ECLI:NL:RBMAA:2011:BW6725

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
404948 CV EXPL 10-5875
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van leaseovereenkomsten en vertragingsrente

In deze zaak vordert de commanditaire vennootschap Video Sun Leasemaatschappij C.V. betaling van een bedrag van € 16.567,72 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. Video Sun stelt dat er twee leaseovereenkomsten zijn gesloten op 4 oktober 2003 en 29 oktober 2004, waarbij de gedaagde partij zich verplichtte om maandelijkse huurkooptermijnen en een restbedrag te betalen. De gedaagde partij is echter in gebreke gebleven met de betaling van de huurkooptermijnen, waardoor Video Sun een bedrag van € 8.902,00 vordert, evenals een vergoeding van € 1.335,30 voor gemaakte kosten en een contractuele vertragingsrente van 1,5% per maand. De gedaagde partij betwist de vordering en stelt dat hij alle betalingen contant heeft voldaan aan een vertegenwoordiger van Video Sun, en dat hij nooit een aanmaning of ingebrekestelling heeft ontvangen.

De kantonrechter oordeelt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de leaseovereenkomsten. De rechter concludeert dat Video Sun niet heeft aangetoond dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt, omdat er geen bewijs is geleverd van een ingebrekestelling. Het verzuim kan pas worden aangenomen vanaf de datum van dagvaarding, 25 november 2010. De rechter wijst de vordering van Video Sun toe tot een bedrag van € 6.400,00, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 25 november 2010, maar wijst de vordering voor buitengerechtelijke kosten en de contractuele rente tot die datum af. De kosten van het geding worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 404948 CV EXPL 10-5875
Vonnis van
in de zaak
de commanditaire vennootschap VIDEO SUN LEASEMAATSCHAPPIJ C.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
verder te noemen: Video Sun,
gemachtigde: J.H.L. Sinkiewicz te Maastricht,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde partij],
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld:
-exploot van dagvaarding d.d. 25 november 2011 met vijf (deels meervoudige) aan het exploot gehechte producties;
-conclusie van antwoord;
-conclusie van repliek met twee (deels meervoudige) producties;
-een akte tot deponeren van stukken van Video Sun,
-conclusie van dupliek.
Daarna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader gesteld is op heden.
MOTIVERING
Video Sun vordert veroordeling van [gedaagde partij] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad- om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 16.567,72, vermeerderd met de contractuele vertragingsrente naar 1,5% per maand over een bedrag van € 8.902,00 vanaf 11 november 2010 tot de dag van de algehele voldoening.
Tevens vordert Video Sun veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van de kosten van het geding.
Video Sun heeft daartoe gesteld dat zij met [gedaagde partij] twee leaseovereenkomsten gesloten heeft en wel op 4 oktober 2003 en 29 oktober 2004, waarbij Video Sun aan [gedaagde partij] roerende zaken in huurkoop gegeven heeft en in welke overeenkomsten [gedaagde partij] zich verplicht heeft genoemde zaken door middel van maandelijkse huurkooptermijnen en een restbedrag te betalen.
[gedaagde partij] is echter in gebreke gebleven met betaling van alle huurkooptermijnen op grond waarvan zij thans nog een bedrag van € 8.902,00 van [gedaagde partij] te vorderen heeft.
Door de niet-betaling heeft Video Sun kosten moeten maken, van welke kosten zij tot een bedrag van € 1.335,30 aan vergoeding van [gedaagde partij] vordert.
Op grond van de van de huurkoopovereenkomsten deel uitmakende algemene voorwaarden is [gedaagde partij] ook een vertragingsrente naar 1,5% per maand verschuldigd. Tot 11 november 2010 komt dit neer op een bedrag van € 6.330,42.
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd.
[gedaagde partij] betwist in zijn reacties niet dat hij met Video Sun twee leaseovereenkomsten gesloten heeft. [gedaagde partij] is echter van mening dat hij al hetgeen hij krachtens die overeenkomsten aan Video Sun diende te betalen, betaald heeft.
[gedaagde partij] stelt dat hij alle betalingen contant aan de heer Campo van Video Sun voldaan heeft. De laatste betaling diende volgens de leaseovereenkomst plaats te vinden in oktober 2006 en op 29 oktober 2006 heeft hij dan ook de laatste termijn betaald. [gedaagde partij] stelt verder dat hij nooit een melding van enige achterstand ontvangen heeft.
Verder betwist [gedaagde partij] ook ooit een aanmaning te hebben gehad, laat staan een ingebrekestelling. Hij betwist de door Video Sun gevorderde contractuele vertragingsrente verschuldigd te zijn.
In voortgezet debat betwist Video Sun nogmaals dat [gedaagde partij] alle termijnen van de twee overeenkomsten heeft voldaan. [gedaagde partij] heeft enkel een bedrag van € 7.800,-- in totaal in termijnen betaald en is met de restantbetalingen tot een bedrag van € 8.902,-- in gebreke gebleven.
Door [gedaagde partij] is geen enkel betalingsbewijs in het geding gebracht, noch heeft hij daartoe uitdrukkelijk bewijs aangeboden. Nu ter zake van het gevorderde niet van betaling is gebleken is [gedaagde partij] de resterende termijnen van de leaseovereenkomsten aan Video Sun verschuldigd, doch niet de door Video Sun gestelde “residuwaarde”. [gedaagde partij] is immers vrij in de keuze voor het betalen van de overblijvende waarde of het nalaten daarvan.
Voor wat betreft de door Video Sun gevorderde contractuele rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt het volgende overwogen.
Met Video Sun is de kantonrechter van oordeel dat algemene voorwaarden op de leaseovereenkomsten van toepassing zijn. In artikel 5 van de leaseovereenkomsten is ook expliciet de toepasselijkheid overeengekomen:
“Op deze overeenkomst zijn van toepassing de aangehechte algemene voorwaarden. Lessor en lessee verklaren hierbij kennis te hebben genomen met de inhoud van de algemene voorwaarden en hiermee in te stemmen”.
Video Sun stelt dat [gedaagde partij] op grond van het bepaalde in artikel 12 van de Algemene Leasevoorwaarden in geval van te late betaling van de overeengekomen leasetermijn een vertragingsrente verschuldigd is van 1,5 procent per maand vanaf 30 november 2006.
Ten aanzien van [gedaagde partij] is evenwel geen betalingsverzuim als bedoeld in artikel 6:81 BW aangetoond, althans niet eerder dan 14 april 2011. Verzuim (art. 6:81 BW) treedt - behoudens uitzonderingen - in indien de schuldenaar op de voet van art. 6:82 BW in gebreke gesteld wordt. Ingevolge artikel 6:82 van het Burgerlijk Wetboek moet de partij die met een tekortkoming geconfronteerd wordt, de wederpartij eerst onder het stellen van een redelijke termijn schriftelijk aanmanen om de tekortkoming op te heffen. Pas wanneer vervolgens een deugdelijke prestatie uitblijft, treedt verzuim in. Video Sun heeft niet aangetoond dat zij [gedaagde partij] schriftelijk in gebreke gesteld heeft, zodat verzuim in beginsel niet ingetreden is. Met name laat Video Sun na om enige precisie te betrachten ten aanzien van haar globale bewering [gedaagde partij] in gebreke gesteld te hebben: in welke bewoordingen, op welke wijze en wanneer dit gedaan is, mag de kantonrechter raden, terwijl ook iedere mogelijkheid om een en ander aan enig document te toetsen ontbreekt. Resteert de vraag of [gedaagde partij] zonder ingebrekestelling in verzuim is komen te verkeren. In dat verband verdient opmerking dat onder omstandigheden het beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn of op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven zonder gevolgen voor het verzuim. Op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv rust op Video Sun de verplichting daartoe de vereiste feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen. Aan die op haar rustende gemotiveerde stelplicht heeft Video Sun niet voldaan. Verzuim is derhalve niet zonder ingebrekestelling ingetreden.
Ook het beroep van Video Sun op de algemene voorwaarden leidt er niet toe dat het intreden van verzuim deswege aangenomen mag worden. Ook hier moet gezegd worden dat Video Sun nalaat te stellen op welk moment krachtens welke daarin opgenomen verzuimregel [gedaagde partij] in verzuim is komen te verkeren eerder dan de dag van dagvaarding. Artikel 12 van haar leveringsvoorwaarden verschaft die basis in ieder geval niet.
Bij gebreke van een dergelijke gemotiveerde en specifieke stellingname van Video Sun kan het intreden van verzuim niet eerder dan op 25 november 2010 gesteld worden, namelijk een verzuim als gevolg van het dagvaarden van [gedaagde partij]. De contractuele rente kan dan ook slechts vanaf die datum worden toegewezen.
In directe samenhang hiermee moet geoordeeld worden dat alle aan de dagvaardingsdatum voorafgegane inspanningen van Video Sun en haar gemachtigde alsmede de daaraan gerelateerde kosten om [gedaagde partij] buiten rechte tot betaling te bewegen, niet voor vergoeding op de voet van de bepalingen in de algemene voorwaarden maar ook niet op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub c BW in aanmerking kunnen komen.
Zij zijn immers verricht respectievelijk gemaakt in een periode waarvan niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde partij] reeds in betalingsverzuim was. Noch de redelijke noodzaak noch de redelijke omvang van gestelde werkzaamheden en/of kosten valt in zo’n geval te bepalen. Veeleer is hetgeen deswege ondernomen is, in zo’n geval te duiden als prematuur, nutteloos, althans weinig zinvol.
Wel had [gedaagde partij] op enig moment kunnen en moeten verwachten dat Video Sun het er niet bij zou laten zitten, zodat het uiteindelijk dagvaarden van [gedaagde partij] niet als rauwelijks ondernomen aangemerkt kan worden.
Een en ander betekent dat de vordering van Video Sun zal worden toegewezen met uitzondering van de door haar gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten en met uitzondering van de post contractuele rente tot 25 november 2010.
Gelet op het feit dat de vordering van Video Sun slechts toewijsbaar is tot een bedrag van
€ 6.400,-- (meer dan de helft wordt niet toegewezen) acht de kantonrechter een compensatie van de kosten op haar plaats.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde partij] om aan Video Sun tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 6.400,00, vermeerderd met de contractuele rente naar 1,5% per maand over genoemd bedrag vanaf 25 november 2010 tot de dag van algehele voldoening.
Compenseert de kosten van het geding i n die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP