RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
zaaknr: 425623 CV EXPL 11-1770
Vonnis van 17 augustus 2011
de besloten vennootschap ENEXIS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te 's-Hertogenbosch,
eisende partij,
verder te noemen: Enexis,
gemachtigden: J.D. Kuik en P. Taal, deurwaarders te Eindhoven,
[gedaagde],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
in persoon procederend.
Enexis heeft bij dagvaarding van 14 april 2011 een vordering ingesteld tegen [gedaagde] onder meebetekening van één meervoudige productie.
[gedaagde] heeft ter eerst diende dag mondeling geantwoord, inhoudend: “De Kredietbank heeft aan Enexis betaald. Ik voeg een afschrift van de betalingen van de Kredietbank bij”, onder overlegging van één meervoudige productie.
Enexis heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd onder overlegging van één enkelvoudige en één meervoudige productie. Deze conclusie was afkomstig van een niet als gemachtigde aangemelde en niet identificeerbare persoon, kennelijk werkzaam bij “LAVG Gerechtsdeurwaarders” te Eindhoven. Het processtuk zal desondanks aan Enexis toegerekend worden.
[gedaagde] heeft hier niet meer op gereageerd.
Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op heden gesteld is.
Enexis vordert veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - om aan haar te betalen een bedrag van € 245,64, onverminderd de na 1 maart 2011 te verschijnen “termijnen transportkosten”, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen alsmede met bepaling dat zij - Enexis - bij niet-voldoening door [gedaagde] aan haar betalingsverplichting krachtens het te wijzen vonnis binnen veertien dagen na
betekening daarvan gerechtigd is de aansluiting te onderbreken door verwijdering en/of executie tot afgifte van de aan Enexis in eigendom toebehorende gas- en/of elektriciteitsmeter uit het perceel van [gedaagde], zulks na vooraankondiging met een termijn van ten minste drie dagen alsmede met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de afsluitkosten van € 54,26 per meter en met bepaling dat zij - Enexis - niet eerder tot heraansluiting zal hoeven over te gaan dan vanaf het moment dat [gedaagde] alle kosten aan haar heeft voldaan, waaronder de kosten van heraansluiting van € 54,26 per meter.
Voorts vordert Enexis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de kosten van het geding.
Enexis grond haar vordering – aldus het exploot van dagvaarding – op twee vaststaande feiten:
1. [gedaagde] heeft zich bij haar aangemeld als klant voor het afnemen van aansluit- en transportdiensten;
2. Enexis heeft die diensten ook verleend.
Als gevolg van voorgaande feiten is er - aldus Enexis - tussen haar en [gedaagde] een contractuele relatie ontstaan die aan te merken is als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Door niet aan haar betalingsverplichtingen voortvloeiende uit die overeenkomst te voldoen, is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de aansluit- en transportovereenkomst.
[gedaagde] is door de griffier bij een niet-geretourneerde dienstbrief van 23 juni 2011 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek van de wederpartij. [gedaagde] heeft echter nagelaten te reageren en heeft evenmin uitstel voor een dergelijke reactie verzocht.
Haar aanvankelijk gevoerde verweer is in de conclusie van repliek gemotiveerd weersproken en de vordering is daarbij door Enexis (mede aan de hand van twee producties) nader toegelicht en onderbouwd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat aan het oorspronkelijke verweer, als [gedaagde] dit al heeft willen handhaven, voorbijgegaan moet worden. Het had op de weg gelegen van [gedaagde] om gedetailleerd in te gaan op de conclusie van repliek, nu de inhoud daarvan zeker tot aanvullende stellingname of tot toespitsing van het verweer aanleiding gaf. Daarbij komt dat [gedaagde] haar verweer niet voldoende toegelicht en onderbouwd heeft.
Met name is door [gedaagde] niet meer ingegaan op de stelling van Enexis dat uit de door [gedaagde] bij haar antwoord overgelegde producties blijkt dat de door (althans namens) [gedaagde] betaalde bedragen overgemaakt zijn op een verkeerde rekening. Ook is zij niet meer ingegaan op de vraag van Enexis waarom zij, na retournering of stornering van de bedragen, nadien niet aan Enexis heeft betaald ondanks de gestuurde aanmaningen.
De (hoofd)vorderingen van Enexis liggen derhalve als niet weersproken voor toewijzing gereed als na te melden.
De kantonrechter is evenwel van oordeel dat ten aanzien van [gedaagde] geen betalingsverzuim aangetoond is als bedoeld in artikel 6:81 BW, althans niet eerder dan 14 april 2011. Verzuim (art. 6:81 BW) treedt - behoudens uitzonderingen - in indien de schuldenaar op de voet van art. 6:82 BW in gebreke gesteld wordt. Ingevolge artikel 6:82 van het Burgerlijk Wetboek moet de partij die met een tekortkoming geconfronteerd wordt, de wederpartij eerst onder het stellen van een redelijke termijn schriftelijk aanmanen om de tekortkoming op te heffen. Pas wanneer vervolgens een deugdelijke prestatie uitblijft, treedt verzuim in. Enexis heeft niet aangetoond dat zij [gedaagde] schriftelijk in gebreke gesteld heeft, zodat verzuim in beginsel niet ingetreden is. Met name laat Enexis na om enige precisie te betrachten ten aanzien van haar globale bewering [gedaagde] in gebreke gesteld te hebben: in welke bewoordingen, op welke wijze en wanneer dit gedaan is, mag de kantonrechter raden, terwijl ook iedere mogelijkheid om een en ander aan enig document te toetsen ontbreekt. Resteert de vraag of [gedaagde] zonder ingebrekestelling in verzuim is komen te verkeren. In dat verband verdient opmerking dat onder omstandigheden het beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn of op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven zonder gevolgen voor het verzuim. Op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv rust op Enexis de verplichting daartoe de vereiste feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen. Aan die op haar rustende gemotiveerde stelplicht heeft Enexis niet voldaan. Verzuim is derhalve niet zonder ingebrekestelling ingetreden.
Ook het beroep van Enexis op de algemene voorwaarden ( ervan uitgaand dat deze in casu toepasselijk zijn) leidt er niet toe dat het intreden van verzuim deswege aangenomen mag worden. Ook hier moet gezegd worden dat Enexis nalaat te stellen op welk moment krachtens welke daarin opgenomen verzuimregel [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren eerder dan de dag van dagvaarding.
Bij gebreke van een dergelijke gemotiveerde en specifieke stellingname van Enexis kan het intreden van verzuim niet eerder dan op 14 april 2011 gesteld worden, namelijk een verzuim als gevolg van het dagvaarden van [gedaagde]. De wettelijke rente kan dan ook slechts vanaf die datum worden toegewezen.
In directe samenhang hiermee moet geoordeeld worden dat alle aan de dagvaardingsdatum voorafgegane inspanningen van Enexis en haar gemachtigde alsmede de daaraan gerelateerde kosten om [gedaagde] buiten rechte tot betaling te bewegen, niet voor vergoeding op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub c BW in aanmerking kunnen komen.
Zij zijn immers verricht respectievelijk gemaakt in een periode waarvan niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde] reeds in betalingsverzuim was. Noch de redelijke noodzaak noch de redelijke omvang van gestelde werkzaamheden en/of kosten valt in zo’n geval te bepalen. Veeleer is hetgeen deswege ondernomen is, in zo’n geval te duiden als prematuur, nutteloos, althans weinig zinvol.
Wel had [gedaagde] op enig moment kunnen en moeten verwachten dat Enexis het er niet bij zou laten zitten, zodat het uiteindelijk dagvaarden van [gedaagde] niet als rauwelijkse daad aangemerkt kan worden.
Een en ander betekent dat de vordering van Enexis zal worden toegewezen met uitzondering van de door haar gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten en met uitzondering van de post wettelijke rente tot 14 april 2011.
[gedaagde] dient wel, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, de kosten van het geding te dragen.
Veroordeelt [gedaagde] om aan Enexis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 207,08 onverminderd de na 1 maart 2011 te verschijnen termijnen voor transportkosten, vermeerderd met de wettelijke rente over genoemd bedrag vanaf 14 april 2011 tot de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat Enexis indien [gedaagde] niet aan haar betalingsverplichting krachtens dit vonnis voldoet binnen veertien dagen na betekening daarvan, gerechtigd is de aansluiting te onderbreken door verwijdering en/of executie tot afgifte van de aan Enexis in eigendom toebehorende gas- en/of elektriciteitsmeter uit het perceel van [gedaagde], zulks na vooraankondiging met een termijn van ten minste drie dagen alsmede met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de afsluitkosten van € 54,26 per meter en met bepaling dat zij - Enexis - niet eerder tot heraansluiting zal hoeven over te gaan dan vanaf het moment dat [gedaagde] alle kosten aan haar heeft voldaan, waaronder de kosten van heraansluiting van € 54,26 per meter.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van het geding, aan de zijde van Enexis tot deze uitspraak in totaal begroot op € 249,31, waaronder een bedrag van € 60,-- ter zake van salaris en noodzakelijk gemaakte verschotten van de gemachtigde van Enexis.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP