3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Uit de processen-verbaal van de Koninklijke Marechaussee volgt dat verbalisanten gezien hebben dat op 14 februari 2011 in Maastricht een blauwe plastic zak, waarin na onderzoek uitgevoerd door het NFI, cocaïne bleek te zitten, uit het raam aan de bestuurderszijde van een personenauto merk [merk auto] werd gegooid. Deze auto bleek op naam te staan van verdachte. Deze verbalisanten hebben vervolgens de bestuurder (verdachte) om 20.05 uur in Maastricht aangehouden en voorzien van transportboeien. Korte tijd later is verdachte ontvlucht. Verbalisanten hebben verdachte tijdens de aanhouding goed kunnen zien en hebben hem later- nadat hij gevlucht was - op een foto herkend. Volgens verdachte heeft hij deze auto, ook al staat deze op zijn naam, die dag niet bestuurd. Zijn auto is die avond in Rotterdam gestolen. Hij heeft daar om 22.13 uur in Rotterdam aangifte van gedaan. Verdachte ontkent op 14 februari 2011 in Maastricht te zijn geweest.
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij toen niet de bestuurder van zijn auto was, dat deze auto die dag gestolen is in Rotterdam, waarvan hij aangifte heeft gedaan, en dat hij die dag helemaal niet in Maastricht is geweest ongeloofwaardig. Bovendien is het volgens een autorouteplanner mogelijk om vanaf de plaats van aanhouding in Maastricht met een auto binnen 2 uur en 2 minuten naar het politiebureau in de wijk [K/C] te Rotterdam te rijden, waarna binnen korte tijd door verdachte aangifte van deze diefstal gedaan kan zijn.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek geëist.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten bepleit. De raadsman heeft primair aangevoerd dat er weliswaar wettige bewijsmiddelen voorhanden zijn, maar dat niet wettig en overtuigend bewezen geacht kan worden dat verdachte ten tijde van het begaan van deze feiten de bestuurder van de op zijn naam staande auto merk [merk auto] met kenteken [xx-xx-xx] was. Verdachte ontkent dat hij op 14 februari 2011 in Maastricht was en dat hij iets met deze verdovende middelen te maken had. De raadsman heeft gesteld dat verdachte toen niet de bestuurder van deze auto geweest kan zijn, omdat verdachte die dag te 22.13 uur op het politiebureau te Rotterdam (wijk [K/C]), aangifte heeft gedaan van diefstal van deze auto, wat ter zitting door de getuige [naam getuige] is bevestigd. Het is, volgens de raadsman, onmogelijk dat verdachte tussen de aanhouding om 20.05 uur en de aangifte van diefstal van de auto om 22.13 uur vanuit Maastricht naar Rotterdam gereden zou zijn, rekening houdend met het feit dat tijdens de aanhouding zijn polsen geboeid waren, hij daarna niet over een auto beschikte en hij bovendien een half uur heeft moeten wachten voordat hij de aangifte kon doen. De herkenning door verbalisanten van verdachte berust op een vergissing. Overigens zijn volgens de raadsman in het dossier onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is het volgende vast komen te staan.
Op 14 februari 2011 omstreeks 20.00 uur zagen verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee (KMAR), Brigade Limburg-Zuid, in Maastricht een personenauto van het merk [merk auto] met kenteken [xx-xx-xx] rijden, die zich op een eerdere datum aan een controle had onttrokken. De bestuurder van deze [merk auto] vertoonde opvallend rijgedrag. Verbalisanten trachtten een controle in te stellen en gaven een stopteken. De bestuurder van de [merk auto] onttrok zich aan deze controle en reed met sterk verhoogde snelheid weg. Verbalisanten zagen dat uit het bestuurdersraam van de [merk auto] een blauwe plastic zak werd gegooid, die op straat belandde.
Nadat de [merk auto] tot stilstand was gekomen op de [M.straat] te Maastricht zagen verbalisanten dat een hen onbekende man vanaf de zitplaats rechts achter uitstapte en wegrende. De bestuurder en de bijrijder konden worden aangehouden. De bestuurder werd voorzien van transportboeien in de politieauto geplaatst, maar korte tijd later wist hij te voet te ontvluchten.
De blauwe plastic zak werd veilig gesteld. Er werden stukken wit poeder in aangetroffen. Het bruto gewicht van de zak met inhoud was 275,37 gram. Na onderzoek door het NFI bleek dit materiaal cocaïne te bevatten.
Genoemde [merk auto] bleek op naam te staan van verdachte.