ECLI:NL:RBMAA:2011:BU6255

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
24 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703576-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake stalking en belaging door verdachte tegen hoofdagent van politie Limburg-Zuid

Op 24 oktober 2011 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking van een hoofdagent van politie Limburg-Zuid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan zeven maanden stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, door onder andere e-mails te sturen en zich in de nabijheid van zijn woning op te houden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet betekent dat zij niet strafbaar is. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 10 weken opgelegd, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 500,- voor immateriële schade, maar de vordering van de echtgenote van het slachtoffer is afgewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703576-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 oktober 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Raadsman is mr. A. Çinar, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 oktober 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [naam slachtoffer]heeft gestalkt.
3 De voorvragen
De raadsman heeft bij wijze van preliminair verweer betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging van verdachte, omdat het openbaar ministerie in strijd gehandeld zou hebben met het zorgvuldigheids- en het vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft deze verweren ter terechtzitting verworpen. Voor de motivering verwijst zij naar het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 oktober 2011.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte [naam slachtoffer]gedurende enkele jaren gestalkt door op verschillende manieren stelselmatig opzettelijk inbreuk te maken op diens persoonlijke levenssfeer. Hierbij was er sprake van:
- het versturen van e-mails aan [naam slachtoffer]op zijn werk, die persoonlijke toenaderingen en liefdesverklaringen bevatten;
- het bellen van [naam slachtoffer]op zijn privé telefoon;
- het bezorgen van post op het privé-adres van [naam slachtoffer];
- het zich ophouden in de directe omgeving van de woning van [naam slachtoffer];
- het leggen van contacten met personen in de directe omgeving van het gezin van [naam slachtoffer].
4.2 Het standpunt van de verdediging en verdachte
Verdachte heeft ter zitting nadrukkelijk ontkend opzettelijk inbreuk te hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], omdat zij van mening is dat het contact altijd wederkerig van aard is geweest en derhalve niet tegen de wil van [naam slachtoffer]plaatsvond.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat niet bewezen kan worden dat verdachte jarenlang stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer]. Pas op 23 maart 2010 heeft [naam slachtoffer]duidelijk gemaakt dat hij niet door verdachte benaderd wilde worden. Er is onvoldoende bewijs dat [naam slachtoffer]dit voordien al heeft gedaan.
Verder kan alleen bewezen worden dat verdachte tegen de wil van [naam slachtoffer]e-mails aan hem verzonden heeft en post heeft bezorgd bij zijn woning. Voor de overige varianten van stalking is er onvoldoende bewijs, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen en conclusies ten aanzien van het bewijs
[naam slachtoffer]heeft aangifte gedaan van stalking en aangegeven dat hij wilde dat verdachte hiervoor werd vervolgd. [naam slachtoffer], die politieambtenaar is, heeft zijn aangifte vorm gegeven door een proces-verbaal van bevindingen en een proces-verbaal relaas op te maken.
Verdachte heeft echter nadrukkelijk ontkend opzettelijk inbreuk te hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer]. Verdachte heeft weliswaar toegegeven veel e-mails van zeer persoonlijke aard aan [naam slachtoffer]te hebben verzonden, post bij zijn woning te hebben bezorgd en in de buurt van de woning te zijn geweest, maar volgens verdachte was het contact tussen haar en [naam slachtoffer]door beiden gewenst en van intieme, persoonlijke aard. Verdachte was naar haar zeggen ook niet de enige van hen beiden die toenadering zocht en het contact was ook wederkerig.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is geweest van stalking door verdachte en zo ja, hoe lang dit geduurd heeft. [naam slachtoffer]is namelijk uit hoofde van zijn beroep in contact gekomen met verdachte omstreeks november 2007 en uit zijn relaas volgt dat het onderhouden van contact met verdachte aanvankelijk binnen zijn werkzaamheden viel. Derhalve kan niet gezegd worden dat het contact van het begin af aan een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormde.
[naam slachtoffer]heeft verder aangegeven dat hij sinds november 2007 stelselmatig door verdachte is benaderd, voornamelijk in de vorm van e-mails, die zij verzond naar het e-mailadres van [naam slachtoffer]bij de politie. Nadat hij tot de conclusie was gekomen dat de e-mails van verdachte hoofdzakelijk van (al te) persoonlijke aard waren geworden en er geen professionele reden (meer) was om op deze e-mails in te gaan, heeft hij deze genegeerd en verwijderd.
In 2008 heeft [naam slachtoffer]naar zijn zeggen aangegeven aan verdachte dat zij met mailen moest stoppen, maar wanneer dit precies is gebeurd, kan [naam slachtoffer]niet zeggen, omdat hij deze e-mails niet heeft bewaard. Dit brengt met zich mee dat voor de rechtbank niet valt vast te stellen of het voor verdachte in die periode al volstrekt duidelijk moet zijn geweest dat [naam slachtoffer]geen enkel contact met haar wilde en dat zij daarom met haar persoonlijke toenaderingspogingen in 2008 inbreuk maakte op zijn persoonlijke levenssfeer. Dit geldt wat de rechtbank betreft ook voor het jaar 2009, waarin verdachte volgens [naam slachtoffer]is begonnen met het bezorgen van kaarten en brieven aan zijn woonadres.
Pas op 23 maart 2010 is in het dossier een helder gemarkeerd omslagpunt aan te wijzen, als [naam slachtoffer]aan verdachte in duidelijke bewoordingen per e-mail meedeelt dat hij op geen enkele wijze door haar wil worden benaderd. Nu verdachte na 23 maart 2010 is doorgegaan met het stelselmatig mailen van [naam slachtoffer], zoals blijkt uit de afgedrukte e-mails in het dossier van haar kant, is er vanaf 23 maart 2010 daarom sprake geweest van stalking door verdachte. Deze stalking nam daarnaast de vorm aan van het zich ophouden in de omgeving van de woning van [naam slachtoffer], in begin november 2010. Niet aannemelijk is geworden dat [naam slachtoffer]in de tussenliggende periode op enige manier contact met verdachte heeft gezocht, zoals zij zelf stelt. Hiervan is eenvoudigweg niets gebleken.
De rechtbank zal dan ook bewezen verklaren dat verdachte in de periode van 23 maart 2010 tot en met 4 november 2010 stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer]door hem e-mails te sturen en door zich op te houden in de omgeving van zijn woning.
Van de overige onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken, omdat hiervoor onvoldoende (steun)bewijs voorhanden is. Hierbij zij opgemerkt dat de rechtbank van oordeel is dat zij niet uitsluitend mag afgaan op het relaas van [naam slachtoffer]hieromtrent, ook al is hij opsporingsambtenaa[naam slachtoffer]is immers primair aangever en (mogelijk) slachtoffer van een ernstig en emotioneel zeer belastend misdrijf, waardoor zijn waarneming, interpretatie en weergave van de gebeurtenissen in deze zaak, mede gezien de lange periode waarover [naam slachtoffer]zijn geheugen heeft geraadpleegd, kunnen zijn beïnvloed. Derhalve wil de rechtbank het bewijs van het telastegelegde niet enkel aannemen op grond van de door [naam slachtoffer]opgemaakte processen-verbaal. Gelet op verdachtes uitdrukkelijke betwisting op deze onderdelen en de omstandigheid dat sommige details van [naam slachtoffer]niet worden ondersteund door verklaringen van collega-verbalisanten, acht de rechtbank nader (ondersteunend) bewijs op zijn plaats. Nu dit ontbreekt, moet verdachte op deze onderdelen worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 23 maart 2010 tot 5 november 2010 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], hoofdagent van politie Limburg-Zuid, met het oogmerk die [naam slachtoffer]te dwingen iets te dulden, immers heeft zij telkens tegen de wil van die [naam slachtoffer]:
- meermalen e-mailberichten verstuurd naar het werk-emailadres van die [naam slachtoffer]inhoudende persoonlijke toenaderingspogingen en liefdesverklaringen en
- meermalen zich in persoon opgehouden in de directe omgeving van de woning van die [naam slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis.
5 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is in het kader van de strafzaak onderzocht door psycholoog drs. M.M.F. van Casteren, die van haar onderzoek een rapport heeft opgemaakt. In dat rapport van 25 mei 2011 concludeert Van Casteren dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO, met narcistische, theatrale en paranoïde trekken. Volgens voornoemde psycholoog moet verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De rechtbank neemt deze conclusie over. Niet gebleken is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de conclusie van voornoemde psycholoog.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte een werkstraf van 120 uur op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarbij moet reclasseringstoezicht worden opgelegd. De officier van justitie heeft bij zijn eis ook rekening gehouden met de conclusies van psycholoog Van Casteren. De duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf moet volgens de officier van justitie voldoende substantieel zijn, omdat hij het recidiverisico groot acht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de conclusie van psycholoog Van Casteren. Ook moet in het voordeel van verdachte worden meegewogen dat zij relatief lange tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat dit indruk op haar heeft gemaakt. Daarnaast heeft zij zich aan de voorwaarden voor de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden en op geen enkele manier contact gezocht met [naam slachtoffer].
De raadsman kan zich vinden in het opleggen van een werkstraf, maar acht de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, te hoog.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim 7 maanden schuldig gemaakt aan het stalken van [naam slachtoffer]. Daarmee heeft zij een ernstige inbreuk gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Dit heeft niet alleen [naam slachtoffer]onder forse psychologische druk gezet, maar ook zijn gezin heeft eronder geleden. Naar het oordeel van de rechtbank kan in deze zaak ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank acht een lichtere sanctie niet gepast gelet op de ernst van het feit. Bovendien is zij er geenszins van overtuigd dat verdachte er volledig van doordrongen is dat haar toenaderingen ongewenst waren en achterwege hadden moeten blijven. Dit baart de rechtbank dan ook zorgen voor de toekomst. Deels kan deze houding van verdachte worden verklaard uit hetgeen de psycholoog beschreven heeft, maar dit gaat niet zover dat er geen ruimte meer is om verdachte daarvoor verantwoordelijk te houden. Het opleggen van gevangenisstraf moet verdachte duidelijk maken dat zij de persoonlijke levenssfeer van anderen moet respecteren.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de conclusie van psycholoog Van Casteren dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte een blanco strafblad heeft en reeds 42 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Dit brengt mee dat de rechtbank geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen dan het voorarrest heeft geduurd.
Wél kiest de rechtbank daarnaast voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Daarbij acht de rechtbank het ook geboden bijzondere voorwaarden op te leggen in de vorm van een contact- en omgevingsverbod en reclasseringstoezicht.
7 De benadeelde partij
[naam slachtoffer]en zijn echtgenote,[naam echtgenote], hebben ieder een vordering tot schadevergoeding ingediend voor geleden immateriële schade.
De rechtbank zal de vordering van [naam slachtoffer]toewijzen met dien verstande dat zij de hoogte van de geleden immateriële schade vast zal stellen op een bedrag van € 500,- en voor het overige zal afwijzen. De schade tot een bedrag van € 500,- acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en zij acht verdachte hiervoor aansprakelijk. De rechtbank komt tot een toewijzing van een aanzienlijk lager bedrag dan gevorderd, niet alleen omdat de bewezenverklaring een aanzienlijk kortere periode betreft dan de tenlastelegging, maar ook omdat aan de vordering van [naam slachtoffer]onder meer ten grondslag is gelegd dat verdachte hem en zijn gezin zou hebben bedreigd. De bedreiging van het gezin moet hier echter buiten beschouwing blijven, nu het niet ten laste is gelegd en derhalve ook niet bewezen verklaard.
De rechtbank zal voorts de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vordering van mevrouw [naam echtgenote slachtoffer] zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze schade niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde.
8 Het beslag
De in beslag genomen schriftelijke bescheiden zullen worden geretourneerd aan verdachte, nu er geen reden meer is om het beslag te laten voortduren of om de stukken verbeurd te verklaren of te onttrekken aan het verkeer.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, dan wel omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal zoeken met [naam slachtoffer]en/of diens gezinsleden, noch in persoon, noch via geschriften, e-mail, (mobiele) telefoon, gsm-applicaties, websites of anderszins;
- zich niet zal ophouden in de [adres];
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam en adres slachtoffer], te betalen een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2010 tot aan de dag van algehele voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer]voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer]in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer]voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2010;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer]vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [naam en adres echtgenote slachtoffer], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- compenseert de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, aldus dat ieder de eigen kosten draagt;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
1 1.00 STK Map Kl:rood 1857434, inh. 5-tal a4-tjes
2 1.00 STK Wenskaart 1857435, zelfgemaakte verjaardagskaart, rode verp.
3 5.00 STK Drukwerk 1857436, brieven
4 1.00 STK Tekening 1857439, achterz. voorzien van hart en namen betr.
5 1.00 STK Lijst Kl:zwart 1857437, voorzien van 2 foto's+hartje en tekst
6 1.00 STK Kaart 1863909, grote valentijnskaart grote envelop
7 1.00 STK Wenskaart 1863911, kerstkaart met envelop
8 1.00 STK Wenskaart 1863914
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. C.M.J. van den Acker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 oktober 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 5 november 2010 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van[naam slachtoffer], hoofdagent van politie Limburg-Zuid, in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij (telkens) tegen de wil van die [naam slachtoffer]:
- meermalen e-mailberichten verstuurd naar het werk-emailadres van die [naam slachtoffer]inhoudende persoonlijke toenaderingspogingen en liefdesverklaringen en/of
- meermalen die [naam slachtoffer]op zijn privé telefoon gebeld en/of
- meermalen brieven en/of kaarten in de brievenbus van het privé adres van die [naam slachtoffer]gedeponeerd danwel aan het privé adres van die [naam slachtoffer]verzonden en/of
- meermalen zich in persoon danwel in een auto opgehouden in de directe omgeving van de woning van die [naam slachtoffer]en/of
- contacten gelegd met personen in de directe omgeving van het gezin van die [naam slachtoffer]teneinde op die wijze indirect met die [naam slachtoffer]in contact te komen.