ECLI:NL:RBMAA:2011:BW8121

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
439721 EJ VERZ 11-244
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en beoordeling van werkdruk en beloningsstructuur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 26 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, hierna aangeduid als [verzoeker], met de besloten vennootschap Verzekerings Unie B.V. (VU). [verzoeker], die sinds 1980 in dienst is bij VU, verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, waarbij hij een vergoeding van € 122.298,63 eiste. De redenen voor zijn verzoek waren onder andere een nieuwe beloningsstructuur en een verhoogde werkdruk, die volgens hem leidden tot een onaanvaardbare situatie, mede gezien zijn eerdere burn-out ervaringen in 1997/1998 en 2007.

De kantonrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling. De rechter concludeerde dat er geen vertrouwensbasis meer tussen partijen was en dat een voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was. De kantonrechter was van mening dat de door [verzoeker] gestelde werkdruk niet voldoende was onderbouwd en dat de nieuwe beloningsstructuur niet de oorzaak was van zijn verminderde inkomen. VU had gemotiveerd verweer gevoerd en de kantonrechter oordeelde dat de werknemer onvoldoende had aangetoond dat de werkdruk onaanvaardbaar was.

De kantonrechter stelde partijen in kennis van zijn voornemen om de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2012 te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verzoeker]. Tevens werd [verzoeker] de gelegenheid geboden om zijn verzoek in te trekken. De proceskosten werden gecompenseerd, afhankelijk van de beslissing van [verzoeker] om zijn verzoek al dan niet te handhaven. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om in dialoog te treden met hun werkgever over werkdruk en andere arbeidsomstandigheden, voordat juridische stappen worden ondernomen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/repnr: 439721 EJ VERZ 11-244
MD
Beschikking op verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 26 oktober 2011
i n z a k e
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker, hierna te noemen: “[verzoeker]”,
gemachtigde: mr. A.W.J.D. Ray-Engels, advocaat te Roermond;
t e g e n
de besloten vennootschap Verzekerings Unie B.V.,
gevestigd te Zeist, kantoor houdende te (3371 EP) Hardinxveld-Giessendam,
aan de Kade 40-42,
verweerster, hierna te noemen: “VU”,
gemachtigde: mr. J.A.A. van de Westelaken, advocaat te Breda.
1. Het procesverloop
1.1 Op 2 augustus 2011 is ter griffie een verzoekschrift met producties ontvangen. Nadat uitstel is verzocht en verleend, is de mondelinge behandeling bepaald op 12 oktober 2011. Op 7 oktober 2011 is nog een aantal producties ingezonden ter aanvulling op het verzoekschrift. Het verweerschrift met producties is op 10 oktober 2011 ter griffie ontvangen, evenals een productie ter aanvulling op het verweerschrift.
1.2 De inhoud daarvan, alsmede van de overige stukken, waaronder de aantekeningen van de mondelinge behandeling d.d. 12 oktober 2011 en de door de gemachtigde van VU overgelegde pleitnota, dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2. Het verzoek en het verweer
2.1 [verzoeker], thans 52 jaar, is op 1 juli 1980 bij een van de rechtsvoorgangsters van VU in dienst getreden in de functie van verzekeringsadviseur. [verzoeker] verzoekt om de met VU bestaande arbeidsovereenkomst op kortst mogelijke termijn te ontbinden wegens gewichtige redenen, onder toekenning van een vergoeding aan hem van € 122.298,63, kosten rechtens. Voor de gewichtige redenen die aan dit verzoek ten grondslag liggen, verwijst de kantonrechter naar het verzoekschrift met producties, de aanvullende producties en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling.
2.2 VU heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Indien de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt, heeft VU subsidiair verzocht om geen vergoeding aan [verzoeker] toe te kennen. Op het verweerschrift met producties, de overgelegde pleitnota en de daarop ter zitting gegeven toelichting zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1 Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de kantonrechter gebleken dat de feitelijke situatie tussen partijen van dien aard is dat er geen vertrouwensbasis tussen partijen meer aanwezig is. Een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst behoort daardoor niet meer tot de reële mogelijkheden. Gelet hierop is er sprake van een verandering in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormt, welke van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn behoort te eindigen. De kantonrechter is dan ook voornemens om de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2012 te ontbinden.
3.2 Nu de kantonrechter ertoe zal overgaan de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, ligt de vraag voor of aan [verzoeker] een vergoeding naar billijkheid als bedoeld in artikel 7:685 lid 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toegekend dient te worden. Bij de beantwoording van die vraag staat centraal of het ontstaan van de verstoorde arbeidsrelatie in belangrijke mate te wijten is aan [verzoeker] of juist in overwegende mate te wijten is aan VU. Ter zitting heeft de kantonrechter partijen er al op gewezen dat hij daarbij moet uitgaan van de voorshands vaststaande feiten met de beperkte toetsing daarvan die in deze verzoekschriftprocedure mogelijk is. Kenmerkend voor een procedure als de onderhavige is immers dat deze naar haar aard spoedeisend is, waarbij de rechter in beginsel zonder nadere bewijsvoering op het verzoek beslist.
3.3 Zakelijk weergeven is het verzoek van [verzoeker] gegrond op drie pijlers: de nieuwe beloningsstructuur, de verhoogde werkdruk en de spanningsklachten die [verzoeker]
– mede daardoor – ondervindt. Deze grondslagen zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.
3.4 De eerste pijler van het verzoek is gegrond op wijzigingen in de beloningsstructuur, die vanaf 2007 hebben plaatsgevonden. Vanaf 1 juli 2010 heeft VU ook de variabele beloning verlaagd, waardoor het inkomen van [verzoeker] daalt. Daarenboven zijn belangrijke secundaire arbeidsvoorwaarden vervallen, te weten de hypotheekrentekorting, het concern-sparen en de korting op verzekeringen. Ook het royementsrisico is toegenomen. Indien een polis binnen vier jaar na de aanvangsdatum eindigde, werd een percentage bij [verzoeker] teruggeboekt. Die termijn is vanaf 1 juli 2010 verhoogd naar tien jaar en wordt met terugwerkende kracht ook op reeds afgesloten polissen toegepast. [verzoeker] heeft nimmer met de hiervoor weergeven wijzigingen ingestemd.
3.4.1 VU stelt dat de nieuwe beloningsstructuur is opgenomen in een CAO, die na onderhandelingen met vakbond De Unie en na akkoord van de gezamenlijke vakbonden De Unie, FNV en CNV per 1 juli 2010 is overeengekomen. Per 1 juli 2010 zijn er binnen VU nieuwe functies in het leven geroepen: adviseur complex, adviseur niet-complex en generalist, waaruit de werknemers konden kiezen. Zowel van de adviseurs niet-complex en de generalisten wordt de portefeuille aangevuld. Daardoor kan juist een hoger inkomen gegenereerd worden dan voorheen. De ratio van de nieuwe provisieregeling is om eventuele negatieve gevolgen op te heffen door aan adviseurs een grotere portefeuille toe te kennen. De verminderde inkomsten van [verzoeker] worden veroorzaakt door verminderde inspanningen van [verzoeker] (hij sluit minder nieuwe producten af, waardoor hij minder afsluitprovisie genereert) en niet door de per 1 juli 2010 gewijzigde beloningsstructuur. De hypotheekrentekorting en het pensioensparen gelden nog steeds. VU is daarvoor op dit moment een nieuwe regeling aan het maken. Al vóór de verzelfstandiging van VU (1 januari 2009), is het concern-sparen met hoge rente geen keuzemogelijkheid meer voor werknemers, maar aan werknemers wordt wel een vergelijkbare regeling aangeboden. Het systeem met betrekking tot royementen is inderdaad aangepast, maar net als voor 1 juli 2010 komen royementen deels op het conto van de adviseur. Deze regel wordt echter niet met terugwerkende kracht toegepast.
3.4.2 De kantonrechter is van oordeel dat, mede gelet op de hiervoor beschreven aard van de ontbindingsprocedure, niet voldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] door de per 1 juli 2010 gewijzigde beloningsstructuur in zijn inkomen achteruit is gegaan. Weliswaar heeft [verzoeker] gepoogd om dit door middel van berekeningen inzichtelijk te maken, maar VU heeft gemotiveerd verweer gevoerd aan de hand van door haar gemaakte berekeningen. Bovendien heeft de kantonrechter te Gorinchem bij vonnis in kort geding d.d. 21 september 2010 eveneens geoordeeld dat er ten aanzien van [verzoeker] blijkt dat het inkomen over augustus 2010 ten opzichte van augustus 2009 vooruit is gegaan. Nu over dit geschil thans een bodemprocedure aanhangig is bij diezelfde rechtbank, is van de juistheid van het door [verzoeker] gestelde inkomstenverlies nog allerminst gebleken. Nog daargelaten dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de nieuwe provisieregeling per 1 juli 2010 daarvan de oorzaak is. De bodemprocedure zal daar uitsluitsel over dienen te geven.
3.5 Nauw verweven met de eerste grond van het verzoek, is de tweede grondslag van [verzoeker]: de verhoogde werkdruk. In de kern stelt [verzoeker] dat hij door de nieuwe beloningsstructuur meer “leads” moet oppakken, naast het beheren van zijn eigen portefeuille. Hierdoor ontstaat er een onaanvaardbare verzwaring van zijn werkzaamheden: de werkdruk wordt voor hem te hoog. Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat in Zuid-Limburg het aantal adviseurs dat de klanten moet bedienen drastisch is teruggebracht (van 9 adviseurs naar 2 adviseurs).
3.5.1 VU betwist deze stelling. Niemand binnen VU ervaart dat de werkdruk te hoog is, bovendien vangt de binnendienst een deel van het werk op. Juist na onderhandeling met de vakbonden is in de CAO opgenomen om de portefeuille aan te vullen, om zo werknemers meer kansen te bieden om een hoger inkomen te generen. Overigens wordt de portefeuille van [verzoeker], op zijn eigen verzoek, helemaal niet vergroot.
3.5.2 Onvoldoende aannemelijk is geworden dat door de nieuwe beloningsstructuur binnen VU en de vergroting van de portefeuilles, de werkdruk voor [verzoeker] te hoog is geworden. Nu de stellingen van [verzoeker] door VU gemotiveerd en onderbouwd worden betwist, moet de kantonrechter oordelen aan de hand van de stukken die thans zijn overgelegd en de daarop ter zitting gegeven toelichting. Het door [verzoeker] geschetste beeld van onaanvaardbare werkdruk wordt in die overgelegde producties in onvoldoende mate bevestigd. Dat [verzoeker] door de jaren heen een groot klantenbestand (rond de 850 klanten) heeft opgebouwd, staat tussen partijen niet ter discussie. Onduidelijk blijft echter in hoeverre de door [verzoeker] gestelde “leads”, gelet op de hoeveelheid werkzaamheden die hij reeds moet verrichten ten aanzien van het bestaande klantenbestand, ertoe leiden dat de werkdruk door die extra leads te hoog wordt.
3.5.3 In dit verband weegt de kantonrechter ook mee dat er per 1 juli 2010 aan werknemers de keuze is gelaten om te kiezen uit de functie van generalist, adviseur complex of adviseur niet-complex. Aan iedere functie is ook een bepaalde portefeuilleomvang gekoppeld. Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] aanvankelijk geen keuze heeft gemaakt uit een van deze drie nieuwe functies, ten gevolge waarvan hij is blijven werken als generalist. Tevens is niet in geschil dat [verzoeker] medio juni 2011, bij brief van zijn gemachtigde, aan VU heeft aangegeven alsnog als adviseur niet-complex te willen gaan werken. Bij brief van 28 juli 2011 van C. Hagemans van VU, is [verzoeker] door uitgenodigd om op 16 augustus 2011 met VU in gesprek te treden over die keuze. Op 12 augustus 2011 heeft er – een reeds eerder ingepland – functioneringsgesprek tussen [verzoeker] en zijn leidinggevende [leidinggevende] plaatsgevonden. [verzoeker] heeft in dat gesprek aangegeven dat hij inmiddels een ontbindingsverzoek heeft ingediend. Afgesproken werd dat het gesprek op 16 augustus 2011 zou komen te vervallen.
Ofschoon het ingevolge artikel 7:685 lid 1 BW ieder der partijen te allen tijde vrij staat om zich tot de kantonrechter te wenden met een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, bevreemdt de kantonrechter het tijdstip waarop [verzoeker] het onderhavige verzoek heeft ingediend. Het ontbindingsverzoek is immers op 2 augustus 2011 alhier ter griffie ontvangen. [verzoeker] heeft ter zitting geen duidelijke verklaring kunnen geven waarom hij niet met VU in gesprek is getreden over zijn hernieuwde functiekeuze, alvorens dit ontbindingsverzoek in te dienen. Zoals ter zitting is gebleken was VU hierdoor verrast. Het had dan ook op de weg van [verzoeker] gelegen om met VU het gesprek aan te gaan. Daarbij had de door [verzoeker] gestelde te hoge werkdruk in zijn huidige functie aan de orde kunnen komen, evenals de te verwachten werkdruk in de door hem beoogde functie van adviseur niet-complex. Aan iedere functie was immers ook een bepaalde portefeuille omvang (en daarmee gepaard gaande werkdruk) gekoppeld. Door aldus te handelen, heeft [verzoeker] zijn werkgever geen reële kans geboden om met hem hierover in dialoog te gaan. Juist van een werknemer die al sinds 1 juli 1980 bij (rechtsvoorgangsters van) VU in dienst was, had hier meer zorgvuldigheid en minder spoed verwacht dienen te worden.
3.6 [verzoeker] heeft betoogd dat zijn gezondheid lijdt onder de te hoge werkdruk. Hij heeft last van hoofdpijn en vermoeidheid en houdt nauw contact met zijn huisarts uit angst voor een nieuwe burn-out. In 1997/1998 en in 2007 is [verzoeker] namelijk gedurende langere tijd met spanningsklachten uitgevallen. Toen [verzoeker] in mei 2011 in een week tijd vijf hypotheekleads kreeg buiten zijn eigen portefeuille, was dit voor hem de spreekwoordelijke druppel. [verzoeker] heeft dit onder aandacht van VU gebracht en daarop is hij op 30 mei 2011 op controle bij bedrijfsarts A. Joosten geweest.
3.6.1 VU betreurt de door [verzoeker] gestelde klachten, maar wijst erop dat VU zich aan het advies van bedrijfsarts Joosten (productie 14 bij verzoekschrift) heeft gehouden. Nadien heeft [verzoeker] zich niet ziek gemeld. Overigens blijkt uit het advies van de bedrijfsarts dat [verzoeker] niet arbeidsongeschikt is.
3.6.2 Op 30 mei 2011 heeft bedrijfsarts Joosten het volgende geadviseerd: “Ter preventie van ziekteverzuim voorlopig 3 weken geen werkdruk, geen tijdslimiet en eigen tempo. Beperkte concentratie”. Uit dit advies blijkt dat [verzoeker] niet arbeidsongeschikt is. Medio juni heeft er een telefonisch consult plaatsgevonden, waarbij [verzoeker] heeft gesproken met A. de Graaf (bedrijfsarts A. Joosten was blijkens productie 14 bij verweerschrift op vakantie was). Uit deze productie, waarvan de inhoud niet door [verzoeker] is weersproken, blijkt evenmin dat er in de periode nadien sprake is van arbeidsongeschiktheid, zodat op dit moment niet is komen vast te staan dat [verzoeker] arbeidsongeschikt is.
3.6.3 [verzoeker] heeft zich niet ziek gemeld, op dit moment verricht hij “gewoon” werkzaamheden voor VU. Niet gesteld of gebleken is dat [verzoeker], behoudens de ziekmelding eind mei 2011, zich in de periode daaraan voorafgaand ziek of met enige regelmaat ziek heeft gemeld. Ook niet nadat per 1 juli 2010 de nieuwe beloningsstructuur bij VU is doorgevoerd.
3.6.4 Daar komt nog bij dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, ook hier geldt dat [verzoeker] niet althans onvoldoende in gesprek met VU is getreden om de door hem gestelde spanningsklachten bespreekbaar te maken.
3.6.5 Niet gebleken is of en in hoeverre de burn-outs in het verleden gerelateerd zijn aan een (te) hoge werkdruk binnen VU en of VU heeft nagelaten om naar aanleiding daarvan maatregelen te nemen om [verzoeker] te beschermen.
3.6.6 Voor zover [verzoeker] heeft willen stellen dat de uitkomst van de juridische procedures bij hem leidt tot onzekerheid (en spanningsklachten), kan dat aan VU niet worden tegengeworpen. Het is immers [verzoeker] die ervoor heeft gekozen om zijn werkgever in rechte te betrekken: zowel ten aanzien van het reeds gevoerde kort geding en de thans aanhangige bodemprocedure in Gorinchem, als ook door indiening van dit ontbindingsverzoek.
3.6.7 De conclusie uit het vorenstaande is dat niet, althans in onvoldoende mate aannemelijk is geworden dat de nieuwe provisieregeling en de daarmee gepaard gaande extra werkzaamheden hebben geleid tot een te hoge werkdruk die bij [verzoeker] spanningsklachten hebben veroorzaakt.
3.7 De kantonrechter is alles overziend dan ook van oordeel dat er geen sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van VU. De verzochte ontbinding ligt mitsdien in de risicosfeer van [verzoeker], zodat voor toekenning van een vergoeding geen plaats is. Aan een werknemer kan slechts een vergoeding naar billijkheid worden toegekend indien aan de werkgever een verwijt kan worden gemaakt, hetgeen evenwel in deze procedure onvoldoende aannemelijk is geworden. De enkele, te prijzen omstandigheid van
31 dienstjaren, is daarvoor geen juridische grondslag.
3.8 De kantonrechter zal partijen in kennis stellen van zijn voornemen om de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2012 te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verzoeker] ten laste van VU. [verzoeker] zal tot uiterlijk 9 november 2011 in de gelegenheid worden gesteld om zijn verzoek schriftelijk in te trekken.
3.9 De kantonrechter zal de proceskosten compenseren in het geval [verzoeker] zijn verzoek handhaaft. Indien [verzoeker] zijn verzoek intrekt, zal hij in de aan de zijde van VU gerezen proceskosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van het voornemen om de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewichtige redenen te ontbinden met ingang van 1 januari 2012, zonder toekenning van een vergoeding aan [verzoeker] ten laste van VU;
stelt [verzoeker] tot uiterlijk 9 november 2011 in de gelegenheid zijn verzoek in te trekken door schriftelijke mededeling aan de griffier;
in het geval [verzoeker] zijn verzoek handhaaft:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige reden met ingang van 1 januari 2012;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af;
in het geval [verzoeker] zijn verzoek intrekt:
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure aan de zijde van VU gerezen en tot op heden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.