3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam verbalisant 1], [naam verbalisant 2] en [naam slachtoffer]. Hij acht de verklaring van verdachte dat deze [naam slachtoffer] niet heeft gezien onaannemelijk, omdat de afstand van de bocht waaruit verdachte gereden kwam tot de plek waar [naam slachtoffer] op de weg stond 170 meter betrof en verdachte eerst vaart heeft geminderd voordat hij met grote snelheid wegreed van deze plek.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte gas heeft geminderd omdat hij bezig was met het aansteken van een sigaret. Toen hij merkte dat hij minder snel reed, heeft hij gas bijgegeven. Dat was de reden van de snelheidsvermeerdering. Hij heeft verbalisant [naam slachtoffer] niet tijdig gezien, omdat hij was afgeleid door de sigaret. Dit is aan hem te wijten, maar er is geen sprake van klassiek opzet op het van het leven beroven van [naam slachtoffer] dan wel op het hem opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wel is er sprake van voorwaardelijk opzet. Hoe dit gekwalificeerd dient te worden, laat de raadsman over aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat op 9 juli 2011 op de [B.weg] te Sittard een verkeerscontrole heeft plaatsgevonden. Verbalisant [naam slachtoffer] was betrokken bij het dirigeren van het verkeer naar de parkeerplaats van het winkelbedrijf [naam bedrijf], waar de controle plaatsvond. Hij was gekleed in politieverkeersuniform, gele jas met reflectiestrepen over de gehele jas en had een Maglite lamp met rode kegel bij zich.
Verbalisant [naam slachtoffer] bevond zich in het midden van de linkerrijbaan, toen hij zag dat een [merk auto]met kenteken [xx-xx-xx]over de meest linker rijstrook kwam aanrijden. Hij heeft zijn rode lamp aangedaan op het moment dat de [merk auto] ongeveer 100 meter van hem was verwijderd. De lamp straalde helder rood licht uit. [naam slachtoffer] bewoog de lamp verticaal op en neer en maakte vervolgens een zwaaibeweging met de lamp. Hij hoorde dat het toerental van de auto terugliep en zag dat de auto snelheid minderde toen deze zich op een afstand van 30 à 40 meter van hem bevond. Nadat hij een aantal zwaaibewegingen had gemaakt, hoorde hij het toerental van de motor fors omhoog gaan en zag hij dat de auto zeer snel versnelde en recht op hem afreed. Hij realiseerde zich dat de auto hem zou aanrijden als hij niet zou wegspringen. Hij was net op de middenberm gesprongen, toen de auto hem met hoge snelheid passeerde.
[naam slachtoffer] heeft door dit voorval onder meer lichamelijke klachten opgelopen, waarvoor hij onder behandeling van een fysiotherapeut is.
De verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 1] zijn achter de auto aangereden. Nadat het transparant “Stop politie” was aangezet, minderde de auto vaart. [naam verbalisant 1] zag dat na de snelheidsmindering de goedwerkende snelheidsmeter van zijn dienstmotor nog een snelheid van 90 kilometer per uur aangaf.
Verbalisant [naam verbalisant 4] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat hij op 9 juli 2011 in Sittard belast was met een alcoholcontrole. Ook hij was gekleed in een gele jas met reflectiestrepen en had een maglite staaflamp met rode kegel. Hij zag dat [naam slachtoffer] zich op het midden van de rijstrook van de [B.weg] bevond. Hij hoorde een auto hard komen aanrijden vanuit de richting Sittard. Hij zag dat [naam slachtoffer] zijn lamp aandeed toen de auto de kruising met de [P.straat] gepasseerd was en dat hij een zwaai/stopteken gaf. Hij zag dat de auto tot ongeveer 30 à 40 meter met sterk verminderde snelheid naderde. Hij hoorde dat het toerental van de motor opeens fors omhoog ging en dat de auto erg versnelde. Hij zag vervolgens [naam slachtoffer] naar de middengeleider van de [B.weg] springen/rennen. [naam slachtoffer] was net aan de kant gesprongen toen de auto de plek passeerde waar [naam slachtoffer] had gestaan. De auto was van het merk [merk auto]en had het kenteken [xx-xx-xx].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 9 juli 2011 in een auto van het merk [merk auto]met kenteken [xx-xx-xx]reed over de [B.weg] te Sittard. Hij kwam gereden uit een bocht en heeft [naam slachtoffer] niet tijdig gezien, omdat hij doende was met het aansteken van een sigaret en niet op de weg lette, maar op de sigarettenaansteker in de auto. Op het moment waarop hij [naam slachtoffer] gewaar werd, kon hij niet meer stoppen, omdat de afstand tussen hem en [naam slachtoffer] te kort was.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte voor zover inhoudend dat hij doende was met het aansteken van een sigaret en verbalisant [naam slachtoffer] daardoor te laat opmerkte niet aannemelijk. Verdachte heeft in de eerder door hem bij de politie afgelegde verklaring niets vermeld over het aansteken van een sigaret, noch heeft hij eerder vermeld dat hij was afgeleid en daardoor niet goed op de weg lette op het moment waarop hij zich aan de verkeerscontrole onttrok.