ECLI:NL:RBMAA:2011:BU3586

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130159 / S RK 08-644
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige contactregeling tussen kind en gezaghebbende vader in het kader van zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 2 november 2011 uitspraak gedaan over een voorlopige contactregeling tussen een driejarig kind en zijn gezaghebbende vader. De moeder, die de verzoekster is, heeft geweigerd om contact tussen het kind en de vader tot stand te brengen, wat volgens de rechtbank de ontwikkeling van het kind ernstig bedreigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechten van het kind, zoals vastgelegd in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek, worden geschonden. De moeder heeft in het verleden aangegeven dat zij fysiek geweld en bedreigingen door de vader heeft ervaren, maar de vader ontkent deze beschuldigingen en stelt dat de moeder omgang tussen hem en het kind probeert te voorkomen.

De rechtbank heeft de situatie van de moeder en het kind onderzocht en geconcludeerd dat er geen ernstige bezwaren zijn die omgang tussen de vader en het kind in de weg staan. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van het kind is dat er een mogelijkheid voor omgang wordt gecreëerd, waarbij de vader de kans krijgt om zijn kind te leren kennen. De rechtbank heeft de raad voor de kinderbescherming opdracht gegeven om de opvoedingssituatie van het kind bij de moeder te onderzoeken en te kijken naar de mogelijkheden voor contact tussen het kind en de vader.

De rechtbank heeft bepaald dat de moeder maandelijks informatie over het kind aan de vader moet verstrekken en dat de vader, na voorlichting door de behandelaars van het kind, wekelijks contact kan hebben met het kind in het kinderdagverblijf. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden in afwachting van het onderzoek door de raad.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 2 november 2011
Zaaknummer: 130159 / S RK 08-644
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoekster],
wonende te [adres]
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.J.M. Stassen,
en:
[verweerder],
wonende te [adres],
wederpartij, verder te noemen: de vader,
advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door deze rechtbank tussen partijen gegeven en op 5 januari 2011 uitgesproken beschikking.
1. Verder verloop van de procedure
De rechtbank heeft bij beschikking van 5 januari 2011 bepaald dat ten aanzien van het verblijf van [de minderjarige] bij de vader in het kader van de verdeling van zorg-en opvoedingstaken na juni 2011 een nadere mondelinge behandeling zal worden gehouden in aanwezigheid van de raad.
De moeder heeft een op 28 juli 2011 gedateerde rapportage van Psyplus Consultancy overgelegd.
De vader heeft bij schrijven van 11 augustus 2011 op die rapportage gereageerd.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 23 september 2011.
2. Het verzoek en het verweer
2.1
De moeder heeft ter zitting van 23 september 2011 nog nader gesteld dat zij in het verleden is geconfronteerd met fysiek geweld, bedreigingen en vernederingen door de vader. Volgens de moeder blijft de vader daarmee doorgaan. Ze ontvangt vaak om de drie minuten anonieme telefoontjes. In juni 2011 is ze tot drie maal toe met de auto achtervolgd door een vriend van de man, een zekere [X]. Daarnaast vertelt de vader over de vrouw spookverhalen aan anderen. De vrouw voelt zich mede hierdoor nog altijd niet veilig.
Daarnaast verwijst de moeder naar de door haar overgelegde brief van haar behandelend psycholoog dr. [Y]. De situatie van de moeder is niet gewijzigd sinds de laatste zitting. De moeder moet zeer intensieve zorg aan [de minderjarige] geven; zij slaapt slechts enkele uren per nacht. Zij is zeer overbelast en moet met rust gelaten worden. Zij kan de stress die omgang met zich mee brengt niet aan. Omgang is niet in het belang van [de minderjarige].
2.2
De vader heeft gesteld dat hij als gezaghebbende ouder recht heeft op omgang met [de minderjarige] en recht heeft op informatie over [de minderjarige] en diens medische toestand. Dat is tot op heden niet gebeurd.
De vader ontkent dat hij de moeder lastig valt of bedreigt of door vrienden laat achtervolgen. Volgens de vader tracht de moeder op allerlei manieren omgang tussen hem en [de minderjarige] te voorkomen.
De vader heeft [de minderjarige] nog nooit gezien. Hij wil een rol in het leven van [de minderjarige] spelen. [de minderjarige] is een ernstig ziek kind, dat door beide ouders verzorgd kan worden.
2.3
De raad verwijst naar het raadsrapport en stelt dat geconstateerd moet worden dat in de situatie van de moeder en in haar persoonlijke functioneren niet of nauwelijks groei is ontstaan, evenmin als in de gezondheidstoestand van [de minderjarige].
De vader heeft het recht om zijn kind te zien.
Er moet een mogelijkheid voor omgang gecreëerd worden voor [de minderjarige] en voor vader, met minimale betrokkenheid van moeder. De verzorgers en opvoeders van MKD hebben geleerd voor het zieke kind te zorgen. De vader moet dit ook kunnen leren.
3. Beoordeling
Met betrekking tot het contact tussen [de minderjarige] en zijn vader overweegt de rechtbank dat [de minderjarige] op grond van artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind het recht heeft zijn vader te kennen en door hem verzorgd te worden.
Op grond van artikel 1:247 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek ( hierna BW) heeft de moeder de verplichting om de ontwikkeling van de banden van [de minderjarige] met zijn vader te bevorderen.
De moeder heeft de verplichting om aan [de minderjarige] duidelijk te maken wie zijn vader is.
Op grond van artikel 1:247 lid 4 BW heeft [de minderjarige] het recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.
Uit de stukken en uit de verklaringen ter zitting leidt de rechtbank af dat de rechten van [de minderjarige] sinds zijn geboorte worden geschonden. [de minderjarige] heeft zijn vader nog nooit gezien.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de moeder weigert om de band tussen [de minderjarige] en zijn vader te bevorderen. Ook weigert de moeder mee te werken aan het tot stand brengen van contact tussen [de minderjarige] en zijn vader.
Doordat [de minderjarige] zijn vader niet kent en door de weigerachtige houding van de moeder bestaat het risico dat [de minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig zal worden bedreigd en rijst de vraag of een ondertoezichtstelling geïndiceerd is. Daarom acht de rechtbank het noodzakelijk dat de raad een onderzoek instelt naar de opvoedingssituatie bij moeder. Aldus zal de rechtbank beslissen.
De raad heeft in zijn rapport van 17 maart 2009 al vastgesteld dat er geen ernstige bezwaren in de persoon van vader zijn die omgang tussen hem en [de minderjarige] in de weg zouden staan. De rechtbank maakt die vaststelling tot de hare.
De moeder heeft weliswaar gesteld dat de vader haar bedreigd en mishandeld heeft, maar tegenover de ontkenning door de vader heeft de moeder haar stelling niet nader onderbouwd.
Desgevraagd heeft de moeder gezegd dat zij geen aangifte bij de politie heeft gedaan.
Op advies van de raad heeft het afgelopen jaar geen contact tussen [de minderjarige] en zijn vader plaatsgevonden. De reden daarvan was gelegen in de psychische toestand van de moeder en in de ernstige ziekte van [de minderjarige]. Uit de stukken en uit de verklaringen ter zitting leidt de rechtbank af dat de situatie van [de minderjarige] en van de moeder niet of nauwelijks verbeterd is, met dien verstande dat [de minderjarige] inmiddels niet meer uitsluitend door zijn moeder wordt verzorgd, maar gedurende 4 dagen per week het medisch kleuterdagverblijf bezoekt.
De vraag dient te worden gesteld of de gezondheidstoestand van [de minderjarige] en de psychische toestand van de moeder nog steeds redenen zijn om contact tussen [de minderjarige] en de vader te weigeren. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend, mede gelet op het advies van de raad.
Daar waar kennelijk anderen dan de moeder de zorg voor [de minderjarige] gedurende 4 dagen per week kunnen overnemen, kan ook de vader met die zorg belast worden, althans kan de vader leren hoe hij [de minderjarige] moet verzorgen.
De rechtbank respecteert de visie van de behandelaar van de moeder dat zij op dit moment nog niet in staat is om mee te werken aan het tot stand brengen van contact tussen [de minderjarige] en zijn vader, maar dat wil niet zeggen dat [de minderjarige] daarom zijn vader niet mag leren kennen of met zijn vader geen contact mag hebben.
Er zijn ook andere mogelijkheden om contact tussen [de minderjarige] en zijn vader te bewerkstelligen en de rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat daartoe een aanzet wordt gegeven.
Uit de verklaringen ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] 4 dagen per week aanwezig is in de diagnose/behandelgroep van Franciscusoord ( Adelante) te Valkenburg. De gezaghebbende vader heeft het recht, net als de andere ouders in die groep, om bij de behandeling van [de minderjarige] te worden betrokken. De vader heeft het recht om door de begeleiders van [de minderjarige] te worden voorgelicht en geadviseerd over de behandeling en benadering van [de minderjarige]. De vader dient hiervoor afspraken te maken met de begeleiders van [de minderjarige].
Nadat de vader op passende wijze over [de minderjarige] is voorgelicht dient hij de mogelijkheid te krijgen om [de minderjarige] wekelijks gedurende enkele uren te ontmoeten op het kinderdagverblijf van Adelante in Valkenburg.
De rechtbank zal voorlopig in die zin beslissen, waarbij de vader zich wel dient te richten naar de voorstellen en adviezen van Adelante. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat de raad onderzoekt op welke wijze [de minderjarige] overigens bij zijn vader kan verblijven in het kader van de zorg-en opvoedingstaken.
Met betrekking tot de informatieverstrekking door de moeder aan de vader hebben partijen ter zitting overeenstemming bereikt. De rechtbank acht deze regeling in het belang van [de minderjarige] en zal deze regeling vastleggen, zoals hierna onder punt 4 is bepaald.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat het de vader, als gezaghebbende ouder, vrij staat om inlichtingen en informatie over [de minderjarige] in te winnen bij de (medische) behandelaars van [de minderjarige]. De vader heeft daartoe de toestemming van de moeder niet nodig.
4. Beslissing
De rechtbank:
Vraagt aan de raad voor de kinderbescherming een onderzoek in te stellen naar de opvoedingssituatie van [de minderjarige] bij zijn moeder, waarbij in ieder geval onderzocht moet worden of [de minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd doordat hij (door toedoen van zijn moeder) zijn vader niet kent en of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
Tevens dient onderzocht te worden op welke wijze [de minderjarige] op regelmatige basis bij zijn vader kan verblijven.
Bepaalt dat de moeder eenmaal per maand via haar advocaat per mail uitvoerige informatie over [de minderjarige] aan de vader zal verstrekken.
Bepaalt dat de vader voorlopig, nadat hij door Adelante is voorgelicht over de situatie van [de minderjarige], wekelijks gedurende enkele uren contact kan hebben met [de minderjarige] in het kinderdagverblijf op een door Adelante te bepalen wijze.
Houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van het onderzoek door de raad.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar op 2 november 2011 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.