ECLI:NL:RBMAA:2011:BU5665

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/702584-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in overvalzaak met onvoldoende bewijs voor betrokkenheid

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van betrokkenheid bij een overval op de woning van [slachtoffer] op 3 augustus 2009, heeft de rechtbank op 22 november 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen de woning van [slachtoffer] te hebben overvallen, waarbij geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt om geld en waardevolle goederen af te dwingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tijdens de overval veelvuldig telefonisch contact was tussen de verdachte en medeverdachten, maar dat dit alleen niet voldoende bewijs opleverde voor een strafrechtelijke veroordeling. De verdachte ontkende betrokkenheid en verklaarde dat hij [medeverdachte 1] had geprobeerd te waarschuwen om weg te komen van de overval. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte in de nabijheid van de plaats delict was en contact had met de medeverdachten, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij strafrechtelijk verwijtbaar was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en wees de vordering tot gevangenneming af. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702584-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 november 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [geboorte gegevens],
wonende te [woonplaats verdachte].
Raadsman is mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 3 november 2010, 24 januari 2011, 4 april 2011 en 8 november 2011, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De – gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen een overval heeft gepleegd op de woning van [slachtoffer] en [slachtoffer] door geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van € 800,00 en daarnaast een horloge heeft weggenomen, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest door op de uitkijk te staan en/of telefonisch aanwijzingen te geven over de vindplaats van geld en/of (waardevolle) goederen;
Feit 2: samen met een ander of anderen [slachtoffer] in haar woning wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest door op de uitkijk te staan en/of telefonisch aanwijzingen te geven over de vindplaats van geld en/of (waardevolle) goederen.
3 De voorvragen
De ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Aangeefster [slachtoffer] is op 11 mei 2011 als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. Zij heeft toen verklaard dat zij na de zitting van 24 januari 2011 een afspraak had bij de recherche in Sittard en dat zij toen door de officier van justitie en de recherche in het bezit is gesteld van het proces-verbaal van die zitting. De recherche deelde haar bovendien mede “dat [verdachte] eronderuit wilde komen”, althans dat heeft [slachtoffer] zo begrepen. Ook deelde de recherche haar mee dat er naar aanleiding van haar eerdere verhoor bij de rechter-commissaris (noot griffier: verhoor 16 december 2010) gaatjes in haar verklaring zaten en dat verdachte daar een verhaal omheen had verzonnen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de recherche, door de enige getuige die in deze zaak relevant is voor te houden dat de verdachte liegt en onder zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid wenst uit te komen, doelbewust heeft getracht die getuige te bewegen om belastend te verklaren over de verdachte. Een dergelijke handelwijze van de recherche, kennelijk in aanwezigheid van de officier van justitie, maar in elk geval vallend onder de verantwoordelijkheid van de officier van justitie, levert een vormverzuim op in de zin van artikel 359a, eerste lid, sub c van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vormverzuim dient primair tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te leiden. Immers, de met opsporing of vervolging belaste ambtenaren hebben op deze wijze ernstig inbreuk gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens rechten op een eerlijke behandeling van zijn zaak is te kort gedaan.
Ook gebrek aan controle op de opsporing door het Openbaar Ministerie kan leiden tot deze zelfde sanctie.
De raadsman heeft in dit verband gewezen op het zogenoemde Zwolsmanarrest (HR 19 december 1995, NJ 1996, 249) en vooral op het arrest van de Hoge Raad van 2 november 1999, NJ 2002, 162.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de verklaring van [slachtoffer] van het bewijs uit te sluiten.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verweer van de raadsman haar standpunt als volgt toegelicht.
De stelling van de raadsman dat de recherche getracht heeft om de getuige te bewegen een belastende verklaring over verdachte af te leggen, is nergens op gebaseerd. De getuige [slachtoffer] heeft over de gang van zaken tijdens haar afspraak met de recherche op 11 mei 2011 een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Het is, aldus de officier van justitie, niet ongebruikelijk dat een slachtoffer van een ernstig misdrijf door de officier van justitie op de hoogte wordt gebracht van de ontwikkelingen in een zaak en in het bezit wordt gesteld van een afschrift van het proces-verbaal van de zitting. Ook heeft [slachtoffer] na haar afspraak bij de recherche geen belastende verklaring over verdachte afgelegd.
De officier van justitie concludeert dat er geen sprake is van een vormverzuim, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank overweegt over het verweer van de raadsman het volgende.
Aangeefster [slachtoffer] heeft blijkens het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 11 mei 2011 aangegeven dat de recherche tegen haar heeft gezegd dat verdachte eronderuit wilde komen, dat er na haar eerdere verhoor bij de rechter-commissaris van 16 december 2010 gaatjes in haar verklaring zaten en dat verdachte daar een verhaal omheen had verzonnen. Nu de inhoud van deze verklaring van [slachtoffer] door de officier van justitie nimmer is betwist, gaat de rechtbank ervan uit dat de recherche deze mededelingen inderdaad heeft gedaan. Om diezelfde reden gaat de rechtbank ervan uit dat de officier van justitie bij het gesprek waarin deze mededelingen zijn gedaan, aanwezig was.
De rechtbank acht de manier waarop de recherche zich, onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie, heeft uitgelaten tegenover een getuige in een strafzaak en in het bijzonder tegenover een getuige die nog nader ter zitting moet worden gehoord, zeer kwalijk. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een verzuim in de zin van artikel 359a Sv. Bij de vraag of dit gevolgen zou moeten hebben en zo ja, welke, dient de rechtbank evenwel niet alleen in ogenschouw te nemen dat sprake is van een zeer kwalijke handelwijze van de recherche, die in potentie het belang van verdachte bij een behoorlijk proces ernstig in gevaar brengt, maar ook het nadeel dat verdachte daadwerkelijk door dit verzuim heeft geleden.
Nu vastgesteld kan worden dat [slachtoffer] naderhand niet belastend of anders over verdachte heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat de gang van zaken bij de recherche zonder gevolgen is gebleven.
De rechtbank ziet gelet daarop geen reden om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. De rechtbank sluit echter niet uit dat zij tot een andersluidend oordeel zou zijn gekomen wanneer zou zijn komen vast te staan dat [slachtoffer] ná haar gesprek met de recherche, wel belastend over verdachte zou hebben verklaard.
Bij gebrek aan enig nadeel aan de zijde van verdachte ziet de rechtbank evenmin aanleiding voor bewijsuitsluiting van de verklaring van [slachtoffer].
Het verweer van de raadsman wordt aldus verworpen.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het dossier vast staat dat verdachte zich gedurende de overval en de vrijheidsberoving vlak bij de woning van [slachtoffer] bevindt. Verdachte beweegt zich er als het ware rond omheen. Tijdens de overval heeft verdachte veelvuldig telefonisch contact met de in de woning aanwezige medeverdachte [medeverdachte 1] en deze gesprekken gaan volgens de officier van justitie over het verloop van de overval, de vindplaats van het geld en wat te doen als blijkt dat de kluis niet wordt aangetroffen. De officier van justitie heeft in dit verband gewezen op de aangifte van [slachtoffer], in het bijzonder waar [slachtoffer] heeft verklaard dat de in de woning aanwezige overvaller in het eerste telefoongesprek heeft gezegd “nou, ze zegt dat hier niets is”. De officier van justitie hecht grote waarde aan dit gesprek, omdat verdachte, in tegenstelling tot wat hij hierover heeft verklaard, toen nog niet kon weten waar [medeverdachte 1] mee bezig was. Tijdens de overval voeren verdachte en [medeverdachte 1] maar liefst tien ‘echte’ gesprekken met elkaar. Dat betekent dat ze gemiddeld elke vijf minuten een gesprek met elkaar voeren. Gedurende de eerste tien minuten van de overval probeert verdachte [medeverdachte 1] maar liefst vijf keer te bereiken. De officier van justitie acht de verklaringen die verdachte en [medeverdachte 1] (als getuige) over deze telefonische contacten hebben afgelegd ter zitting van 24 januari 2011, volstrekt ongeloofwaardig. De officier van justitie heeft tot slot nog gewezen op de inhoud van een aantal telefoontaps. Uit een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] vanuit het huis van bewaring (tapgesprek pagina 356 van het dossier) blijkt dat [medeverdachte 1] verdachte bijna smeekt om op een bepaald tijdstip naar “de toren” te komen, omdat [medeverdachte 1] hem wat moet zeggen. Dit telefoongesprek vindt plaats vlak na het verhoor van [medeverdachte 1], waarbij de recherche hem heeft geconfronteerd met het feit dat ook [verdachte] wordt verdacht van betrokkenheid bij het onderhavige delict. Ook voert verdachte gesprekken met de medeverdachte [medeverdachte 2] (tapgesprek pagina 351 van het dossier), met de vader van [medeverdachte 1] (tapgesprek pagina 354 van het dossier) en met zijn vriendin [NAAM VRIENDIN VERDACHTE] (tapgesprek pagina 348 van het dossier). Uit deze tapgesprekken blijkt dat verdachte precies weet wat er aan de hand is.
De officier heeft gevorderd de verdachte terzake het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar en tevens de gevangenneming van verdachte te bevelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de tenlastegelegde feiten niet bewezen en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft uiteindelijk toegegeven dat hij tijdens de overval telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 1]. De reden dat hij dit eerder heeft ontkend had ermee te maken dat hij zijn vriend [medeverdachte 1] niet wilde verraden. Verdachte heeft aan [medeverdachte 1] gevraagd waar hij mee bezig was toen hij begreep wat [medeverdachte 1] aan het doen was. Verdachte heeft toen tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij moest maken dat hij daar wegkwam. Dit wordt ook bevestigd door de verklaring die [medeverdachte 1] als getuige heeft afgelegd in de zaak van verdachte ter zitting van 24 januari 2011. [slachtoffer] heeft delen van de gesprekken opgevangen die gevoerd werden in een mengelmoes van de Nederlandse en Marokkaanse taal en zij heeft niet gehoord wat er aan de andere kant van de lijn werd gezegd. Het staat volgens de raadsman niet vast dat de woorden die [medeverdachte 1] volgens [slachtoffer] tegen verdachte zegt (“nou, ze zegt dat hier niets is” ) de eerste woorden van dat telefoongesprek zijn. Ze leveren dus ook geen bewijs op van verdachtes betrokkenheid bij de overval. Daarnaast heeft de raadsman nog een aantal zaken naar voren gebracht met betrekking tot de auto die eventueel bij de overval zou zijn gebruikt, het vest dat de mededader van [medeverdachte 1] tijdens de overval droeg, het door [medeverdachte 1] vanuit het huis van bewaring met verdachte gevoerde “torengesprek” en de kwestie van “het rondjes rijden” door verdachte. De raadsman heeft gesteld dat al deze zaken evenmin kunnen bijdragen aan het bewijs. Volgens de verklaring van [getuige 1] (pagina 744 van het dossier) zou er een auto bij de overval zijn gebruikt, waarvan later bleek dat deze auto op naam stond van verdachte. Verder steunbewijs dat er een auto bij de overval is gebruikt ontbreekt in het dossier. Over het tapgesprek met [medeverdachte 2] (pagina 351 van het dossier) inhoudende dat de recherche bij [medeverdachte 2] aan de deur is komen informeren over een auto, heeft de raadsman gesteld dat het niet vreemd is dat verdachte toen heeft gezegd “ja, maar waarom is hij dan niet bij mij gekomen”, omdat de auto immers op naam van verdachte stond.
De raadsman heeft met betrekking tot het vest dat één van de daders droeg, gewezen op het tapgesprek tussen verdachte en [naam vriendin verdachte] (pagina 351/352 van het dossier). Bij beluistering van dat gesprek blijkt dat [naam vriendin verdachte] niet tegen verdachte heeft gezegd “anders had je gehangen”, maar “anders had die gehangen”. Dit heeft dus geen betrekking op verdachte. Bovendien staat vast dat verdachte niet in de woning is geweest, dus kan hij ook niet degene zijn die het vest droeg. Over het “torengesprek” (pagina 356 van het dossier) heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte niet wist waarom hij naar de toren moest komen. Met betrekking tot het feit dat verdachte tijdens de overval in de nabijheid van de plaats delict zou zijn geweest en daar met zijn auto rondjes zou hebben gereden, heeft de raadsman gesteld dat het heel wel kan zijn dat verdachte zich op locaties bevond die overeenstemmen met de mastgegevens, maar dat dit nog niet wil zeggen dat verdachte dus “rondjes aan het rijden was” rondom de woning van [slachtoffer].
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak omdat uit het voorgaande niet blijkt van strafrechtelijk verwijtbare betrokkenheid van verdachte in de zin zoals aan verdachte is ten laste gelegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 3 augustus 2009 wordt de woning van aangeefster [slachtoffer] te Sittard overvallen door twee mannen met een nylonkous over hun hoofd en worden de in de woning aanwezige [slachtoffer] en twee kleine kinderen van hun vrijheid beroofd. De daders zijn op zoek naar een kluis die in de woning aanwezig zou zijn. Wanneer [slachtoffer] zegt dat er geen kluis in de woning aanwezig is, wordt zij gedwongen om een geldbedrag van € 800,00 dat in een lade ligt af te geven en tevens wordt een horloge weggenomen. [slachtoffer] wordt gedwongen om met één van de daders door het huis te lopen op zoek naar de kluis. De andere dader blijft achter in de woonkamer bij de twee kleine kinderen en heeft een mes in zijn handen. De polsen van [slachtoffer] worden aan elkaar vastgebonden. Tijdens de overval wordt één van de daders, zijnde de medeverdachte [medeverdachte 1], een aantal malen gebeld door – naar later is gebleken – verdachte. [slachtoffer] heeft over de inhoud van deze gesprekken verklaard dat de desbetreffende overvaller heeft gezegd “Nou, ze zegt dat hier niets is” en “Wat moet ik nou doen?”. Ook heeft zij verklaard dat deze gesprekken deels in de Nederlandse en deels in de Marokkaanse taal werden gevoerd.
De woning van [slachtoffer] bleek rondom te zijn voorzien van in werking zijnde videobewakingscamera’s. De beelden hiervan werden op 1 december 2009 getoond in het televisieprogramma Opsporing Verzocht. Naar aanleiding van deze beelden kwam op 4 december 2009 bij de Stichting Meld Misdaad Anoniem een melding binnen dat één van de daders die op de beelden te zien is, [medeverdachte 1] betreft. Ook bij de Criminele Inlichtingen Eenheid kwam informatie binnen dat [medeverdachte 1] één van de daders is. Na onderzoek werd [medeverdachte 1] op 20 juli 2010 aangehouden en na aanvankelijk zijn betrokkenheid te hebben ontkend, heeft [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 24 januari 2011 als getuige een verklaring afgelegd. Hij heeft kort gezegd verklaard dat hij samen met een ander deze overval heeft gepleegd, maar dat die ander niet verdachte was.
Na uitgebreid onderzoek werden ook verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden. Beiden ontkennen bij de feiten betrokken te zijn.
Ten aanzien van verdachte blijkt uit het dossier – kort gezegd – dat verdachte tijdens de overval veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], dat verdachte, althans zijn telefoon, in de nabijheid van de plaats delict was en tevens bevinden zich in het dossier een aantal tapgesprekken van na de overval, die kennelijk gaan over de overval.
De rechtbank zal deze punten hierna nader bespreken.
Tijdens de overval heeft verdachte veelvuldig telefonisch contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gehad.
In eerste instantie drukte [medeverdachte 1] een aantal telefoontjes van verdachte weg. Uiteindelijk beantwoordde [medeverdachte 1] wel de telefoon en kreeg hij verdachte aan de lijn.
[slachtoffer] heeft hierover verklaard dat de desbetreffende overvaller (de rechtbank concludeert: [medeverdachte 1]) tijdens de overval driemaal telefonisch contact had met iemand anders (de rechtbank concludeert: verdachte) en dat ze de overvaller daarbij hoorde zeggen “Nou, ze zegt dat hier niets is” en “Wat moet ik nou doen?”. Ook heeft zij verklaard dat de gesprekken deels in de Nederlandse en deels in de (naar zij dacht) Marokkaanse taal plaatsvonden, dat zij geen Marokkaans verstaat en dat zij niet heeft gehoord wat er aan de andere kant van de lijn werd gezegd.
Over de inhoud van de gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 2] weet de rechtbank niets.
Ter terechtzitting van 24 januari 2011 heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij [medeverdachte 1] heeft gebeld, maar dat [medeverdachte 1] eerst de telefoon een aantal keren afdrukte. Toen [medeverdachte 1] de telefoon wel beantwoordde en verdachte begreep waar hij mee bezig was, heeft verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij moest maken dat hij daar wegkwam. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij [medeverdachte 1] van de overval heeft trachten te weerhouden. Verdachte ontkent [medeverdachte 1] instructies te hebben gegeven en op de uitkijk te hebben gestaan.
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting van 24 januari 2011 in de zaak van verdachte een getuigenverklaring afgelegd. [medeverdachte 1] heeft over de telefoongesprekken verklaard dat het klopt dat hij tijdens de overval zijn mobiele telefoon een aantal keren heeft afgedrukt. Toen hij de telefoon later wel beantwoordde, had hij verdachte aan de lijn. Verdachte vroeg waar hij mee bezig was en zei dat hij moest maken dat hij wegkwam. Verdachte heeft hem geen instructies gegeven, hij heeft niet voor hem op de uitkijk gestaan of was niet op enigerlei andere wijze betrokken bij de overval.
Over het feit dat uit de mastgegevens blijkt dat de mobiele telefoon van verdachte gedurende de tijd van de overval voortdurend in de buurt van de plaats delict was, heeft verdachte verklaard dat hij niet meer weet waar hij op dat moment was. Het kan zijn dat hij in de auto zat of dat hij thuis was of bij een vriend.
Daarnaast bevinden zich in het dossier een aantal telefoontaps. Uit één van deze taps blijkt dat verdachte werd gebeld door [medeverdachte 1] die tegen verdachte zei dat hij stiekem belt en dat verdachte ’s avonds precies om acht uur naar de toren moet komen. Over dit meergenoemde “torengesprek” (pagina 356 van het dossier) heeft verdachte verklaard dat hij niet wist waarom hij naar de toren moest komen en dat hij ook niet naar de toren toe is gegaan.
Met betrekking tot de tapgesprekken met [medeverdachte 2] (pagina 351 van het dossier) en [ naam vriendin verdachte] (pagina 351/352 van het dossier) is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de inhoud van deze gesprekken geen bewijs oplevert voor betrokkenheid van verdachte bij de overval.
De rechtbank overweegt dat verdachte tijdens de overval weliswaar telefonische contacten met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft onderhouden en zich in de directe nabijheid van de woning van [slachtoffer] heeft bevonden, maar daaruit valt hooguit af te leiden dat verdachte mogelijk op de hoogte is geweest van de overval. Daarmee is evenwel nog niet gezegd dat verdachte ook in strafrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt zoals is tenlastegelegd. In het dossier is dus onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte samen met [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven dader de woning van [slachtoffer] heeft overvallen en [slachtoffer] en twee kleine kinderen van de vrijheid heeft beroofd en evenmin dat verdachte op de uitkijk heeft gestaan of telefonisch aanwijzingen heeft gegeven over de vindplaats van geld of andere waardevolle goederen. De meer besproken tapgesprekken werpen evenmin een ander licht op de zaak.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken en gelet hierop de vordering tot gevangenneming dient te worden afgewezen.
5 Het beslag
De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat zij de beslaglijst deels intrekt. Zij heeft een beslissing gevraagd over de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 2 tot en met 4, 18, 21 en 26 op de beslaglijst.
De rechtbank zal echter in de zaak van verdachte geen beslissing nemen over bedoelde in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heeft geconstateerd dat deze voorwerpen in beslag zijn genomen in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte 1] (03/702586-10) en zij heeft in die zaak al een beslissing over het beslag genomen.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten;
Vordering gevangenneming
- wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 november 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [gemeente gegevens], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten (ongeveer) Euro 800,-) en/of door geweld en/of bedreiging met geweld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval (van) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ;
- (zonder toestemming van die [slachtoffer]) het pand aan de [woonplaats slachtoffer] heeft/hebben betreden en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij, [slachtoffer], kalm moest blijven en/of stil moest zijn en/of dat ze hun niets zouden doen, maar dat ze voor geld kwamen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij/zij de kluis wilde(n) zien en/of "Ik moet geld hebben" en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen door het huis te lopen, gevolgd door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat als hij/zij niets kon(den) vinden, hij die [slachtoffer] mee moest nemen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd (weer) op de bank te gaan zitten (bij de twee aanwezige kinderen) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] een mes heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- de polsen van die [slachtoffer] (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen mee te lopen naar de keuken en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze met haar gezicht tegen de (keuken)muur moest gaan staan en/of niet achterom mocht kijken of bellen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [gemeente gegevens], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten (ongeveer) Euro 800,-) en/of door geweld en/of bedreiging met geweld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval (van) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, [medeverdachte 1], en/of zijn mededader(s) ;
- (zonder toestemming van die [slachtoffer]) het pand aan de [woonplaats slachtoffer] heeft/hebben betreden en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij, [slachtoffer], kalm moest blijven en/of stil moest zijn en/of dat ze hun niets zouden doen, maar dat ze voor geld kwamen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij/zij de kluis wilde(n) zien en/of "Ik moet geld hebben" en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen door het huis te lopen, gevolgd door [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat als hij/zij niets kon(den) vinden, hij die [slachtoffer] mee moest nemen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd (weer) op de bank te gaan zitten (bij de twee aanwezige kinderen) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] een mes heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- de polsen van die [slachtoffer] (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen mee te lopen naar de keuken en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze met haar gezicht tegen de (keuken)muur moest gaan staan en/of niet achterom mocht kijken of bellen, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [gemeente gegevens], en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan en/of telefonisch aanwijzingen te geven over de vindplaats van geld en/of (waardevolle) goederen;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [gemeente gegevens], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet, gedurende enige tijd (te weten (ongeveer een uur) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen door haar woning te lopen, gevolgd door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen op de bank plaats te nemen (bij twee aanwezige kinderen) en/of (vervolgens) een
mes aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) de polsen van die [slachtoffer] (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen met haar gezicht tegen de (keuken)muur te gaan staan en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij niet mocht omkijken of bellen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [gemeente gegevens], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, [medeverdachte 1], en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet, gedurende enige tijd (te weten (ongeveer een uur) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen door haar woning te lopen, gevolgd door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen op de bank plaats te nemen (bij twee aanwezige kinderen) en/of (vervolgens) een mes aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) de polsen van die [slachtoffer] (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen met haar gezicht tegen de (keuken)muur te gaan staan en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij niet mocht omkijken of bellen, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 augustus 2009 in de gemeente [gemeente gegevens], en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan en/of telefonisch aanwijzingen te geven (over de vindplaats van geld en/of
(waardevolle) goederen).