ECLI:NL:RBMAA:2011:BU3586
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige contactregeling tussen kind en gezaghebbende vader in het kader van zorg- en opvoedingstaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 2 november 2011 uitspraak gedaan over een voorlopige contactregeling tussen een driejarig kind en zijn gezaghebbende vader. De moeder, die de verzoekster is, heeft geweigerd om contact tussen het kind en de vader tot stand te brengen, wat volgens de rechtbank de ontwikkeling van het kind ernstig bedreigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechten van het kind, zoals vastgelegd in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek, worden geschonden. De moeder heeft in het verleden aangegeven dat zij fysiek geweld en bedreigingen door de vader heeft ervaren, maar de vader ontkent deze beschuldigingen en stelt dat de moeder omgang tussen hem en het kind probeert te voorkomen.
De rechtbank heeft de situatie van de moeder en het kind onderzocht en geconcludeerd dat er geen ernstige bezwaren zijn die omgang tussen de vader en het kind in de weg staan. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van het kind is dat er een mogelijkheid voor omgang wordt gecreëerd, waarbij de vader de kans krijgt om zijn kind te leren kennen. De rechtbank heeft de raad voor de kinderbescherming opdracht gegeven om de opvoedingssituatie van het kind bij de moeder te onderzoeken en te kijken naar de mogelijkheden voor contact tussen het kind en de vader.
De rechtbank heeft bepaald dat de moeder maandelijks informatie over het kind aan de vader moet verstrekken en dat de vader, na voorlichting door de behandelaars van het kind, wekelijks contact kan hebben met het kind in het kinderdagverblijf. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden in afwachting van het onderzoek door de raad.