parketnummers: 03/700278-11, 03/700381-11 (ttz gevoegd) en 03/700409-09 (ttz gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 september 2011
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 september 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700278-11:
samen met een ander een straatroof heeft gepleegd.
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700381-11:
Primair: samen met anderen [naam slachtoffer 1] op straat heeft beroofd van zijn GSM en/of samen met anderen onder bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van zijn GSM.
Subsidiair: samen met anderen [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen om zijn GSM af te geven.
Ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09:
Feit 1: samen met anderen een woning heeft overvallen, dan wel al dan niet opzettelijk goederen heeft geheeld die bij die overval zijn gestolen.
Feit 2: een woninginbraak heeft gepleegd, waarbij een GSM werd gestolen, dan wel al dan niet opzettelijk een GSM heeft geheeld die bij die inbraak werd gestolen.
Feit 3: een hoeveelheid munitie voorhanden heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700278-11:
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Hij baseert zijn stelling op de aangifte van [naam slachtoffer 2], de processen-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de sleutelbos van [naam slachtoffer 2] in de insluitingsfouillering van medeverdachte [naam medeverdachte 1] en over het aantreffen van de gsm van [naam slachtoffer 2] in de bus op de plek waar verdachte en zijn medeverdachte hadden gezeten en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2].
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700381-11:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en vordert verdachte hiervan vrij te spreken. Uit de bewijsmiddelen in het dossier is immers niet gebleken dat verdachte het oogmerk had om de telefoon van [naam slachtoffer 1] weg te nemen. Evenmin is gebleken dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking voor wat betreft diefstal tussen verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3].
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de subsidiair ten laste gelegde dwang wel wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij baseert zijn standpunt op de aangifte en de aanvullende verklaring van [naam slachtoffer 1], de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de verklaringen van medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3]. Volgens de officier van justitie heeft de dwang hieruit bestaan dat verdachte en zijn medeverdachten voor en achter aangever zijn gaan staan en dat zij er vervolgens op hebben aangedrongen dat aangever zijn telefoon zou afgeven.
Ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09:
Ten aanzien van deze dagvaarding heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij baseert zijn standpunt op de aangiftes van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4], de getuigenverklaringen van [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6], de verklaringen van medeverdachten [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5], alsmede de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden. Hij vordert verdachte hiervan vrij te spreken. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde opzetheling wel wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zijn standpunt op de aangifte van [naam slachtoffer 5] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De officier van justitie acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van het proces-verbaal inzake onderzoek in de woning gelegen aan de [E.straat], het proces-verbaal onderzoek (vuur)wapens en munitie en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700278-11:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte heeft gevochten met het oogmerk om een diefstal in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht te plegen. Ook blijkt nergens uit dat verdachte op enig moment weet zou moeten hebben gehad van de eventuele diefstal van de beweerdelijk ontvreemde goederen, dan wel dat het bankbiljet waarmee hij de buskaarten heeft betaald, het biljet betrof dat bij aangever werd ontvreemd.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700381-11:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder voormeld parketnummer primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat verdachte het oogmerk had om de telefoon van aangever [naam slachtoffer 1] weg te nemen. Evenmin kan worden bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 2]en [naam medeverdachte 3]. Dit laatste geldt voor alle in de tenlastelegging genoemde varianten. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman nog aangevoerd dat bij verdachte geen sprake was van opzet. Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte aangever bang heeft willen maken, dan wel op enige andere manier heeft gedreigd.
Ten aanzien van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en onder 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde:
Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de overval op de woning. Er zijn geen getuigen die zulks verklaren en er zijn ook geen sporen op de plaats delict aangetroffen die in de richting van verdachte wijzen.
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde:
Verdachte dient in ieder geval te worden vrijgesproken van de opzet- dan wel schuldheling van de laptop van het merk [merknaam en typenr.]. Getuige [getuige 7]heeft immers verklaard dat hij deze laptop van een zekere [H.] heeft gekocht. Verdachte dient tevens te worden vrijgesproken van de opzet- dan wel schuldheling van de twee gsm’s.
Verdachte heeft dit feit ontkend. Daarnaast is door drie getuigen verklaard dat verdachte hooguit voor een jointje bij [naam medeverdachte 4] thuis is geweest en niet voor de verkoop van gestolen goederen. Er zijn slechts twee getuigen die anders verklaren en die verklaringen leggen onvoldoende gewicht in de schaal tegen de ontlastende verklaringen.
Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde:
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen in het dossier is op geen enkele wijze gebleken dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij de inbraak in de woning gelegen aan de [C.straat] te Sittard.
Met betrekking tot het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
Er was geen sprake van opzetheling. De kans dat het GSM-toestel van diefstal afkomstig was, schatte verdachte niet hoger in dan 50%.
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van het onder 2 (meer subsidiair) en het onder 3 ten laste gelegde.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700278.
Inleiding
Op 29 mei 2011 werd politieassistentie gevraagd in verband met een straatroof die in de nabijheid van het NS station Beek-Elsloo had plaatsgehad. Het slachtoffer zou door twee negroïde mannen zijn overvallen en hierbij gewond zijn geraakt. De melder had gezien dat de twee daders in lijnbus 11 van Veolia waren gestapt, welke bus als eindbestemming het station in Sittard had.
Bewijsmiddelen
Op 29 mei 2011 was [naam slachtoffer 2] (verder te noemen: aangever) op stap geweest in [naam discotheek] te Beek. Omstreeks 06.00 uur had hij de discotheek verlaten. Bij hem stonden twee personen, Afrikanen. De ene had een wat donkerder huid dan de ander. Ze hadden een normaal postuur. Een van de twee had erg kort zwart haar. Een van hen was geheel donker gekleed. De ander droeg een lichtblauw vest en een spijkerbroek. Aangever kwam met deze personen in gesprek en zij liepen samen naar het station van Beek. Toen zij op het station waren, vroegen de twee jongens of aangever geld wilde bijleggen om een jointje te roken. Aangever weigerde dit, waarop de jongens vervelend werden. Aangever liep vervolgens weg, maar de jongens kwamen hem achterna. Ter hoogte van de spoorwegovergang werd aangever door de twee jongens vastgegrepen en vervolgens geslagen en geschopt. Toen aangever zichzelf probeerde te verdedigen, werd hij door de persoon met het blauwe vest bij zijn keel vastgepakt. Terwijl aangever werd vastgehouden, doorzocht de donker geklede persoon zijn zakken en pakte daaruit de telefoon, merk [MERKNAAM], van aangever en een hoeveelheid geld, in ieder geval een bankbiljet van € 50,=. Het lukte aangever uiteindelijk om zich los te trekken en weg te rennen. Even verderop hield hij een personenauto aan. Nadat hij aan de inzittenden had verteld wat hem was overkomen, werd door een van de inzittenden de politie gebeld.
Later kwam aangever erachter dat ook zijn sleutelbos met twee ringen en een rood label met opschrift “[opschrift]” was weggenomen.
Toen de politie ter plaatse kwam werd de verbalisant aangesproken door getuige [getuige 2]. Deze vertelde de politie dat hij twee donkergekleurde mannen had zien instappen in lijnbus 11 richting Sittard.
Hierop werd het signalement van de daders door de politie doorgegeven aan een andere politiepatrouille. Deze patrouille ging hierop naar het busstation van Sittard. Toen lijnbus 11 in Sittard arriveerde zagen de verbalisanten dat achterin de bus twee personen zaten die voldeden aan het signalement van de daders. Deze personen werden vervolgens aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. De aangehouden jongens bleken verdachte en zijn broer [naam medeverdachte 1] te zijn. Bij de fouillering van verdachte werd onder andere een geldbedrag van € 23,60 aangetroffen. Bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] werden onder meer aangetroffen twee sleutelbossen en een geldbedrag van blijkens de kennisgeving van inbeslagneming € 32,15. Een van de aangetroffen sleutelbossen bleek de sleutelbos van aangever te zijn.
Omdat de telefoon van aangever niet bij een van de verdachten werd aangetroffen, werd door de politie contact opgenomen met de buschauffeur van lijnbus 11. De chauffeur deelde mede dat hij in de bus op de vloer een telefoon, merk [MERKNAAM], had aangetroffen op de plek waar verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] hadden gezeten. Op deze plek hadden geen andere personen gezeten. Uit nader onderzoek door de politie bleek dat de aangetroffen telefoon eigendom was van aangever.
Uit de inbeslaggenomen kleding, die verdachte en zijn broer die morgen droegen, blijkt dat de kleding van medeverdachte [naam medeverdachte 1] donker was en dat verdachte een lichtblauw shirt en een spijkerbroek aan had.
Door verdachte werd bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 29 mei 2011 samen met zijn broer op stap was geweest in discotheek [naam discotheek] te Beek. Omstreeks 07.00 uur hadden zij de discotheek verlaten. Toen zij buiten waren hadden zij nog even gesproken met een groep personen. Toen deze groep weg was, waren zij samen met aangever naar het station van Beek gelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever met zijn linkervuist tegen zijn neus of voorhoofd heeft geslagen. Ten gevolge van deze klap was aangever achterover op de grond gevallen.
Door medeverdachte [naam medeverdachte 1] werd verklaard dat zijn broer ruzie had gehad met een blanke man. Zijn broer had deze blanke man op enig moment met gebalde vuist geslagen, waardoor de man ten val was gekomen.
Uit de geneeskundige verklaring is gebleken dat aangever verschillende schaafwonden in zijn gezicht en op zijn schedel had. Tevens was er sprake van een kneuzing van de schedel en een bloeduitstorting.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 29 mei 2011 te Beek, samen met een ander, middels het gebruik van geweld aangever heeft beroofd van een hoeveelheid geld, een telefoon en een sleutelbos. De rechtbank acht de verklaring van aangever geloofwaardig. Hij heeft bij de politie een gedetailleerde verklaring afgelegd, die op essentiële onderdelen wordt bevestigd door de overige bewijsmiddelen, zoals het bij aangever geconstateerde letsel, het aantreffen van zijn sleutelbos bij medeverdachte [naam medeverdachte 1], het aantreffen van zijn telefoon op de plek waar verdachte en medeverdachte in de bus hebben gezeten en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1]. Noch verdachte, noch medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben een verklaring gegeven voor het feit dat de sleutelbos van aangever in de fouillering bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] werd aangetroffen.
Nu verdachte geweld heeft toegepast op aangever, hem heeft vastgehouden terwijl medeverdachte [naam medeverdachte 1] de zakken van aangever heeft doorzocht en hij daarna samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] de plaats delict heeft verlaten, is de rechtbank van oordeel dat hiermee bewezen is dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen. De verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1], voor zover die inhouden dat verdachte als eerste een klap kreeg van aangever, waarna hij enkel aangever terugsloeg als reactie hierop, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Deze verklaringen vinden immers geen enkele steun in de overige bewijsmiddelen.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht de in de tenlastelegging opgenomen geweldshandelingen die bestaan uit het tegen de grond werpen van [naam slachtoffer 2] en/of het meermalen, althans eenmaal, met het hoofd tegen de grond slaan van die [naam slachtoffer 2], niet wettig en overtuigend bewezen in het kader van de ten laste gelegde diefstal en zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken. Zij overweegt daartoe dat deze geweldshandelingen geen bijdrage hebben geleverd aan de diefstal met geweld. Immers, dit geweld werd gepleegd nadat aangever van zijn spullen was beroofd en aangever was weggerend van zijn belagers, zodat niet is gebleken dat dit geweld werd gepleegd om de diefstal gemakkelijk te maken of om de vlucht mogelijk te maken.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700381-11.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte de subsidiair ten laste gelegde dwang heeft begaan en zal verdachte daarvan eveneens vrijspreken. Zij overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is in het bijzijn van medeverdachten [naam medeverdachte 2]en [naam medeverdachte 3] op aangever afgelopen en heeft hem gevraagd of hij zijn telefoon even mocht gebruiken. Aangever verklaarde in eerste instantie dat hij geen beltegoed had, maar toen door medeverdachte [naam medeverdachte 3] werd gezegd dat smsen ook mogelijk was zonder beltegoed, gaf aangever toch zijn telefoon aan verdachte. Verdachte stond op dat moment voor aangever, terwijl [naam medeverdachte 2]en [naam medeverdachte 3] achter aangever stonden. Nadat verdachte een sms had gestuurd, gaf hij de telefoon terug aan aangever. Naar het oordeel van de rechtbank kan in deze specifieke situatie niet worden gesproken van dwang in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht. De handelingen van verdachte en zijn medeverdachten zijn immers niet van zodanige aard, dat zij in de gegeven omstandigheden tot een zodanige psychische druk hebben geleid dat aangever hier geen weerstand aan kon bieden. Dat blijkt ook niet uit de verklaring van aangever. Daarbij heeft de rechtbank ook de getuigenverklaring van [getuige 8] in ogenschouw genomen . Deze getuige heeft gezien dat een Marokkaan en een neger bij aangever stonden. Op het moment dat [getuige 8] langs hen was gelopen, keek aangever hem aan en lachte naar hem. Aangever deed volgens [getuige 8] net als altijd.
Verdachte heeft vervolgens naar het oordeel van de rechtbank geen substantiële bijdrage geleverd aan hetgeen na het teruggeven van de telefoon is voorgevallen. Hij heeft zich daarvan gedistantieerd. Hetgeen toen is voorgevallen – het afpakken van de telefoon en het uiten van dreigende taal – kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan verdachte worden verweten.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09.
Bewijsmiddelen
Op 16 juni 2009 te 00.05 uur bevond [naam slachtoffer 3] (verder te noemen: aangever) zich in de woning aan de [D.straat], binnen de gemeente Stein. Zijn partner [naam slachtoffer 4] was op dat moment elders aan het werk. Samen hadden zij in de garage een bedrijfsruimte voor de reparatie van computers en laptops door [naam slachtoffer 4]. De naam van het bedrijf was: [naam bedrijf].
Aangever hoorde op enig moment de bel van de voordeur. Toen hij de voordeur open maakte, werd deze meteen naar binnen open gedrukt. Er renden vier personen met bivakmutsen de woning binnen. Aangever kreeg van een van de personen meteen een klap met een wapen op zijn kop. Vervolgens kreeg hij hetzelfde wapen op zijn kop gezet. De daders zeiden tegen aangever: “We schieten je kop er vanaf”. Vervolgens riepen ze: “laptops”. Op datzelfde moment zag een van de daders een laptop liggen op de rode bank in de kamer. Deze laptop werd door de daders meegenomen. Vervolgens vroeg een van de daders naar de sleutels van de garage omdat daar nog meer laptops zouden liggen. Samen met aangever liepen de daders naar de garage. Zij probeerden met een sleutelbos de werkruimte in de garage te openen, maar dat lukte niet. Hierop riep een van de daders: “Waar zijn de sleutels, ik schiet je kop eraf.” Door aangever werd hierop de deur van de werkruimte open gemaakt. Aangever werd meteen in de linkerhoek van de ze ruimte geduwd. Een van de daders hield wederom een wapen op zijn kop. In de ruimte stonden verschillende rekken met daarop laptops. Door een aantal daders werden de laptops van de rekken gehaald en in shopper tassen gedaan. Op enig moment werd aangever de keuken ingetrokken en vertrokken de daders uit de woning. Toen de daders weg waren kwam aangever erachter dat ook zijn mobiele telefoon, van het merk [merknaam en typenr.], was weggenomen. Aangever had in totaal twee wapens gezien. De een was een zilverkleurige revolver. Met dit wapen hadden de daders hem tegen het hoofd geslagen. Het andere wapen was een pistool. Aangever werd tijdens de overval voortdurend bedreigd met deze wapens. Tijdens het opnemen van de aangifte zagen de verbalisanten dat aangever een wondje op zijn voorhoofd en een wondje boven zijn linker wenkbrauw had. Aangever had tevens een snee in zijn rechter ringvinger. Deze snee had hij naar eigen zeggen opgelopen toen hij werd geslagen met het wapen en zijn handen voor zijn gezicht hield.
Op 18 juni 2009 werd [naam slachtoffer 4] gehoord door de politie. Hij verklaarde eigenaar te zijn van het bedrijf [naam bedrijf]. Volgens [naam slachtoffer 4] waren tijdens de overval de volgende goederen weggenomen:
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- [merknaam]. Deze laptop diende te worden gerepareerd en was eigendom van [benadeeldepartij 1];
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- [merjnaam]. Deze laptop diende te worden gerepareerd en was eigendom van [benadeeldepartij 2]
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- [merknaam]. Deze laptop was eigendom van hemzelf en [naam slachtoffer 3];
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- Herenhorloge [merknaam], toebehorende aan hemzelf;
- GSM [merknaam en typenr.], toebehorende aan hemzelf.
Op 23 juni 2009 werd de getuige [getuige 3] gehoord door de politie. [getuige 3] verklaarde dat hij op 16 juni 2009 tussen 00.00 uur en 01.00 uur op de bank in zijn woning lag. De woonkamer van [getuige 3] biedt zicht op de [D.straat.] te Stein. Hij kon naar buiten kijken. Op een gegeven moment werd de aandacht van [getuige 3] getrokken omdat hij lawaai hoorde op straat. Hij keek naar buiten maar zag niets. Volgens [getuige 3] hoorde hij wel een hard geschreeuw. Het was even stil en toen hoorde hij weer een hard geschreeuw. [getuige 3] is toen naar buiten gelopen en eenmaal buiten zag hij vier personen wegrennen in de richting van de [P.straat.]. Hij zag tevens dat deze personen in een auto stapten ter hoogte van perceel 58. De auto reed vervolgens weg in de richting van de [P.straat.].
Teneinde zicht te krijgen op de personen in wier bezit de beide weggenomen gsm’s, te weten de [merknaam en typenr.] en de [merknaam en typenr.] waren, besloot de politie deze telefoons af te luisteren.
Uit afgeluisterde en opgenomen gesprekken bleek dat de gsm met imeinummer [nummer]in het bezit was van een persoon die zich [medeverdachte 6] noemde. Het vermoeden bestond dat [medeverdachte 6]de zoon was van [medeverdachte 4]. Voorts bleek uit de afgeluisterde en opgenomen gesprekken dat de gsm met imeinummer [nummer], in het bezit was van een vrouw die in gesprek 71 te kennen had gegeven dat zij de telefoon goedkoop had gekregen van een persoon genaamd [medeverdachte 6]. In gesprek 104 noemde de vrouw haar personalia. Het betrof [medeverdachte 4], wonende te [E.straat.] te Sittard.
Uit onderzoek van de politie bleek tevens dat de simkaart die zich in de gsm bevond, gekoppeld was aan het telefoonnummer [nummer]. Dit telefoonnummer was in gebruik bij [medeverdachte 4], wonende te [E.straat.] te Sittard.
Op 13 juli 2009 werd in perceel [E.straat.] te Sittard als (mede)verdachte aangehouden [medeverdachte 6] (verder te noemen: [medeverdachte 6]), geboren [1990] [medeverdachte 6] was ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van een gsm, merk [merknaam en typenr.]. Deze werd in beslag genomen. Dit betrof een gsm die was weggenomen op de [D.straat.] te Stein.
Op 13 juli 2009 werd (mede)verdachte [medeverdachte 4], geboren te Sittard op [1970] wonende te Sittard, [E.straat.], aangehouden in de bezoekershal van het Districtsbureau van politie te Sittard. Zij was ten tijde van haar aanhouding in het bezit van een gsm, merk [merknaam en typenr.]. Deze werd in beslag genomen. Dit betrof eveneens een gsm die was weggenomen op de [D.straat.] te Stein.
Op 13 juli 2009 werd medeverdachte [medeverdachte 6] bij de politie gehoord. Hij verklaarde onder meer in het bezit te zijn van twee gsm’s. De ene, een goudkleurige [merknaam], had hij gekregen van zijn moeder [medeverdachte 4]. De andere gsm was op die ochtend door de politie in beslag genomen. Dit betrof een zilverkleurige gsm, merk [merknaam]. Door [medeverdachte 6] werd voorts verklaard dat hij ongeveer drie weken voor zijn aanhouding samen met zijn vriendin [getuige 4]en een vriend genaamd [getuige 6] in zijn woning was. Op enig moment stond een jongen, die hij kent met de naam [naam verdachte] voor de deur van de woning en hij liet hem binnen. Toen [naam verdachte] binnen was, had hij aan [medeverdachte 6] en aan [getuige 6] gevraagd of zij interesse hadden in gsm’s en laptops. [medeverdachte 6] had toen gezegd dat hij wel interesse had. [naam verdachte] toonde hem toen twee gsm’s. De ene was de zilverkleurige [merknaam] die de politie in beslag had genomen. [medeverdachte 6] gebruikte die telefoon vervolgens zelf. Ook toonde [naam verdachte] hen een zwartachtige [merknaam] gsm. Hij wilde volgens [medeverdachte 6] € 10,- voor de [merknaam] en € 20,- voor de [MERKNAAM]. [medeverdachte 6] wist meteen dat deze gsm’s gestolen waren. Hij had [naam verdachte] vervolgens € 30,- gegeven. Ongeveer twee dagen hierna had hij de [merknaam] cadeau gedaan aan zijn moeder. Zijn moeder had de [merknaam] vervolgens tot zijn aanhouding gebruikt. Toen [naam verdachte] bij [medeverdachte 6] thuis kwam voor de gsm’s was hij niet alleen. Er was nog een neger bij, genaamd [naam medeverdachte 5]. Ook was ene [naam medeverdachte 7] erbij. Dit was een Algerijn, die ergens in het Limbrichterveld woonde. Hij was ongeveer 19 of 20 jaar oud. Zij hadden tevens verteld dat zij een aantal [merknaam] laptops hadden afgepakt van iemand.
In zijn tweede verklaring verklaarde [medeverdachte 6] dat [naam medeverdachte 7] en [naam verdachte] ‘s nachts bij hem aan de deur stonden om voormelde gsm’s te verkopen. Een andere jongen, genaamd [naam medeverdachte 5], had buiten op de galerij gewacht. [medeverdachte 6] kon zich nog herinneren dat door [naam verdachte] en [naam medeverdachte 7] was gezegd dat ze ergens een buit hadden geslagen. Tevens hadden ze hem gevraagd of hij gsm’s of laptops wilde hebben. De gsm’s lieten ze zien. [medeverdachte 6] zei dat hij de laptops niet kon gebruiken. Hierop had een van hen, volgens [medeverdachte 6] was dit [naam medeverdachte 7], gezegd: “maakt niet uit, die zijn toch al weg”. Ook hadden ze gezegd dat ze ergens een huis hadden leeggehaald. Ze kwamen in de nacht naar hem toe en hadden gezegd dat ze net die nacht een buit hadden geslagen. Hijzelf was nog op, hij bleef altijd lang op.
Door de politie werden aan medeverdachte [medeverdachte 6] een aantal fotomappen getoond. Daarbij werd de vraag gesteld of hij personen herkende die op de bewuste avond telefoons aan hem te koop hadden aangeboden. De verbalisanten zagen dat [medeverdachte 6] zonder te twijfelen de in de tweede fotomap onder nummer 5 opgenomen foto aanwees als zijnde de negroïde persoon die hem in de bewuste nacht twee telefoons had verkocht. Voorts verklaarde [medeverdachte 6]: “De persoon die ik net heb aangewezen onder nummer 5 is de persoon die ik herken als de negroïde man die mij in de bewuste nacht twee gsm-telefoons heeft verkocht. Zijn voornaam is [naam verdachte] en hij woont in de derde flat van de[E.straat]. [naam verdachte] was met [naam medeverdachte 7] die bewuste nacht in mijn woning. [naam verdachte] had een gsm-telefoon en [naam medeverdachte 7] had ook een gsm-telefoon. [naam verdachte] had de zilvere [MERKNAAM] gsm-telefoon en [naam medeverdachte 7] had de zwarte [merknaam] gsm-telefoon.”
De verbalisanten zagen dat op de achterzijde van de foto onder nummer 5 in de betreffende fotomap het cijfer 1 stond vermeld. Dit cijfer 1 was de gebruikte foto en personalia van: [naam verdachte].
Op 14 juli 2009 werd bij de politie de getuige [getuige 4] gehoord. Zij verklaarde dat zij een paar weken voor het verhoor samen met [medeverdachte 6]en een vriend genaamd [getuige 6] in haar woning was. Op een gegeven moment werd aan de deur gebeld. Het was laat in de avond. Er werden vervolgens twee jongens in de flat gelaten. Volgens [getuige 4] kende [medeverdachte 6]beide jongens. Zij vroegen aan [medeverdachte 6]of hij een gsm wilde kopen. De jongens lieten twee gsm’s zien. Een van die gsm’s was de [MERKNAAM] en de andere was een zwarte [merknaam]. [medeverdachte 6]had beide telefoons gekocht voor € 30,-. Hij had de [MERKNAAM] zelf in gebruik genomen. De [merknaam] had [medeverdachte 6]aan [medeverdachte 4] gegeven.
Op 14 juli 2009 werd tevens de getuige [getuige 6] gehoord door de politie. Hij verklaarde hij een aantal weken voor het verhoor in de woning van [medeverdachte 6]aan de [E.straat.] te Sittard was geweest. [medeverdachte 6]en zijn vriendin [getuige 4] waren ook in de woning. Op een gegeven moment, volgens [getuige 6] na middernacht, werd aan de deur van de woning gebeld. Er kwamen voor hem twee onbekende jongens de woning binnen. [getuige 6] omschreef de eerste jongen als een neger met een zwarte huidskleur, ongeveer 20 jaar oud. De tweede jongen had een getinte huidskleur, ongeveer 20 jaar oud. Volgens [getuige 6] was dit een Marokkaan of een Egyptenaar.
De eerste jongen had [medeverdachte 6]twee gsm’s laten zien. Het betrof een zilverkleurige [MERKNAAM]-sunshine en een zwartkleurige [merknaam]. [medeverdachte 6]had deze telefoons voor 30 of 40 euro gekocht.
[getuige 6] kon zich herinneren dat de eerste jongen ook nog computers en laptops aan [medeverdachte 6]had aangeboden. Ook had hij deze jongen nog horen zeggen dat zij die ergens hadden gestolen, dan wel dat zij ergens hadden ingebroken. Die jongen had tevens gezegd dat zij die spullen ergens in Stein hadden gehaald. [getuige 6] had uit de woorden van die jongen de indruk dat zij die spullen zelf ergens in Stein hadden gestolen.
Ook aan getuige [getuige 6] werden een aantal fotomappen getoond. Daarbij werd de vraag gesteld of hij personen herkende die op de bewuste avond telefoons te koop hadden aangeboden.
Getuige [getuige 6] herkende uit de tweede aan hem getoonde map de persoon op de foto die was weergegeven middels het cijfer 5. De jongen had volgens [getuige 6] de bewuste avond twee telefoons te koop aangeboden. Het betrof een [MERKNAAM] en een zwart kleurige [merknaam]. [getuige 6] kende de naam van deze jongen niet, maar hij wist wel dat hij zich wel eens “dubbel S” noemde. [getuige 6] zag deze jongen regelmatig in de buurt van de [E.] flats lopen en herkende hem duidelijk als de negroïde man waar hij in zijn eerdere verklaring over had gesproken.
De verbalisanten zagen dat getuige [getuige 6] de foto op de plaats met nummer 5 aanwees. Deze foto was aan de achterzijde onzichtbaar voor de getuige, voorzien van het nummer 1. De foto met nummer 1 was afkomstig van: [naam verdachte].
Bewijsoverweging
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een van de daders van de overval op [naam slachtoffer 3] is geweest.
Immers uit de verklaringen van [medeverdachte 6], [getuige 4] en [getuige 6] blijkt dat er ’s nachts twee personen bij de woning van [medeverdachte 6] kwamen die gsm’s en laptops te koop aanboden. [medeverdachte 6] en [getuige 6] verklaren dat deze personen vertelden dat ze deze goederen die avond gestolen hadden ergens in Stein. De twee gsm’s die [medeverdachte 6] die avond van deze personen gekocht heeft, blijken bij de overval in Stein op [naam slachtoffer 3] ontvreemd te zijn. [medeverdachte 6] en [getuige 6] herkennen bij een fotoconfrontatie verdachte als een van de twee personen die die nacht bij [medeverdachte 6] binnen zijn geweest.
Bewijsmiddelen
Op 11 juli 2009 werd tussen 02.30 uur en 03.30 uur ingebroken in de woning gelegen aan de [C.straat] te Sittard. Tijdens deze inbraak werd onder andere een GSM-toestel van het merk [merknaam en typenr.], weggenomen.
Op 15 juli 2009 werd met schriftelijke toestemming van de hoofdbewoonster [H.]een onderzoek ingesteld in perceel [E.straat] te Sittard. In de woning in de kamer van verdachte werd onder andere een GSM-toestel van het merk [merknaam en typenr.], aangetroffen en in beslag genomen.
Door verdachte werd ter terechtzitting verklaard dat hij voormelde telefoon had gekocht van een jongen die hij achter het station was tegengekomen. Verdachte had de telefoon naar eigen zeggen goedkoop kunnen kopen. Hij had wel het vermoeden dat de telefoon was gestolen.
Bewijsoverweging
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit de bewijsmiddelen is immers niet gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak in de woning gelegen aan de [C.straat] te Sittard.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Verdachte had de telefoon naar eigen zeggen op straat gekocht van een jongen die hij verder niet kende. De telefoon was volgens verdachte erg goedkoop. Hij had dan ook het vermoeden dat deze telefoon van diefstal afkomstig was. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de heling van de telefoon van het merk [merknaam], welke telefoon op 11 juli 2009 in Sittard gestolen was.
Feit 3
Op 15 juli 2009 werd met schriftelijke toestemming van de hoofdbewoonster [H.]een onderzoek ingesteld in perceel [E.straat] te Sittard. In de woning werd in de kamer van verdachte onder andere een zwart tasje met daarin 3 pmm patronen, opschrift [type], aangetroffen en in beslag genomen.
Voornoemde patronen werden door de politie onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat de aangetroffen patronen munitie betrof in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie.
Door verdachte werd ter terechtzitting verklaard dat het zwarte tasje zijn eigendom was. Hij had de drie patronen van iemand gekregen. Hij wist dat de patronen in het tasje hadden gezeten.
Gelet op voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 juli 2009 te Sittard 3 knalpatronen, kaliber [type], voorhanden heeft gehad.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700278 (primair):
op 29 mei 2011 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een mobiele telefoon en een sleutelbos, toebehorende aan [naam slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, die [naam slachtoffer 2] heeft geslagen en geschopt en vervolgens die [naam slachtoffer 2] bij de keel heeft vastgepakt, terwijl het feit werd begaan op de openbare weg.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09 (feit 1 primair):
hij op 16 juni 2009 in de gemeente Stein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 12 laptops, mobiele telefoons en een herenhorloge, toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [benadeeldepartij 1] en/of [benadeelde partij 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit:
- het met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, slaan op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 3] en,
welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het tegen die [naam slachtoffer 3] uiten van de woorden: "We schieten je kop er vanaf" en "Waar zijn de sleutels ik schiet je kop eraf" althans woorden van gelijke strekking en
- het houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 3].
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09 (feit 2 subsidiair):
hij in het tijdvak van 11 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, een GSM-toestel, merk [merknaam] heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van dat GSM-toestel wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09 (feit 3):
hij op 15 juli 2009 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, voorhanden heeft gehad 3 knalpatronen, kaliber [type], zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700278-11 (primair):
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09 (feit 1 primair):
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09 (feit 2 subsidiair):
Opzetheling.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09 (feit 3):
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit werd begaan met munitie van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd ten aanzien van het onder parketnummer 03/700409-09 ten laste gelegde feit 1. Als gronden heeft hij het herhalingsgevaar en de schokgrond aangevoerd.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onder parketnummer 03/700409-09 aan verdachte ten laste gelegde feit 3.
De raadsman acht, mede gelet op hetgeen volgens hem bewezen kan worden verklaard, de door de officier van justitie gevorderde straf veel te hoog. Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht om bij het bepalen van een eventueel op te leggen straf rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte blijkens de reclasseringsrapportage ontvankelijk is voor hulp.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meerdere ernstige strafbare feiten gepleegd, te weten een roofoverval samen met een ander, een overval op een woning samen met anderen, opzetheling en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.
Bij twee van de gepleegde delicten heeft verdachte samen met zijn mededader(s) geweld toegepast op zijn slachtoffers, dan wel die slachtoffers bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Naast de financiële schade speelt vooral de impact van dergelijke misdrijven op de slachtoffers een belangrijke rol. Verdachte heeft uit eigen gewin gehandeld en heeft zich het lot van de slachtoffers ten tijde van het plegen van de delicten niet aangetrokken. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Bovendien vergroten dergelijke misdrijven het gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel van het Justitieel Documentaireregister in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake soortgelijke feiten. Kennelijk hebben de straffen die bij deze veroordelingen werden opgelegd verdachte er niet van weerhouden om opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de overval op [naam slachtoffer 3] een gevangenisstraf van 3 jaar en voor de overval op [naam slachtoffer 2] een gevangenisstraf van 15 maanden. Alles overwegende en gelet op de overige twee bewezen verklaarde feiten zal de rechtbank een gevangenisstraf van 52 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal de gevorderde gevangenneming van verdachte bevelen (welk bevel apart is geminuteerd).
6 De benadeelde partijen
6.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.700,-.
De vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.044,- en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 451,-. De benadeelde partij [benadeelde partij 3] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vorderingen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter zake de vorderingen van de benadeelde partijen [naam slachtoffer 3], [naam slachtoffer 4] en [benadeelde partij 2].
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam slachtoffer 3], [naam slachtoffer 4], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3].
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3]
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 3], zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder parketnummer 03/700409-09 bewezen verklaarde strafbare feit (te weten feit 1) rechtstreeks immateriële schade is toegebracht tot het door hem gevorderde bedrag van € 1.700,- en de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Omdat verdachte ter zake van het hiervoor vermelde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
De vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 4]
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 4], zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder parketnummer 03/700409-09 bewezen verklaarde strafbare feit (te weten feit 1) rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.045,- en de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering ter zake de post laptop eigendom van [benadeeldepartij 1] afwijzen, nu deze laptop is teruggegeven aan de eigenaar [benadeeldepartij 1].
De rechtbank zal de vordering ter zake de post laptop eigendom van [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaren, nu door de eigenaresse zelfstandig een vordering benadeelde partij is ingediend.
Omdat verdachte ter zake van het hiervoor vermelde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [benadeelde partij 2], zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder parketnummer 03/700409-09 bewezen verklaarde strafbare feit (te weten feit 1) rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 451,- en de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen, nu de rechtbank enkel de door de benadeelde partij opgegeven dagwaarde van de laptop kan toewijzen.
Omdat verdachte ter zake van het hiervoor vermelde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
De vordering van de benadeelde partij[benadeelde partij 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het aan de vordering ten grondslag liggende feit.
7 Het beslag
Tijdens de insluitingfouillering werd bij verdachte onder andere een geldbedrag van € 23,60 aangetroffen en in beslag genomen. Bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] werd onder andere een geldbedrag van € 32,15 aangetroffen en in beslag genomen.
Op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat bij aangever in ieder geval een bankbiljet van € 50,= werd ontvreemd door verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1]. Uit het dossier blijkt dat door verdachte kort na de beroving twee buskaarten werden gekocht. Deze buskaarten kostten in totaal € 6,40 en werden door verdachte betaald met een bankbiljet van € 50,=, aldus getuigen [getuige 2] en [getuige 1]. Verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] werden in de bus aangehouden en hebben dus geen mogelijkheid gehad om in de tussentijd het aangetroffen geld te vergaren, dan wel het geld dat zij bij zich droegen uit te geven. Hieruit volgt dat verdachte tijdens zijn aanhouding nog een restantbedrag van € 43,60 aan wisselgeld in zijn bezit zou moeten hebben gehad. Bij de insluitingsfouillering werd een geldbedrag van € 23,60 bij hem aangetroffen. Nu dit geld onderdeel uitmaakt van het geld dat bij aangever werd ontvreemd, dient dit geldbedrag naar het oordeel van de rechtbank te worden teruggeven aan aangever.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 03/700381-11 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 03/700409-09 ten laste gelegde feit 2 primair.
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 52 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [naam slachtoffer 2] van het bij verdachte in beslag genomen en nog niet teruggeven geldbedrag van € 23,60.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3], van een bedrag van € 1.700,- vermeerderd met de wettelijke rente van 16 juni 2009 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente van 16 juni 2009 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4], te betalen een bedrag van € 2.045,- vermeerderd met de wettelijke rente van 16 juni 2009 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] ter zake de post laptop eigendom van [benadeeldepartij 1];
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] ter zake de post laptop eigendom van [benadeelde partij 2] in de vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 4] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente van 16 juni 2009 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van € 451,- vermeerderd met de wettelijke rente van 16 juni 2009 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 9 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente van 16 juni 2009 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in haar vordering niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 september 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is (na wijziging) ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700278-11.
hij op of omstreeks 29 mei 2011 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een mobiele telefoon en/of een sleutelbos, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of geschopt en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 2] bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 2] tegen de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met het hoofd tegen de grond heeft geslagen, terwijl het feit werd begaan op de openbare weg [A.], in elk geval op de openbare weg.
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700381-11.
hij op of omstreeks 17 mei 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [A.straat], in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk [merknaam]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij op of omstreeks 17 mei 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [A.straat], in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk [merknaam]), in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- op/naar die [naam slachtoffer 1] is toegelopen/gegaan, waarbij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zich positioneerde(n) voor en/of (schuin) achter die [naam slachtoffer 1] en/of
- (daarbij) (dwingend/aandringend) aan die [naam slachtoffer 1] heeft gevraagd of hij beltegoed had en/of
- die mobiele telefoon uit de handen van die [naam slachtoffer 1] heeft gepakt en/of getrokken en/of die mobiele telefoon heeft laten afgeven en/of overhandigen
en/of afstaan en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd dat één van hen een pistool bij zich had, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
Hij op of omstreeks 17 mei 2011 te Sittard, althans in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [naam slachtoffer 1], door geweld en/of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, namelijk zijn mobiele telefoon ([merknaam]) af te geven en/of te overhandigen en/of af te staan en/of te laten gebruiken, door tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- op/naar [naam slachtoffer 1] toe te lopen/gaan, waarbij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zich positioneerde(n) voor en/of (schuin) achter die [naam slachtoffer 1] en/of
- (daarbij) (dwingend/aandringend) aan die [naam slachtoffer 1] te vragen of hij beltegoed had en/of
- die mobiele telefoon uit de handen van die [naam slachtoffer 1] te pakken en/of te trekken dan wel die [naam slachtoffer 1] die mobiele telefoon meermalen of eenmaal te laten afgeven en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat één van hen een pistool bij zich had, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 03/700409-09.
hij op of omstreeks 16 juni 2009 in de gemeente Stein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 12, in elk geval een aantal laptops en/of een of meer mobiele telefoon(s) en/of een (heren)horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [benadeeldepartij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond uit:
- het met een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp slaan op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 3] en/of
- het tegen die [naam slachtoffer 3] uiten van de woorden: "We schieten je kop er vanaf" en/of "Waar zijn de sleutels ik schiet je kop eraf" althans woorden van gelijke strekking en/of
- het houden van een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen en/of in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer 3];
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in het tijdvak van 16 juni 2009 tot en met 15 juli 2009 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een GSM-telefoon, merk [merknaam] en/of een GSM-telefoon, merk [merknaam] en/of een laptop merk [merknaam] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dat/die GSM-telefoontoestel(len) en/of die laptop (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in het tijdvak van 16 juni 2009 tot en met 15 juli 2009 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een GSM-telefoon, merk [MERKNAAM] en/of een GSM-telefoon, merk [merknaam] en/of een laptop, merk [merknaam], heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die GSM-telefoontoestel(len) en/of die laptop (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij op of omstreeks 11 juli 2009 tussen 02.30 uur en 03.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [C.straat] heeft weggenomen een GSM-toestel, merk [merknaam], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2009, in elk geval in of omstreeks het tijdvak van 11 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,, in elk geval in Nederland, een GSM-toestel, merk [merknaam] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat GSM-toestel wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2009, in elk geval in of omstreeks het tijdvak van 11 juli 2009 tot en met 15 juli 2009, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,, in elk geval in Nederland, een GSM-toestel, merk [merknaam] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat
GSM-toestel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
hij op of omstreeks 15 juli 2009 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, voorhanden heeft gehad 3 knalpatronen, kaliber [type], in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II of III.