ECLI:NL:RBMAA:2011:BV1135

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700037-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en mishandeling na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 5 september 2011, stond de verdachte terecht op beschuldiging van poging tot zware mishandeling en mishandeling van aangever [naam slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 15 januari 2010 een incident heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangever, maar kon niet vaststellen wat er precies is gebeurd. De verklaring van de aangever werd als ontoereikend beschouwd, en er waren geen getuigen die het voorval konden bevestigen. De rechtbank heeft ook geen bewijs gevonden dat de verdachte een scherp of puntig voorwerp heeft gebruikt, en het aangetroffen stuk spiegel bleek niet te zijn gebruikt om de aangever te steken. De rechtbank concludeerde dat het onmogelijk was om vast te stellen of de verdachte opzet had om letsel toe te brengen aan de aangever.

De verdediging, vertegenwoordigd door mr. K. Valkeneers, heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris niet als bewijs kon worden gebruikt. De rechtbank heeft het Salduz-verweer van de verdediging gevolgd en de verklaring van de verdachte uitgesloten van bewijs. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van zowel de poging tot zware mishandeling als de mishandeling. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700037-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 september 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsvrouw is mr. K. Valkeneers, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 augustus 2011, na verwijzing door een politierechter bij beslissing van 11 maart 2011. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: heeft geprobeerd [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem
- onder andere - één althans meerdere keren te slaan en/of hem met een scherp/puntig voorwerp in het gelaat en/of oog te steken;
subsidiair: [naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem - onder andere - één althans meerdere keren te slaan en/of hem met een scherp/puntig voorwerp in het gelaat en/of oog te steken.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte het slachtoffer [naam slachtoffer] met een scherp voorwerp in de buurt van zijn oog - de traanbuis -, in ieder geval in zijn gelaat heeft gestoken. Door [naam slachtoffer] op zodanige wijze te steken heeft verdachte volgens de officier van justitie (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft zich voor het bewijs gebaseerd op de aangifte van [naam slachtoffer], de foto’s in het dossier waarop bloed bij de traanbuis van het linker oog van verdachte te zien is, alsmede de verklaring die verdachte bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. De officier van justitie heeft de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
De officier van justitie heeft het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot bewijsuitsluiting van de verklaring die verdachte bij de hulpofficier van justitie heeft afgelegd, niet betwist.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit met betrekking tot het ten laste gelegde.
Zij heeft vooropgesteld dat de verklaring die verdachte op 16 januari 2010 ten tijde van zijn inverzekeringstelling tegenover een hulpofficier van justitie heeft afgelegd, van het bewijs moet worden uitgesloten. Verdachte is namelijk voorafgaand aan dit verhoor aangaande zijn (vermeende) betrokkenheid bij een strafbaar feit niet gewezen op zijn recht een advocaat te raadplegen, hetgeen naar de mening van de verdediging in strijd is met de ‘Salduz-jurisprudentie’.
Als primair standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte opzet - al dan niet in voorwaardelijke zin - heeft gehad om [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het enige belastende bewijs dat zich in het dossier bevindt komt van één en dezelfde bron, de heer [naam slachtoffer]. Hoewel kan worden vastgesteld dat er tussen verdachte en [naam slachtoffer] een incident heeft plaatsgevonden, kan op basis van het dossier naar de mening van de raadsvrouw onvoldoende duidelijk worden vastgesteld wat die dag precies is gebeurd. Als subsidiair standpunt heeft de raadsvrouw ontslag van alle rechtsvervolging bepleit wegens noodweer(exces).
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Salduz-verweer
Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaring die de verdachte op 16 januari 2010 ten tijde van zijn inverzekeringstelling tegenover de hulpofficier van justitie [H.] afgelegd, van het bewijs dient te worden uitgesloten. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte voorafgaand aan dit verhoor is gewezen op zijn recht een advocaat te raadplegen.
Overwegingen met betrekking tot de vrijspraak
Aangever [naam slachtoffer] heeft verklaard dat, toen hij in de keuken stond, verdachte opeens voor hem stond en op hem begon in te slaan. Vervolgens ontstond er een worsteling en hoorde hij verdachte roepen: “waar moet je hem hebben, in je linker oog of in je rechter”. Verdachte stak vrijwel gelijktijdig met een scherp voorwerp enkele malen in de richting van zijn linker oog, aldus aangever. Aangever heeft verklaard dat hij pijn voelde en dat hij bloedde.
Verdachte daarentegen heeft bij de rechter-commissaris ontkend met een scherp of puntig voorwerp in het oog van [naam slachtoffer] gestoken te hebben. Hij heeft verklaard dat hij zichzelf tegen [naam slachtoffer] moest verdedigen en dat hij [naam slachtoffer] heeft weggeduwd. Volgens verdachte bevond hij zich in een wurggreep en heeft hij alles gedaan om daarvan verlost te worden. Tijdens latere verhoren bij de politie, toen verdachte inmiddels bijstand van een raadsman had gekregen, heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank heeft op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kunnen vaststellen wàt er precies op 15 januari 2010 tussen verdachte en aangever [naam slachtoffer] is voorgevallen. Zo zijn er bijvoorbeeld geen getuigen die het incident hebben waargenomen en geeft ook de medische informatie in het dossier op dat punt geen uitsluitsel. Verder heeft de politie geen scherp en/of puntig voorwerp aangetroffen, waarmee aangever gestoken zou kunnen zijn. Uit het onderzoek is gebleken dat het aangetroffen stuk spiegel niet is gebruikt om aangever te steken. Blijkens de foto’s in het dossier heeft aangever wel letsel in het gelaat en in de linker ooghoek opgelopen. Voor de rechtbank is het echter onmogelijk om vast te stellen of verdachte dit letsel heeft toegebracht. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen wat verdachte tijdens het voorval heeft gedaan in de richting van aangever, laat staan dat sprake is geweest van opzet - al dan niet in voorwaardelijke zin - op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel en/of pijn. De enkele verklaring van aangever is daartoe ontoereikend. De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris is daartoe niet redengevend.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Dat betekent dat het beroep van de raadsvrouw op noodweer(exces) onbesproken kan blijven. De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis, dat reeds geschorst was, met ingang van heden opheffen.
4 Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [naam slachtoffer], heeft een schadevergoeding gevorderd van € 1.000,00 ter zake van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij echter niet in de vordering worden ontvangen.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer], niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 september 2011.
Buiten staat
mr. J. Wöretshofer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 januari 2010 te Eygelshoven, in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of (vervolgens)
- een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gehouden en/of heeft gezegd 'waar wil je hem hebben?' en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp in het gelaat en/of oog van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2010 te Eygelshoven, in de gemeente Kerkrade, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]),
- meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of (vervolgens)
- een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gehouden en/of heeft gezegd 'waar wil je hem hebben?' en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp in het gelaat en/of oog van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
tengevolge waarvan deze enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden