Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
1.[eiser],
[eiser],
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 juli 2012, met producties;
- de brief van 27 juli 2012 van de zijde van[gedaagde], met producties;
- de mondelinge behandeling van 30 juli 2012 en het proces-verbaal daarvan, waarvan onderdeel uitmaken de pleitnota van [eiser], met producties, en de pleitnota van [gedaagde], met producties;
- de brief van 5 oktober 2012 van de zijde van [eiser] waarin vonnis wordt gevraagd, omdat partijen niet tot een regeling zijn gekomen.
2.De feiten
- De door [gedaagde] in 2006 aangevraagde bouwvergunning is op 4 april 2006 verleend en bij wijze van voorlopige voorziening op 8 mei 2006 geschorst. Bij beslissing op bezwaar van 12 september 2006 is de bouwvergunning voor de garage alsnog geweigerd. In beroep heeft de rechtbank deze beslissing vernietigd, en de [woonplaats] heeft bij beslissing op bezwaar van 7 augustus 2007 de gevraagde vrijstelling en bouwvergunning wederom geweigerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS) heeft op 9 april 2008 uiteindelijk het door [gedaagde] ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin de nieuwe beslissing op bezwaar tevens is beoordeeld, ongegrond verklaard, zodat de beslissing op bezwaar van 7 augustus 2007 waarbij de vrijstelling en bouwvergunning zijn geweigerd in rechte vast staat.
- [gedaagde] heeft ondanks schorsing van het oorspronkelijke primaire besluit en de daarop volgende weigering vrijstelling en bouwvergunning de garage gebouwd in iets aangepaste vorm als oorspronkelijk was aangevraagd.
- [eiser] heeft de [woonplaats] verzocht om handhavend op te treden en [gedaagde] een last tot sloop van de garage op te leggen. De [woonplaats] is hiertoe niet overgegaan, omdat zij met [gedaagde] van mening was dat de garage (inmiddels) een vergunningvrij bouwwerk was. Op 23 februari 2011 heeft de gemeente beslissend op bezwaar geoordeeld dat voor een dergelijk bouwwerk wel een vergunningplicht geldt en dat gehandhaafd dient te worden. Deze beslissing staat in rechte vast, omdat [gedaagde] geen rechtsmiddelen heeft aangewend. [gedaagde] heeft slechts in feitelijke zin gereageerd op de beslissing op bezwaar door enige aanpassingen aan de garage uit te voeren. [gedaagde] is er niet in geslaagd deze beweerdelijk nieuwe situatie te laten legaliseren. Tot op heden heeft de [woonplaats] niet handhavend opgetreden.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ten aanzien van de spoedeisendheid
€ 816,00