ECLI:NL:RBMAA:2011:BU3022

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700287-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnezaak na twijfel over fotoherkenning

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 14 februari 2011 in Maastricht zou hebben gereden in een personenauto van het merk [merk auto], heeft de rechtbank op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 275 gram cocaïne. De verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee herkenden de verdachte op basis van een foto als de bestuurder van de auto, waaruit een zak met cocaïne werd gegooid. Echter, de verdachte ontkende op de betreffende datum in Maastricht te zijn geweest en verklaarde dat zijn auto die avond in Rotterdam was gestolen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuige [naam getuige] in overweging genomen, evenals de tijdsduur tussen de aanhouding en de aangifte van diefstal. De rechtbank concludeerde dat het niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de bestuurder van de auto was en dat er twijfel bestond over de fotoherkenning door de verbalisanten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700287-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 oktober 2011
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 september 2011, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:samen met anderen of alleen opzettelijk cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.
Feit 2: samen met anderen of alleen opzettelijk ongeveer 275 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Uit de processen-verbaal van de Koninklijke Marechaussee volgt dat verbalisanten gezien hebben dat op 14 februari 2011 in Maastricht een blauwe plastic zak, waarin na onderzoek uitgevoerd door het NFI, cocaïne bleek te zitten, uit het raam aan de bestuurderszijde van een personenauto merk [merk auto] werd gegooid. Deze auto bleek op naam te staan van verdachte. Deze verbalisanten hebben vervolgens de bestuurder (verdachte) om 20.05 uur in Maastricht aangehouden en voorzien van transportboeien. Korte tijd later is verdachte ontvlucht. Verbalisanten hebben verdachte tijdens de aanhouding goed kunnen zien en hebben hem later- nadat hij gevlucht was - op een foto herkend. Volgens verdachte heeft hij deze auto, ook al staat deze op zijn naam, die dag niet bestuurd. Zijn auto is die avond in Rotterdam gestolen. Hij heeft daar om 22.13 uur in Rotterdam aangifte van gedaan. Verdachte ontkent op 14 februari 2011 in Maastricht te zijn geweest.
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij toen niet de bestuurder van zijn auto was, dat deze auto die dag gestolen is in Rotterdam, waarvan hij aangifte heeft gedaan, en dat hij die dag helemaal niet in Maastricht is geweest ongeloofwaardig. Bovendien is het volgens een autorouteplanner mogelijk om vanaf de plaats van aanhouding in Maastricht met een auto binnen 2 uur en 2 minuten naar het politiebureau in de wijk [K/C] te Rotterdam te rijden, waarna binnen korte tijd door verdachte aangifte van deze diefstal gedaan kan zijn.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek geëist.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten bepleit. De raadsman heeft primair aangevoerd dat er weliswaar wettige bewijsmiddelen voorhanden zijn, maar dat niet wettig en overtuigend bewezen geacht kan worden dat verdachte ten tijde van het begaan van deze feiten de bestuurder van de op zijn naam staande auto merk [merk auto] met kenteken [xx-xx-xx] was. Verdachte ontkent dat hij op 14 februari 2011 in Maastricht was en dat hij iets met deze verdovende middelen te maken had. De raadsman heeft gesteld dat verdachte toen niet de bestuurder van deze auto geweest kan zijn, omdat verdachte die dag te 22.13 uur op het politiebureau te Rotterdam (wijk [K/C]), aangifte heeft gedaan van diefstal van deze auto, wat ter zitting door de getuige [naam getuige] is bevestigd. Het is, volgens de raadsman, onmogelijk dat verdachte tussen de aanhouding om 20.05 uur en de aangifte van diefstal van de auto om 22.13 uur vanuit Maastricht naar Rotterdam gereden zou zijn, rekening houdend met het feit dat tijdens de aanhouding zijn polsen geboeid waren, hij daarna niet over een auto beschikte en hij bovendien een half uur heeft moeten wachten voordat hij de aangifte kon doen. De herkenning door verbalisanten van verdachte berust op een vergissing. Overigens zijn volgens de raadsman in het dossier onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is het volgende vast komen te staan.
Op 14 februari 2011 omstreeks 20.00 uur zagen verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee (KMAR), Brigade Limburg-Zuid, in Maastricht een personenauto van het merk [merk auto] met kenteken [xx-xx-xx] rijden, die zich op een eerdere datum aan een controle had onttrokken. De bestuurder van deze [merk auto] vertoonde opvallend rijgedrag. Verbalisanten trachtten een controle in te stellen en gaven een stopteken. De bestuurder van de [merk auto] onttrok zich aan deze controle en reed met sterk verhoogde snelheid weg. Verbalisanten zagen dat uit het bestuurdersraam van de [merk auto] een blauwe plastic zak werd gegooid, die op straat belandde.
Nadat de [merk auto] tot stilstand was gekomen op de [M.straat] te Maastricht zagen verbalisanten dat een hen onbekende man vanaf de zitplaats rechts achter uitstapte en wegrende. De bestuurder en de bijrijder konden worden aangehouden. De bestuurder werd voorzien van transportboeien in de politieauto geplaatst, maar korte tijd later wist hij te voet te ontvluchten.
De blauwe plastic zak werd veilig gesteld. Er werden stukken wit poeder in aangetroffen. Het bruto gewicht van de zak met inhoud was 275,37 gram. Na onderzoek door het NFI bleek dit materiaal cocaïne te bevatten.
Genoemde [merk auto] bleek op naam te staan van verdachte.
De verbalisanten hebben vervolgens via de landelijke meldkamer, uit de Politie informatie systemen een foto van de tenaamgestelde van de [merk auto], te weten verdachte[naam verdachte], opgevraagd en ontvangen en zij verklaren in hun proces-verbaal dat zij verdachte van die foto herkenden als de aangehouden en daarna gevluchte bestuurder van voornoemde [merk auto].
Verdachte heeft ontkend dat hij op 14 februari 2011 in Maastricht was en dat hij iets met de verdovende middelen te maken heeft gehad.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij die dag omstreeks 22.13 uur op het politiebureau in de wijk [K/C] te Rotterdam, nadat hij ongeveer een half uur eerder door zijn neefje [naam getuige] naar dit politiebureau was gebracht, aangifte heeft gedaan van diefstal van de [merk auto], gepleegd op diezelfde dag te Rotterdam tussen 16.00 en 20.30 uur. Ter terechtzitting is [naam getuige] als getuige gehoord en heeft deze verklaring van verdachte bevestigd.
Bij de stukken van de raadkamer gevangenhouding bevindt zich een door de raadsman van verdachte overgelegde kopie van het genoemde proces-verbaal van aangifte.
De vraag die de rechtbank dient te beoordelen is of verdachte op 14 februari 2011 omstreeks 20.00 uur in Maastricht de bestuurder van genoemde [merk auto] is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten de bestuurder van de genoemde [merk auto] is geweest. Zij overweegt daartoe het volgende.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat verdachte op 14 februari 2011 omstreeks 22.13 uur op genoemd politiebureau in Rotterdam aangifte heeft gedaan van diefstal van de [merk auto], en dat de bestuurder van de [merk auto] die avond omstreeks 20.05 uur in Maastricht geboeid te voet is gevlucht. Tussen deze twee tijdstippen ligt een tijd van twee uur en acht minuten. Volgens de routeplanner kan de afstand tussen de plaats van aanhouding en het politiebureau waar aangifte is gedaan gereden worden in twee uur en twee minuten. Maar in dit geval was de aangehouden bestuurder geboeid en had hij niet onmiddellijk een auto tot zijn beschikking. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij zeker een half uur op het politiebureau heeft moeten wachten voordat zijn aangifte werd opgenomen. Dit acht de rechtbank niet onaannemelijk, omdat het niet ongebruikelijk is dat men op een politiebureau moet wachten voordat een aangifte wordt opgenomen. Gelet op al deze omstandigheden is de tijd gelegen tussen het ontvluchten uit de auto en het doen van aangifte naar het oordeel van de rechtbank te kort geweest om aan te kunnen nemen dat verdachte de aangehouden bestuurder van de [merk auto] is geweest. Niet valt uit te sluiten dat de verbalisanten zich bij de fotoherkenning hebben vergist.
Gelet op het vorenstaande zal verdachte van de ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. M.E. Kramer en
mr. A.W. Oosterman, rechters, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 oktober 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2011 in de gemeente Maastricht, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2011 in de gemeente Maastricht, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad (ongeveer) 275 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I.