ECLI:NL:RBMAA:2011:BU4333

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11 / 592
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoek tot aanwijzing van een kerk als gemeentelijk monument

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Maastricht, gedateerd 16 november 2011, wordt het verzoek van de Stichting Cuypersgenootschap om de Onze Lieve Vrouw van de Wonderdadige Medaille kerk aan te wijzen als gemeentelijk monument behandeld. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beek, waarin het bezwaar van de stichting ongegrond werd verklaard, onzorgvuldig is voorbereid. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat noch in het bestreden besluit, noch in het advies van de welstands- en monumentencommissie, noch in het verweerschrift is ingegaan op het door eiseres ingebrachte tegenadvies van dr. G. Vermeer. De rechtbank stelt vast dat de welstands- en monumentencommissie niet adequaat heeft gereageerd op dit tegenadvies, wat leidt tot de conclusie dat het besluit niet deugdelijke en kenbare motivering bevat.

De rechtbank besluit niet alleen tot vernietiging van het besluit, maar geeft verweerder ook de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, conform artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder moet binnen acht weken na verzending van deze uitspraak het besluit nader motiveren en wordt aangeraden de welstands- en monumentencommissie te verzoeken om een nieuw advies waarin gemotiveerd wordt ingegaan op het tegenadvies van Vermeer. Indien verweerder hier geen gebruik van maakt, zal de behandeling van het beroep op de gebruikelijke wijze worden voortgezet. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan, inclusief die over de vergoeding van griffierechten en proceskosten, tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11 / 592
Tussenuitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
Stichting Cuypersgenootschap, eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beek, verweerder.
Datum bestreden besluit: 2 maart 2011
Kenmerk: 11uit00863
1. Procesverloop
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder het door eiseres ingediende bezwaarschrift tegen zijn – hieronder nader te duiden – besluit van 25 mei 2010 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft (tijdig) beroep ingesteld tegen het besluit van 2 maart 2011. De beroepsgronden zijn ingediend bij brief van 6 mei 2011.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden en heeft tevens een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2011, alwaar voor eiseres is verschenen haar bestuurslid mr. M.M.G.M. Richter.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.J.S. Verjans, werkzaam bij verweerders gemeente, en ir. I.C.T.M. Beckers en ing. J.S.M. Hendrix, voorzitter respectievelijk lid van de commissie Ruimtelijke kwaliteit.
2. Overwegingen
Bij het in rubriek 1 genoemde besluit van 25 mei 2010, voor zover voor de onderhavige procedure van belang, heeft verweerder het verzoek van eiseres tot aanwijzing als gemeentelijk monument van de Onze Lieve Vrouw van de Wonderdadige Medaille kerk, gelegen aan het Onze Lieve Vrouwe plein 1, te Beek (hierna: de kerk), afgewezen.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Ter zake van dit bezwaar heeft op 12 oktober 2010 een hoorzitting van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie (hierna: commissie) plaatsgevonden. In haar advies van dezelfde datum heeft de commissie geconstateerd dat in het advies van de welstands- en monumentencommissie van 8 april 2010, dat door verweerder ten grondslag is gelegd aan het besluit van 25 mei 2010, ten onrechte zes criteria zijn gehanteerd bij de beoordeling van het verzoek van eiseres. Volgens artikel 1, eerste lid, onder a, sub 1, van de gemeentelijke Erfgoedverordening 2009 is een gemeentelijk monument een zaak die van algemeen belang is vanwege schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. Uit het artikel blijkt dat slechts deze drie criteria gehanteerd moeten worden voor de beoordeling van een aanwijzings¬verzoek. De commissie heeft verweerder geadviseerd een nieuw advies van de welstands- en monumentencommissie te vragen.
Op 3 november 2010 heeft de welstands- en monumentencommissie een nieuw advies uitgebracht waarin zij het verzoek heeft beoordeeld op basis van de drie voornoemde criteria.
Op 8 december 2010 heeft een nadere hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie plaatsgevonden.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres – onder verwijzing naar het advies van de commissie – ontvankelijk en ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat de welstands- en monumentencommissie volgens de regels is samengesteld, de vereiste deskundigheid op het gebied van monumenten bezit en moet worden gezien als deskundig adviseur als bedoeld in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Volgens verweerder is het advies van 3 november 2010 van voornoemde commissie op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd tegen het advies doet daar niet aan af.
Eiseres heeft in beroep tegen het besluit aangevoerd, voor zover thans nog van belang, dat uit het rapport “Kerken na 1940. Inventarisatie en waardestelling kerkelijke bouwkunst na 1940” van dr. A Jacobs en drs. A.A. Wiekart uit 2003 en het in de bezwaarfase door haar overgelegde advies van dr. G. Vermeer (hierna: Vermeer) van 13 juli 2010 blijkt dat de kerk van hoge monumentale waarde is. Het advies van de welstands- en monumentencommissie is dus onjuist. Deze commissie heeft de criteria verkeerd ingevuld. Het advies ontbeert tevens een goede motivering omdat niet inhoudelijk is ingegaan op het advies van Vermeer.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in haar bezwaar en (voorts) niet-ontvankelijk is te achten in haar beroep. Eiseres heeft immers slechts als feitelijke werkzaamheid het voeren van juridische procedures, hetgeen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) niet wordt gezien als ‘feitelijke werkzaamheden’ als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Verweerder heeft met betrekking tot het voorgaande verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2011 (LJN BQ9955) en de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2011 (LJN BR1412).
Eiseres heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zij wel ontvankelijk te achten is in bezwaar en beroep. Uit de statuten van eiseres blijkt dat zij meer doeleinden heeft dan alleen opkomen tegen besluiten. Feitelijk doet zij ook meer, al dan niet in samenwerking met de vereniging handelend onder dezelfde naam.
De rechtsvragen die de rechtbank in dit geding moet beantwoorden zijn of eiseres ontvankelijk is in haar bezwaar en beroep en of verweerder op goede gronden het verzoek van eiseres strekkende tot aanwijzing van de kerk als gemeentelijk monument heeft afgewezen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen mede als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
In de door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling is overwogen dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten, alsmede het verrichten van handelingen ter voorbereiding van het in rechte opkomen tegen besluiten, als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. In een dusdanig geval ontbreekt het rechtstreeks belang als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Vast staat dat in het onderhavige geval eiseres ook het verzoek tot aanwijzen van de kerk als gemeentelijk monument heeft ingediend. In aanmerking genomen dat een activiteit als deze (ook) behoort tot het statutaire doel van eiseres, is de rechtbank van oordeel dat eiseres kennelijk meer feitelijke werkzaamheden ontplooit dan louter het opkomen tegen besluiten. Reeds hierom kan verweerder niet worden gevolgd in zijn ter zitting ingenomen primaire standpunt; de door verweerder ingeroepen uitspraak van de rechtbank Rotterdam leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres is derhalve terecht ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Van redenen om eiseres in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren is al helemaal niet kunnen blijken.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat noch in het bestreden besluit, noch in het daaraan ten grondslag liggende advies van de welstands- en monumentencommissie, noch in het verweerschrift is ingegaan op het door eiseres ingebrachte advies van Vermeer. Voor zover verweerder ter zitting heeft betoogd dat de welstands- en monumentencommissie in een nadere toelichting zou hebben uitgelegd waarom zij de redenering van Vermeer niet kan volgen, blijkt dit niet uit de stukken. Naar het oordeel van de rechtbank geven de stukken geen blijk van een (gemotiveerde) reactie op het advies van Vermeer. De grief van eiseres treft in zoverre doel.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt onzorgvuldig is voorbereid en niet wordt gedragen door een deugdelijke en kenbare motivering. Dit besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
De rechtbank ziet in de onderhavige zaak aanleiding om niet te volstaan met vernietiging en terugverwijzing, maar om onder toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb verweerder in de gelegenheid te stellen bovengenoemd gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Met toepassing van voornoemd artikel stelt de rechtbank verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak het besluit nader te motiveren. De rechtbank geeft verweerder in overweging de welstands- en monumentencommissie te verzoeken een nader advies uit te brengen waarin gemotiveerd wordt ingegaan op het tegenadvies van Vermeer.
Indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of de termijn die daarvoor is bepaald ongebruikt is verstreken, zal de behandeling van het beroep op de gewone wijze worden voortgezet. De rechtbank neemt nog geen beslissing over een eventuele vergoeding van het griffierecht en de gemaakte proceskosten. Zij zal zich daarover uitlaten in de einduitspraak op het beroep.
Beslist wordt derhalve als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak het bestreden besluit nader te motiveren met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gedaan door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, en mrs. J.N.F. Sleddens en R.J.G.H. Seerden, leden, in tegenwoordigheid van F.M.E. Schulmer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2011. De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
w.g. R. Kleijkers
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Verzonden:
Tegen deze tussenuitspraak kan alleen hoger beroep worden ingesteld tegelijk met het hoger beroep tegen de nog te wijzen einduitspraak.