ECLI:NL:RBMAA:2011:BW8230

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
383742 CV EXPL 10-2980
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.A.F. Coenegracht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten met onduidelijk verbruik

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. V.C.C. Luijten, betaling van energiekosten door gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betrof een bedrag van € 1.335,43, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, als gevolg van het verbruik van elektriciteit door gedaagde in de periode van 29 april 2005 tot en met 4 september 2005. Eiser had eerder zijn restaurant 'Bistro Le Marmite' aan gedaagde verkocht, maar het contract voor energielevering stond nog op naam van eiser. Gedaagde erkende elektriciteit te hebben verbruikt, maar de exacte hoogte van het verbruik was niet vast te stellen. Eiser had een berekening gemaakt die gedaagde aansprakelijk stelde voor 32% van het verbruik, maar na de comparitie werd dit bedrag verlaagd naar € 938,97.

De kantonrechter oordeelde dat het exacte verbruik niet kon worden vastgesteld en dat het inschakelen van een deskundige niet opwoog tegen de kosten. Daarom werd het verbruik ex aequo et bono vastgesteld op € 800,--. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 12 mei 2010, omdat eiser gedaagde op 28 april 2010 in gebreke had gesteld. De kantonrechter besloot ook de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 383742 CV EXPL 10-2980
Vonnis van
in de zaak
[eisende partij],
wonend te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. V.C.C. Luijten, advocaat te Heerlen,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Voor het aanvankelijke procesverloop verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 24 november 2010 in deze zaak.
Ter voldoening aan voornoemd tussenvonnis heeft op 21 februari 2011 een comparitie van partijen plaatsgevonden, van welke comparitie een proces-verbaal opgemaakt is, dat zich bij de stukken bevindt.
Vervolgens hebben beide partijen nog een akte genomen.
Hierna is wederom bepaald, waarvan de uitspraak nader gesteld is op heden.
MOTIVERING
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - om aan hem tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- een bedrag van € 1.335,43, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2010, althans vanaf de dag van betekening van de dagvaarding - 16 juni 2010 - tot de dag van algehele voldoening.
- een bedrag van € 150,-- ter zake van vergoeding van buitengerechtelijke kosten, althans een bedrag door de kantonrechter vast te stellen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding - 16 juni 2010 - tot de dag van algehele voldoening.
- de kosten van het geding.
Bij akte na comparitie heeft [eiser] haar vordering (de kantonrechter neemt aan voor zover het de hoofdsom betreft) verminderd tot een bedrag van € 938,97.
Reeds eerder is overwogen dat tussen partijen vaststaat dat [eiser] op 29 april 2005 zijn restaurant “Bistro Le Marmite”, gelegen aan de [adres], heeft verkocht en geleverd aan [gedaagde].
Verder is niet bestreden dat [eiser] ter zake van geleverde elektriciteit/gas over de periode van 28 juli 2004 tot en met 4 september 2005 een bedrag van € 4.173,22 heeft betaald aan Oxxio Nederland B.V.
Verder kan thans als vaststaand tussen partijen worden aangenomen dat [gedaagde] elektriciteit heeft verbruikt gedurende de periode 29 april 2005 tot en met 4 september 2005, welk verbruik voldaan is (moeten worden) door [eiser] omdat het contract voor energielevering nog steeds op naam stond van [eiser].
[gedaagde] heeft ook niet betwist dat zij elektriciteit heeft verbruikt.
Partijen twisten enkel over de hoogte van het verbruik en de daaraan te koppelen prijs.
Bij exploot van dagvaarding heeft [eiser] een berekening gemaakt waarbij hij van mening was dat ten laste van [gedaagde] gebracht moest worden 32% van de verbruikte energie, hetgeen neerkwam op een bedrag van € 1.335,43.
Bij akte na comparitie heeft [eiser] een nieuwe berekening gemaakt waarbij het verbruik van [gedaagde] zou neerkomen op een bedrag van € 938,97.
Een exact verbruik is niet vast te stellen. Wellicht wel door een deskundige in te schakelen maar daarvoor is het gevorderde bedrag te laag. De kosten van een deskundige zouden wellicht het gevorderde bedrag ruim overschrijden.
De kantonrechter zal derhalve het verbruik (althans de prijs die daarvoor betaald moet worden) ex aequo en bono vaststellen.
Niet ter discussie staat dat [gedaagde] gedurende de bewuste periode een frituur heeft geëxploiteerd. Ook kan niet ter discussie staan dat [gedaagde] gedurende de dag van aankoop en 19 juni 2005 ook de Bistro geopend heeft gehad. Dit gegeven komt immers van [gedaagde] zelf in haar conclusie van repliek.
Daar staat tegenover dat door [eiser] niet betwist is dat hij, naast zijn bistro en frituur, ook nog een cateringbedrijf en een slagerij in Voerendaal exploiteerde, waarvan de producten grotendeels bereid werden in de keuken van zijn bistro waarbij hij de beschikking zou hebben van 2 grote elektrische ovens alsmede een grote gril op krachtstroom.
Gelet op het totale verbruik dat immers vaststaat en gelet op alle omstandigheden die door partijen over en weer zijn aangevoerd komt de kantonrechter tot een bedrag (ex aequo et bono) van € 800,--.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 12 mei 2010, nu [eiser] [gedaagde] op 28 april 2010 in gebreke gesteld heeft en betaling geëist heeft binnen veertien dagen na die datum.
De door [eiser] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten acht de kantonrechter niet toewijsbaar, enerzijds omdat [eiser] omtrent de aan de procedure voorafgegane incasso(pogingen) onvoldoende (gespecificeerd en gemotiveerd) gesteld heeft om daaruit te kunnen concluderen dat werkzaamheden verricht zijn en kosten gemaakt zijn die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan.
Daarmee is niet komen vast te staan dat de door [eiser] bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv. een voorziening geven.
Anderzijds omdat [gedaagde] terecht verweer gevoerd heeft tegen de vordering van [eiser].
Verder acht de kantonrechter termen aanwezig, gelet op de oorspronkelijke vordering en het thans toe te wijzen bedrag, de kosten van deze procedure geheel te compenseren.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 800,--, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 12 mei 2010 tot de dag van algehele voldoening.
Compenseert de kosten van het geding in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.M.A.F. COENEGRACHT, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP