ECLI:NL:RBMAA:2011:BU8312

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/702724/10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in kwetsbare positie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 12 december 2011, stond de verdachte terecht voor diefstal met geweld. Het feit vond plaats op 9 januari 2010 in de gemeente Vaals, waar de verdachte samen met een ander een 'Ipod', een mobiele telefoon en een gouden ring heeft weggenomen van het slachtoffer, die zich in een kwetsbare positie bevond. Het slachtoffer had enkele glazen alcohol gedronken en voelde zich niet goed, waardoor hij op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door het gebruik van geweld, het slachtoffer heeft gedwongen tot afgifte van zijn bezittingen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft geslagen en geprobeerd heeft de ring van zijn vinger te trekken. De verdediging voerde aan dat de aangifte van het slachtoffer ongeloofwaardig was, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van zowel het slachtoffer als getuige betrouwbaar waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, zonder voorwaardelijke straf, en kende een schadevergoeding toe aan het slachtoffer. De rechtbank vond het belangrijk dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, wat de ernst van het delict vergrootte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702724-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 december 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. Th. Boumans, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte door middel van geweld en/of bedreiging met geweld, samen met anderen, een ‘Ipod’, een mobiele telefoon en een gouden ring van [naam slachtoffer] heeft gestolen, danwel [naam slachtoffer] door middel van geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen om deze goederen af te geven. Het geweld heeft bestaan uit het drogeren van [naam slachtoffer] door een hoeveelheid speed aan zijn drank toe te voegen, het trekken aan diens ring en het ten val brengen en slaan van
[naam slachtoffer]. De bedreiging met geweld heeft bestaan uit het aan [naam slachtoffer] tonen van een ketting met een slot en het daarmee maken van zwaaiende of slaande bewegingen en het laten lopen van een waterkraan en het daarbij richting [naam slachtoffer] dreigend uiten van de woorden: “ik kom je direct halen”.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door middel van geweld en bedreiging met geweld een ‘Ipod’, een mobiele telefoon en een gouden ring van [naam slachtoffer] heeft gestolen. Zij baseert zich hierbij op de aangifte van [naam slachtoffer] en de verklaring van getuige [naam getuige]. Het geweld dat door verdachte is gebruikt heeft bestaan uit het trekken aan zijn ring en het slaan van [naam slachtoffer]. De bedreiging met geweld heeft bestaan uit het laten lopen van de waterkraan en het daarbij dreigend tegen [naam slachtoffer] roepen: “ik kom je direct halen”. Nu slechts is komen vast te staan dat [naam slachtoffer] bij verdachte thuis alcohol heeft genuttigd, maar niet dat die alcohol een hoeveelheid speed bevatte of dat [naam slachtoffer] de alcohol niet had kunnen weigeren, is er voor het drogeren onvoldoende bewijs. Ook het ten val brengen van [naam slachtoffer] is onvoldoende komen vast te staan en kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. Op grond van het gegeven dat enkel [naam slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte een ketting met een slot heeft getoond en daarmee heeft gezwaaid, is de officier van justitie van mening dat ook dit onderdeel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er geen wettig en overtuigend bewijs is en dat verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat hij de aangifte ongeloofwaardig acht en dat ook de belastende verklaring van getuige [naam getuige] onbetrouwbaar is.
De aangifte is volgens de raadsman ongeloofwaardig omdat [naam slachtoffer] ten tijde van het voorval en de daaropvolgende aangifte dermate onder invloed van drugs of alcohol was dat van een betrouwbare verklaring geen sprake is. Tevens merkt de raadsman op dat uit de foto’s in het dossier blijkt dat [naam slachtoffer] tijdens zijn aangifte een zegelring droeg. De raadsman heeft hieruit de conclusie getrokken dat de gouden (zegel)ring van [naam slachtoffer] dus niet gestolen is, nu het hier kennelijk om dezelfde ring gaat als waarover in de aangifte wordt verklaard. Zelfs als het om een andere ring zou gaan en [naam slachtoffer] dus twee ringen zou hebben gedragen, dan is het opmerkelijk dat deze tweede ring op 9 januari 2010 niet ook is weggenomen. Kortom: de aangever heeft op dit punt niet de waarheid verklaard.
De raadsman acht de belastende verklaring van getuige [naam getuige] onbetrouwbaar omdat deze op geen enkele wijze te rijmen valt met zijn eerdere ontlastende verklaringen. Tevens bevat de belastende verklaring onwaarheden met betrekking tot de diefstal van de ring. Bovendien is [naam getuige] na het voorval nog teruggekeerd naar de woning van verdachte. Van angst om de waarheid te verklaren kan dus geen sprake zijn. Volgens verdachte spannen [naam slachtoffer] en [naam getuige] tegen hem samen. Zij zouden het niet eens zijn met de relatie van verdachte en hem om die reden zwart willen maken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangifte en de verklaring van getuige [naam getuige].
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van [naam slachtoffer] geloofwaardig is. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [F.] en [C.] blijkt dat [naam slachtoffer], gezien zijn psychische toestand waarin hij op de vroege avond van 9 januari 2010 verkeerde, in de middag van 10 januari 2010 aangifte heeft gedaan. Uit de aangifte blijkt niet dat [naam slachtoffer] toen, op 10 januari 2010, niet (goed) in staat was om deze aangifte te doen. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan te nemen dat [naam slachtoffer] op dat moment niet in staat was een verklaring af te leggen. Zijn aangifte zal voor het bewijs gebezigd worden.
In tegenstelling tot wat de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat ook de verklaring van getuige [naam getuige] betrouwbaar is en derhalve als bewijsmiddel gebezigd kan worden. De rechtbank hecht hierbij waarde aan zowel de wijze van totstandkoming als de inhoud van deze verklaring. In eerste instantie heeft [naam getuige] tijdens zijn verhoor bij de politie ontlastend voor verdachte verklaard. Uit het proces-verbaal van zijn verhoor (pagina 40 van het dossier) blijkt dat [naam getuige] vervolgens door zijn PGB-begeleider, die bij het verhoor aanwezig was, wordt gemaand om de waarheid te spreken. Daarop barst [naam getuige] spontaan in tranen uit en verklaart hij dat hij uit angst voor verdachte niet eerder de waarheid heeft durven vertellen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [naam getuige] dat hij uit angst niet eerder heeft verteld hoe het precies gegaan is, mede gezien zijn verklaring dat verdachte heeft gedreigd iemand iets aan te doen als er een woord over de diefstal gerept werd, geloofwaardig is. Het feit dat [naam getuige] na het voorval nog contact met verdachte heeft gehad, doet daar niet aan af. Tenslotte acht de rechtbank van belang dat de verklaring die [naam getuige] uiteindelijk heeft afgelegd niet alleen belastend is voor verdachte maar ook voor hemzelf.
Verdachte heeft – voor het eerst – ter zitting aangevoerd dat [naam getuige] het niet eens was met de relatie van verdachte en zijn vriendin en hem daarom ten onrechte valselijk heeft beschuldigd. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet overtuigend. De relatie tussen verdachte en zijn vriendin bestond ten tijde van het voorval in januari 2010 al geruime tijd. Al die tijd – en overigens ook nadien – waren verdachte en [naam getuige] kennelijk goed bevriend en – zo heeft verdachte ter zitting verklaard – gingen zij bijvoorbeeld met enige regelmaat met elkaar vissen. Waarom [naam getuige] dan plotseling in januari 2010 zou hebben besloten om verdachte valselijk te beschuldigen, ziet de rechtbank niet in.
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om de verklaring van [naam getuige] als onbetrouwbaar aan te merken.
Ten aanzien van het bewijs
[naam slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 9 januari 2010 naar de woning van verdachte aan [adresgegevens verdachte] is gegaan. In de woonkamer waren op dat moment verschillende personen, onder wie verdachte en [naam getuige], aanwezig. Nadat [naam slachtoffer] in de woning wodka had gedronken, voelde hij zich niet goed. Hij is op de grond gevallen en heeft moeten overgeven. Ook verdachte en [naam getuige] hebben verklaard dat [naam slachtoffer] op die dag op het betreffende adres aanwezig is geweest en dat hij daar wodka heeft gedronken. Daarnaast hebben ook zij verklaard dat [naam slachtoffer] zich na het drinken van de wodka vreemd is gaan gedragen.
[naam slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij, toen hij op de grond lag, heeft gezien dat verdachte naar hem toe is gekomen en zijn broekzakken heeft doorzocht. Verdachte heeft vervolgens een ‘Ipod Touch’ en een mobiele telefoon uit de broekzakken van [naam slachtoffer] gehaald en deze in zijn eigen broekzak gestopt. Ook [naam getuige] heeft gezien dat verdachte de ‘Ipod’ van [naam slachtoffer] in zijn handen had en deze in zijn zak heeft gestoken.
[naam slachtoffer] en [naam getuige] hebben verder verklaard dat [naam slachtoffer], nadat hij op de grond was gevallen, door [naam getuige] naar de hal is gesleept. Verdachte heeft daar geprobeerd om de gouden ring van de rechter wijsvinger van [naam slachtoffer] te halen. Omdat [naam slachtoffer] zijn hand dicht kneep is dit verdachte niet gelukt. Vervolgens heeft verdachte enkele keren tegen het gezicht van [naam slachtoffer] geslagen. Nadat het verdachte niet lukte om de ring van [naam slachtoffer]’ vinger te trekken, heeft [naam getuige] dit gedaan.
Dit alles brengt de rechtbank tot de overtuiging dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een ‘Ipod’, een mobiele telefoon en een gouden ring van [naam slachtoffer] heeft weggenomen. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen met een ander hierbij geweld heeft toegepast. Immers is komen vast te staan dat verdachte [naam slachtoffer] heeft geslagen en dat zowel verdachte als [naam getuige] aan diens vinger hebben getrokken.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat om te kunnen spreken van het drogeren van [naam slachtoffer] door verdachte. Immers is slechts vast komen staan dat [naam slachtoffer] in de woning van verdachte alcohol heeft genuttigd. Onduidelijk is of de alcohol een hoeveel speed of andere drug bevatte en of [naam slachtoffer] de alcohol niet had kunnen weigeren.
Gelet op het feit dat alleen [naam slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem ten val heeft gebracht, een ketting met slot aan hem heeft getoond en daarmee heeft gezwaaid, de waterkraan heeft laten lopen en tegen hem heeft gezegd: "ik kom je direct halen", is de rechtbank van oordeel dat deze onderdelen evenmin wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verdachte zal van deze onderdelen eveneens worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 9 januari 2010 in de gemeente Vaals, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ‘Ipod’ en een mobiele telefoon en een gouden ring, toebehorende aan [naam slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te,maken en welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, heeft getrokken aan de ring die deze [naam slachtoffer] droeg en die [naam slachtoffer] heeft geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder wegens vermogens- en geweldsdelicten in aanraking is geweest met justitie. Er is derhalve sprake van meervoudige recidive. De officier van justitie rekent het verdachte ernstig aan dat deze misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin [naam slachtoffer] zich bevond. De hele ervaring moet voor [naam slachtoffer] zeer beangstigend zijn geweest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Bij een strafoplegging refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hij heeft een bekende van hem, [naam slachtoffer], die bij hem in de woning op bezoek was, een ‘Ipod’, mobiele telefoon en gouden ring afhandig gemaakt. [naam slachtoffer] bevond zich op dat moment in een zeer kwetsbare positie, nu hij zich na het drinken van enkele glazen alcohol niet goed voelde en op de grond in de woning lag. Weliswaar kan niet bewezen worden dat verdachte [naam slachtoffer] heeft gedrogeerd of dronken heeft gevoerd, maar wel is komen vast te staan dat [naam slachtoffer] zich na het drinken van alcohol niet goed voelde en vreemd gedrag vertoonde. Verdachte heeft, in plaats van [naam slachtoffer] te helpen, misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin deze zich bevond. Deze handelingen moeten voor [naam slachtoffer] zeer beangstigend zijn geweest. Uit de vordering die hij als benadeelde partij heeft ingediend blijkt dat hij in de weken na de diefstal hiervan psychisch ongemak heeft ondervonden. Daarnaast heeft [naam slachtoffer] enkele schaafwonden en blauwe plekken opgelopen.
De LOVS oriëntatiepunten geven slechts in algemene zin aanwijzingen voor de straftoemeting bij een veroordeling voor diefstal met geweld. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor vergelijkbare delicten. Zo is het oriëntatiepunt bij straatroof met licht geweld of verbale bedreiging vastgesteld op een gevangenisstraf van 6 maanden. Bij recidive wordt dit verhoogd naar een gevangenisstraf van 8 maanden. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen handelingen in de onderhavige zaak vergelijkbaar zijn met straatroof met licht geweld of verbale bedreiging en is derhalve bij de strafoplegging uitgegaan van dit oriëntatiepunt. Omdat er bij verdachte sprake is van meervoudige recidive is het uitgangspunt in onderhavige zaak 8 maanden gevangenisstraf. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte ernstig aan dat deze misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin [naam slachtoffer] zich bevond. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het hierboven genoemde uitgangspunt met 1 maand verhoogd dient te worden.
Gelet op het justitieel verleden van verdachte ziet de rechtbank geen reden voor het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke straf.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden dient te worden opgelegd.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 984,45, waarvan € 434,45 ter zake van materiële schade en € 550,- ter zake van immateriële schade.
De officier van justitie is van mening dat de materiële schade voor volledige toewijzing in aanmerking komt. Omdat de officier van justitie minder ernstige feiten bewezen acht dan waarop de vordering is gebaseerd, is zij van mening dat van de immateriële schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 275,- toegewezen dient te worden. De officier van justitie vordert daarbij het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij geen verweer gevoerd en heeft aangegeven het standpunt van de officier van justitie te delen.
De rechtbank wijst de vordering met betrekking tot de materiële schade toe, nu de vordering op dit onderdeel niet betwist is. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de immateriële schade een vergoeding van € 275,- redelijk en billijk is. Zij zal dit bedrag derhalve toewijzen. De rechtbank zal zowel het bedrag van de materiële- als het bedrag van de immateriële schadevergoeding vermeerderen met de wettelijke rente en legt daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel op.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 709,45 (zegge: zevenhonderdnegen euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2010 tot de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 14 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2010;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] voor het
overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Luthuli, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 december 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 januari 2010 in de gemeente Vaals, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Ipod en/of een mobiele telefoon en/of een (gouden) ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, die [naam slachtoffer] heeft gedrogeerd althans aan diens drank een hoeveelheid speed heeft toegevoegd en (vervolgens) heeft getrokken aan de ring die deze [naam slachtoffer] droeg en/of die [naam slachtoffer] ten val heeft gebracht en/of op de grond heeft geduwd en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of die [naam slachtoffer] dreigend een ketting met slot heeft getoond en/of daarmee een zwaaiende/slaande beweging heeft gemaakt en/of de waterkraan heeft laten lopen en/of die [naam slachtoffer] (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom je direct halen" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 9 januari 2010 in de gemeente Vaals tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een Ipod en/of een mobiele telefoon en/of een (gouden) ring, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, die [naam slachtoffer] heeft gedrogeerd althans aan diens drank een hoeveelheid speed heeft toegevoegd en (vervolgens) heeft getrokken aan de ring die deze [naam slachtoffer] droeg en/of die [naam slachtoffer] ten val heeft gebracht en/of op de grond geeft geduwd en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of die [naam slachtoffer] dreigend een ketting met slot heeft getoond en/of daarmee een zwaaiende/slaande beweging heeft gemaakt en/of de waterkraan heeft laten lopen en/of die [naam slachtoffer] (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik kom je direct halen" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;