichting verbonden islamitische basisschool [Basisschool 2] te [gemeente] wel bij de uitvoering van de fictieve aantellingen betrokken geweest en heeft hiervan geen melding gemaakt aan de bevoegde overheidsinstantie. Nu verdachte echter geen opdracht heeft gegeven tot en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het valselijk opmaken en gebruiken van bovengenoemde akten van benoeming, zoals hem ten laste is gelegd, zal hij van feit 1 worden vrijgesproken voor zover het valselijk opmaken en gebruiken van bovengenoemde akten van benoeming ten laste is gelegd.
Het verweer van de raadsvrouw betreffende de strafbaarheid van verdachte
Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld is de rechtbank niet gebleken dat verdachte de valsheid in geschrift met betrekking tot het opmaken van de akte van benoeming betreffende zijn echtgenote [persoon 1] en het daaruit voortvloeiende gewoontewitwassen heeft gepleegd omdat hij door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op een dusdanige wijze onder druk is gezet dat hij tegen deze druk geen weerstand kon bieden en zijn wil daardoor werd aangetast. Integendeel, de rechtbank is van oordeel dat verdachte degene is geweest die het initiatief heeft genomen tot en feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van de valsheid in geschrift met betrekking tot de benoeming van [persoon 1] tot onderwijsassistente. Verdachte was ook degene die hierbij gebaat was. Zo heeft hij ter terechtzitting verklaard dat de reden voor de constructie betreffende de fictieve benoeming van [persoon 1] enkel en alleen was gelegen in het op die wijze kunnen verkrijgen van geld in het kader van zijn verlofspaarregeling. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw inhoudende dat verdachte niet strafbaar zou zijn en ontslagen zou moeten worden van alle rechtsvervolging.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
Stichting Islamitische School Heerlen en omstreken, verder te noemen 'de Stichting' op tijdstippen in de periode van de maand augustus 2005 tot en met de maand februari 2007, in de gemeente [gemeente], (een deel van) de (bedrijfs-)administratie van de Stichting
- zijnde (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie een samenstel van
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft de Stichting valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- in (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie opgenomen en verwerkt een akte van benoeming gedagtekend 29 november 2005 door de Stichting als werkgever van [persoon 1] tot onderwijsassistent op basisschool [Basisschool 2] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 1.0000 en een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [persoon 1], gedagtekend 29 november 2005,
zulks met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedraging.
2.
hij op tijdstippen in de periode van de maand augustus 2005 tot en met de maand juli 2007 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte toen aldaar krachtens die gewoonte, voorwerpen, te weten bedragen aan geld tot een totaalbedrag groot € 31.058 euro op en/of vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van hem, verdachte en/of [persoon 1], verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte wist dat bovenomschreven voorwerpen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op.
Feit 1:
valsheid in geschrift.
Feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om bij een strafoplegging aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een werkstraf. Zij heeft daartoe onder meer naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is gelet op het blanco strafblad van verdachte en het feit dat verdachte zich heeft laten misbruiken door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], destijds voorzitter respectievelijk penningmeester van het bestuur van de Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken. Daarnaast is verdachte reeds gestraft, doordat hij ten gevolge van de onderhavige zaak zijn baan is kwijtgeraakt en vrijwel geen zicht heeft op een nieuwe baan.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Door de “Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken” (hierna: de Stichting) zijn gemeenschapsgelden verworven gedurende een periode van ruim 3½ jaar door aan de subsidieverstrekker voor te wenden dat zij vijf personen in functies had aangesteld, die deze functies nimmer daadwerkelijk hebben vervuld. De aanstellingen werden voorgewend door middel van het opmaken van valse akten van benoeming, die in de (bedrijfs)administratie van de Stichting werden opgenomen en als bewijs moesten dienen.
Als directeur van de aan de Stichting verbonden islamitische basisschool [Basisschool 2] te [gemeente] heeft verdachte feitelijk leiding gegeven aan één fictieve benoeming. De echtgenote van verdachte werd vanaf augustus 2005 aangesteld als onderwijsassistente in dienst van de Stichting, terwijl zij deze functie nimmer heeft vervuld. Deze fictieve benoeming vond plaats omdat verdachte op deze wijze het geld wilde verkrijgen dat hij had gespaard in het kader van zijn verlofspaarregeling. In de periode waarin de echtgenote van verdachte bij de Stichting in dienst was ontving zij maandelijks salaris op de gezamenlijke bankrekening van haar en verdachte, terwijl daar nimmer de in de benoemingsakte genoemde prestaties tegenover stonden. In totaal werd vanaf augustus 2005 tot en met juli 2007 op de gemeenschappelijke bankrekening € 31.058 aan salaris gestort. Door in deze periode maandelijks geld - waarvan verdachte wist dat dit uit misdrijf afkomstig was - te ontvangen en te gebruiken heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Door als directeur van de islamitische basisschool [Basisschool 2] te [gemeente] op een geraffineerde wijze misbruik te maken van zijn functie en gebruik te maken van relatief grote bedragen aan gemeenschapsgelden heeft verdachte zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waarbij hij ook de goede naam van de Stichting en zijn school heeft geschaad. In beginsel is naar het oordeel van de rechtbank hiervoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Ten voordele van verdachte zal de rechtbank echter rekening houden met de omstandigheid dat verdachte zijn functie als schooldirecteur heeft moeten neerleggen en hij vanwege de onderhavige zaak vrijwel geen zicht heeft op een nieuwe, vergelijkbare baan, hetgeen hij als een straf ervaart. Verder zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden met het blanco strafblad van verdachte en het gegeven dat de bewezenverklaarde feiten reeds enkele jaren geleden hebben plaatsgevonden.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast zal zij een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, aan verdachte opleggen.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van 2 uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W. Oosterman, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
Stichting Islamitische School [gemeente] en omstreken, verder te noemen 'de
Stichting' op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de
maand september 2003 tot en met de maand februari 2007, althans op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar
2007 in de gemeente(n) [gemeente] en/of [gemeente], althans in Nederland, (telkens)
(een deel van) de (bedrijfs-)administratie van de Stichting - zijnde (dat deel
van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) een (samenstel van)
geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen
- (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft de Stichting
(telkens) valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- in
(dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd opgenomen en/of
verwerkt, althans doen opnemen en/of verwerken
- een akte van benoeming gedagtekend 14 oktober 2003 door de Stichting als
werkgever van [medeverdachte 2] tot leraar op basisschool [basisschool] in dienst
van de Stichting in werktijdfactor 0.4000 voor onbepaalde tijd vanaf 1
september 2003 en/of een verklaring van de benoeming voornoemd door [medeverdachte 2], gedagtekend 10 november 2003 en/of
- een akte van benoeming gedagtekend 14 oktober 2003 door de Stichting als
werkgever van [medeverdachte 1] tot leraar op basisschool [basisschool] in dienst
van de Stichting in werktijdfactor 0.4000 voor onbepaalde tijd vanaf 1
september 2003 en/of een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd
door [medeverdachte 1], gedagtekend 9 november 2003 en/of
[medeverdachte 1] en/of
- een akte van benoeming door de Stichting als werkgever van
[medeverdachte 2] tot leraar op basisschool [basisschool] in dienst van de Stichting in
werktijdfactor 0.8000 voor onbepaalde tijd vanaf 1 augustus 2006 en/of een
verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door
[medeverdachte 2], gedagtekend 11 februari 2007 en/of
- een akte van benoeming door de Stichting als werkgever van
[medeverdachte 1] tot leraar op basisschool [basisschool] in dienst van de Stichting in
werktijdfactor 0.8000 voor onbepaalde tijd vanaf 1 augustus 2006 en/of een
verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd door [medeverdachte 1],
gedagtekend 11 februari 2007 en/of
- een akte van benoeming gedagtekend 14 november 2003 door de Stichting als
werkgever van [medeverdachte 3]tot concierge op basisschool [Basisschool 2] in dienst
van de Stichting in werktijdfactor 1.0000 voor onbepaalde tijd vanaf 1
augustus 2003 en/of een verklaring van aanvaarding van de benoeming voornoemd
door [medeverdachte 3], gedagtekend 2 december 2003 en/of
- een akte van benoeming gedagtekend 14 september 2004 door de Stichting als
werkgever van [medeverdachte 4] tot administratief medewerker op basisschool
[basisschool 2] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 1.0000 voor onbepaalde tijd
vanaf 1 augustus 2004 en/of een verklaring van de benoeming voornoemd door
[medeverdachte 4], gedagtekend 13 september 2004 en/of
- een akte van benoeming gedagtekend 29 november 2005 door de Stichting als
werkgever van [persoon 1] tot onderwijsassistent op
basisschool [Basisschool 2] in dienst van de Stichting in werktijdfactor 1.0000 voor
onbepaalde tijd vanaf 29 november 2005 en/of een verklaring van de benoeming
voornoemd door [persoon 1], gedagtekend 29 november 2005
, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat (samenstel van)
geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken,
hebbende hij, verdachte (telkens) opdracht gegeven tot die/dat strafbare
feit(en) en/of feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging(en);
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand
augustus 2005 tot en met de maand december 2008 in de gemeente [gemeente],
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toen
aldaar krachtens die gewoonte,
(een) voorwerp(en), te weten (een of meer) bedrag(en) aan geld tot een
totaalbedrag groot € 31.058 of daaromtrent op en/of vanaf bankrekening
nummer [rekeningnummer] ten name van hem, verdachte en/of [persoon 1], heeft
verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij,
verdachte en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) dat bovenomschreven
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit (enig)
misdrijven/misdrijf;
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/995017-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 14 februari 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortgegevens verdachte],
wonende te [woongegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. S. Gomez Espinosa, advocaat te Oirschot.