ECLI:NL:RBMAA:2011:BV7863

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
442995 EJ 11-271
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onherstelbare vertrouwensbreuk en ziekte werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 16 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer. De werkgever, een beheermaatschappij met meerdere vennootschappen, verweet de werknemer frauduleus handelen en verduistering van gelden, wat leidde tot een onherstelbare vertrouwensbreuk. De werknemer, die sinds 1 juli 2010 in dienst was, had voorafgaand aan zijn dienstverband zeven jaar als zelfstandige voor de werkgever gewerkt en had een lening verstrekt aan de werkgever in financiële problemen. De werkgever stelde dat de werknemer bedragen van huurders op zijn eigen rekening had laten overmaken, wat de werkgever als frauduleus beschouwde. De werknemer voerde verweer en stelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had voor de beschuldigingen.

De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de werknemer ziek was geworden door het conflict, het ontbindingsverzoek niet voldoende was onderbouwd. De rechter concludeerde dat de werkgever niet voldoende objectieve gronden had om de beschuldigingen te onderbouwen en dat de vertrouwensbreuk vooral het gevolg was van de beschuldigingen van de werkgever. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden, niet vanwege de beschuldigingen van de werkgever, maar vanwege de onherstelbare vertrouwensbreuk. De rechter kende de werknemer een ontbindingsvergoeding toe van € 25.000,00 bruto, en bepaalde dat de werkgever de proceskosten moest dragen.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van ontbindingsverzoeken en de gevolgen van een vertrouwensbreuk in de arbeidsrelatie. De werkgever kreeg de gelegenheid om het verzoek in te trekken, maar als dit niet gebeurde, werd de ontbinding per 1 januari 2012 vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
zaaknr: 442995 ej 11-271
Beschikking van de kantonrechter op verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 16 november 2011
ingediend door
de besloten vennootschap [verzoekster],
statutair gevestigd te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. C.Uluman te Schiphol-Rijk,
contra:
[verweerder],
wonende te [adres],
verweerder,
gemachtigde mr. R.H.G.M. Kerckhoffs te Maastricht.
1. Het verloop van de procedure
Verzoekster (werkgever) heeft een verzoekschrift ingediend alsmede diverse producties overgelegd.
Verweerder (werknemer [verweerder]) heeft een verweerschrift ingediend, eveneens met verwijzing naar producties.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.
2. Het verzoekschrift en het beoordelingskader
Werkgever is een beheermaatschappij met 7 vennootschappen, waaronder de Geerweg Beleggingsmaatschappij BV en JAVA Monumenten BV. [verweerder] is op 1 juli 2010 als controller in dienst getreden bij werkgever.
Werkgever verzoekt thans om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, primair vanwege een dringende reden, subsidiair vanwege gewichtige redenen.
In beide gevallen is de feitelijke grondslag in de kern dezelfde: [verweerder] zou volgens werkgever bedragen (o.a. huurgelden en waarborg) van huurders van werkgever eigenmachtig en zonder toestemming hebben laten overmaken op [verweerder] eigen bankrekeningnummer, wat werkgever kwalificeert als frauduleus handelen en/of verduistering van gelden.
Daardoor is een onherstelbare vertrouwensbreuk ontstaan. Volgens werkgever heeft [verweerder] daarom ook geen recht op een zogenaamde ontbindingsvergoeding ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[verweerder] heeft uitvoerig verweer gevoerd. Voor zover nodig wordt daarop hieronder verder ingegaan.
3. De beoordeling
[verweerder] is weliswaar ziek sinds 7 april 2011 maar niet is gebleken dat het ontbindingsverzoek verband houdt met die ziekte. Het ontbindingsverzoek verlangt dus een inhoudelijke beoordeling.
Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat de ontbindingsprocedure is bedoeld als een eenvoudige, op een spoedige beslissing gerichte procedure, waarin juist daarom ook in beginsel geen plaats is voor diepgaand onderzoek middels het horen van getuigen of deskundigen en waarbij juist daarom ook in beginsel geen hoger beroep of cassatie openstaat tegen de beslissing.
Op basis van de stukken en op basis van de mondelinge behandeling ter zitting stelt de kantonrechter vast dat voor hem het volgende voldoende aannemelijk is geworden, als beoordelingskader voor het verzoek:
a) voorafgaande aan het dienstverband heeft [verweerder] als zelfstandige gedurende 7 jaren de jaarrekeningen en belastingaangiften voor werkgever verzorgd;
b) voorafgaande aan het dienstverband heeft [verweerder] een lening verstrekt aan thans werkgever die met liquiditeitsproblemen kampte en kampt;
c) die overeenkomst is schriftelijk vastgelegd per 14 juli 2009;
d) uit die overeenkomst blijkt dat [verweerder] door hem ontvangen facturen ten behoeve van het pand aan de Geerweg 2 te Sittard zou voldoen en dat het aldus voorgeschotene zou worden terugbetaald uit de huurpenningen die het CBB verschuldigd zou zijn, welke huurpenningen rechtstreeks naar [verweerder] zouden worden overgemaakt totdat al het geleende zou zijn terugbetaald;
e) [verweerder] heeft in elk geval aan thans werkgever een bedrag van € 148.515,73 voorgeschoten;
f) via inning van die huurpenningen heeft [verweerder] € 113.866,53 verrekend met het voorgeschotene, zodat per ultimo 2010 nog in zijn voordeel resteerde: € 34.649,20;
g) [verweerder] is op 7 april 2011 arbeidsongeschikt geworden wegens, kort gezegd, een burn-out;
h) [verweerder] is per 2 augustus 2011 ook nog even voor 2 weken geschorst;
i) [verweerder] is ten tijde van de mondelinge behandeling nog steeds arbeidsongeschikt (burn-out);
j) het salaris van [verweerder] bedraagt € 6.120,00 bruto per maand, inclusief vakantietoeslag.
Met de constatering dat het hiervorenstaande voldoende aannemelijk is geworden, heeft de kantonrechter impliciet beslist dat een belangrijk deel van de door werkgever aangevoerde grondslag voor het ontbindingsverzoek feitelijke steun mist.
Het is te flauw voor woorden dat werkgever aan [verweerder] verwijt dat hij die € 113.866,53 eigenmachtig heeft geïnd (de resterende schuld van werkgever aan [verweerder] van € 34.649,20 stond gewoon in de jaarrekening 2010!) en het is verder onnavolgbaar hoe werkgever eerst in het verzoekschrift meent te moeten stellen dat [verweerder] over 2011 al € 47.478,24 zou hebben geïnd en dat zij later in de door haar ingebrachte productie 19 daar een bedrag van
€ 57.891,40 van maakt. Voor dat verschil heeft werkgever ook geen enkele uitleg gegeven.
Of daarentegen per 24 augustus 2011 na verrekening die schuld van werkgever aan [verweerder] van € 34.649,00 slechts was teruggebracht tot een bedrag van € 20.399,99 zoals [verweerder] stelt, is ook niet na te gaan voor de kantonrechter.
In elk geval: de kantonrechter kan niets met het verwijt van werkgever dat [verweerder] inmiddels al € 12.829,04 teveel in eigen zak zou hebben gestoken.
Het verwijt dat [verweerder] vanaf 1 juli 2010 zijn werk niet althans niet goed heeft gedaan en dat hij zijn werkgever niet of nauwelijks informeerde, is evenmin uit de verf gekomen tegenover het uitvoerig verweer van [verweerder].
Hetzelfde geldt voor het verwijt dat [verweerder] ten onrechte overwerkvergoedingen pretendeert te hebben op Geerweg Beleggingsmaatschappij BV en dat [verweerder] nog na zijn ziekmelding en zonder toestemming van werkgever aankopen heeft gedaan ten behoeve van die BV. [verweerder] heeft ook die verwijten gepareerd door daartegen op het eerste gezicht geen bepaald ongeloofwaardige verklaringen neer te zetten, welke verklaringen door werkgever niet genoegzaam van tafel zijn geveegd.
Daarmee zegt de kantonrechter niet dat hij dus maar alles gelooft wat [verweerder] stelt, maar het is minstens zo dat werkgever haar grote verwijten en grote woorden in de richting van [verweerder] niet of niet voldoende hard heeft kunnen maken.
Zeker nu voor de kantonrechter vaststaat dat [verweerder] door het conflict flink ziek is geworden en dat hij nog steeds flink ziek is, valt het de werkgever zwaar aan te rekenen dat zij zulke forse verwijten aan het adres van [verweerder] heeft geuit zonder dat er voldoende objectieve grond voor is.
De indruk die zo blijft hangen bij de kantonrechter is die van een apenrots waarop partijen - die niet alleen tot elkaar in verband staan als werkgever/werknemer maar ook als schuldeiser ([verweerder]) en schuldenaar (werkgever) - inmiddels juridisch flink met elkaar slaags zijn geraakt, kijkend wie juridisch - en psychisch! - de langste adem heeft.
Natuurlijk moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, op de kortst mogelijke termijn. Niet vanwege de door werkgever aangevoerde primaire reden (fraude/verduistering) maar wel vanwege het feit dat duidelijk is dat het vertrouwen tussen partijen onherstelbaar is beschadigd.
Er is gelet op voorgaande overwegingen alle reden om billijkheidshalve aan [verweerder] een ontbindingsvergoeding toe te kennen. De kantonrechter bepaalt die op afgerond € 25.000,00 bruto (C=2). Indien werkgever gelet hierop het ontbindingsverzoek alsnog wil intrekken, kan zij dat doen binnen de hierna daarvoor gestelde termijn.
4. Beslissing
De kantonrechter:
stelt de werkgever tot uiterlijk 30 november 2011 in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, sector kanton, locatie Heerlen, postbus 4487, 6401 CZ Heerlen;
in het geval de werkgever haar verzoek handhaaft:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige reden met ingang van 1 januari 2012.
kent aan [verweerder] ten laste van de werkgever een vergoeding toe van € 25.000,00 bruto en veroordeelt de werkgever om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] of aan een door hem aan te wijzen derde te voldoen;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
in het geval de werkgever haar verzoek intrekt:
veroordeelt de werkgever in de aan de zijde van [verweerder] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.