ECLI:NL:RBMAA:2011:BT7630

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703165/11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de dood van een vrouw na gebruik van XTC-pillen

Op 14 oktober 2011 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de dood van een vrouw na het gebruik van XTC-pillen centraal staat. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen, omdat zij onvoldoende geïnformeerd was over de werking van de stoffen MDMA en PMMA, die in de XTC-pillen zijn aangetroffen. De rechtbank heeft vragen geformuleerd voor dr. B.E. Smink, een NFI-deskundige forensische toxicologie, over de mogelijkheid van acute intoxicatie door deze stoffen en de effecten van combinaties met andere middelen zoals speed. Tevens is er behoefte aan inzicht in wat onder 'redelijk gebruik' van XTC-pillen verstaan moet worden en welke informatie dealers doorgaans aan kopers verstrekken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting op 30 september 2011 niet volledig is geweest en dat er aanvullende deskundigen nodig zijn om de vragen te beantwoorden. De zaak is daarom verwezen naar de rechter-commissaris, die verantwoordelijk is voor het aanstellen van deskundigen en het verzamelen van relevante informatie. De rechtbank heeft de zitting geschorst voor onbepaalde tijd, totdat de benodigde rapportages en antwoorden van de deskundigen zijn ontvangen. De verdachte en de deskundigen zullen worden opgeroepen voor de hervatting van het onderzoek.

Deze uitspraak benadrukt het belang van deskundig onderzoek in strafzaken waarbij de dood van een persoon in verband wordt gebracht met het gebruik van verdovende middelen. De rechtbank streeft naar een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de gezondheidseffecten van drugsgebruik en de verantwoordelijkheden van zowel gebruikers als verkopers aan de orde komen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703165-11
Datum uitspraak: 14 oktober 2011
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2011 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 17 april 2011 tot en met 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij in of omstreeks de periode van 17 april 2011 tot en met 20 juni 2011, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) waren, te weten tabletten welke PMMA en/of MDMA bevatten, heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft uitgedeeld, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), dat die tabletten voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter verzwijgende;
3.
zij op of omstreeks 30 maart 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 61 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer 52 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer (in totaal) 3 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
zij op of omstreeks 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 16 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer 2,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer (in totaal) 35,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een stof bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 47 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een stof bevattende MDMA,
zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het onderzoek van de zaak
Gelet op het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte en gezien de beslissing van de rechtbank om nader onderzoek te verrichten in de zaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte], is de rechtbank van oordeel dat ook in de zaak tegen verdachte nader onderzoek dient te worden verricht.
Tijdens de beraadslaging naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 30 september 2011 is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Zij acht zich onvoldoende voorgelicht over de werking van de stoffen MDMA en PMMA, met name in combinatie met andere door het slachtoffer [naam slachtoffer] gebruikte middelen. Ook acht zij het van belang om nader te worden voorgelicht over de vraag wat moet worden verstaan onder een “redelijk gebruik” van de in dit geval door [naam slachtoffer] genuttigde XTC-pillen.
Mogelijk zijn niet alle in de zaak van medeverdachte [naam medeverdachte] gestelde vragen van belang voor de onderhavige zaak maar gelet op de nauwe verbondenheid van beide zaken zal de rechtbank in de onderhavige zaak dezelfde vragen stellen.
De rechtbank is van oordeel dat een aanvullend rapport dient te worden opgesteld door
dr. B.E. Smink, NFI-deskundige forensische toxicologie, waarbij de onderstaande vragen zullen moeten worden beantwoord:
1. Is het mogelijk dat door inname van de door [naam slachtoffer] genuttigde XTC-pillen, waarin
onder meer een hoeveelheid MDMA en PMMA voorkomt, acute intoxicatie optreedt?
Zo ja, is de acute intoxicatie een gevolg van de MDMA, van de PMMA, van een combinatie van beide of van een andere stof in die pillen?
Zo ja, bij gebruik van welke hoeveelheid pillen is het risico op acute intoxicatie aanwezig?
Zo ja, bij welke hoeveelheid PMMA en/of MDMA (of een andere stof) is dit risico aanwezig?
2. Is een dergelijk risico mede afhankelijk van de persoon van de gebruiker, waarbij
bijvoorbeeld wordt gedacht aan leeftijd, lichaamsbouw, lichamelijke conditie en medicijngebruik? Hoe was dat in het geval van [naam slachtoffer]?
3. [naam slachtoffer] had behalve de betreffende XTC-pillen ook speed genuttigd. In
haar bloed zijn, blijkens het toxicologisch rapport, verschillende stoffen van lijst I
aangetroffen. Wat is de werking van de speed en de stoffen uit de XTC-pillen, wanneer zij gecombineerd worden gebruikt?
4. Is het mogelijk dat de dood van [naam slachtoffer] is veroorzaakt door de stof PMMA of door de stof MDMA of door een andere stof die in de door haar ingenomen XTC-pillen aanwezig was?
Is het mogelijk dat de dood van [naam slachtoffer] is veroorzaakt door een combinatie van twee of meer van de stoffen die in de door haar ingenomen pillen aanwezig waren?
Of kan de cocktail die zij heeft gebruikt (XTC-pillen in combinatie met speed en/of eventueel de op haar kamer aangetroffen medicijnen) de oorzaak zijn van haar dood?
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat de volgende vragen ter terechtzitting zullen worden beantwoord door een deskundige op het gebied van gebruik van verdovende middelen, waarbij zij denkt aan iemand die werkzaam is bij de Jellinekkliniek of een soortgelijke instelling.
A. Wat kan worden aangemerkt als een “redelijk gebruik” van XTC-pillen, daarbij ook de situatie waarin deze pillen worden gebruikt in ogenschouw nemend, bijvoorbeeld thuis, tijdens feesten of festivals?
B. Is bekend wat een gemiddelde dealer weet over het gebruik van verdovende middelen van kopers en welke informatie normaal gesproken door de verkoper aan de koper bij de koop van verdovende middelen wordt verschaft omtrent de te verhandelen waar?
Gezien bovenstaande zal de rechtbank het onderzoek in deze zaak heropenen.
Zij zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris, ter schriftelijke beantwoording van de hierboven geformuleerde vragen 1 tot en met 4 door dr. B.E. Smink. Deze deskundige dient het antwoord op de vragen in de vorm van een rapport op zo kort mogelijke termijn in te dienen bij het kabinet van de rechter-commissaris.
Daarnaast geeft de rechtbank de opdracht aan de rechter-commissaris een deskundige op het gebied van gebruik van verdovende middelen te benoemen, om ter terechtzitting de hierboven vermelde vragen A en B en eventueel nadere vragen te beantwoorden. Indien deze deskundige voorafgaand aan de terechtzitting schriftelijk enige informatie kan overleggen of literatuur omtrent dit onderwerp via de rechter-commissaris aan de rechtbank kan verschaffen, zal dit door de rechtbank zeer op prijs worden gesteld.
Tevens dient dr. B.E. Smink tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting aanwezig te zijn, om als deskundige te worden gehoord omtrent de door hem opgestelde rapportages en om eventuele nadere vragen te beantwoorden.
Om beide deskundigen in enige mate op de hoogte te stellen van de inhoud van de zaak, dienen zij in het bezit te worden gesteld van het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 30 september 2011. Dr. B.E. Smink dient tevens de beschikking te krijgen over de rapporten en processen-verbaal met betrekking tot het slachtoffer [naam slachtoffer], waaronder de in haar woning aangetroffen medicijnen (proces-verbaal n.a.v. de onnatuurlijke dood van [naam slachtoffer] p. 16), en de betreffende XTC-pillen.
Het onderzoek ter terechtzitting zal in verband met bovenstaande na hervatting worden geschorst voor onbepaalde tijd.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- heropent het onderzoek in deze zaak;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde:
• door dr. B.E. Smink, NFI-deskundige forensische toxicologie, de hierboven onder 1 tot en met 4 genoemde vragen schriftelijk te doen beantwoorden en daaromtrent een rapport te doen opmaken, welk rapport aan het dossier moet worden toegevoegd;
• een deskundige op het gebied van gebruik van verdovende middelen te benoemen, die de hierboven onder A en B genoemde vragen en eventueel nadere vragen kan beantwoorden, daarbij denkend aan een medewerker van de Jellinekkliniek te Amsterdam of van een soortgelijke instelling.
Het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 30 september 2011 dient aan beide deskundigen te worden verstrekt. Dr. B.E. Smink dient daarnaast de beschikking te krijgen over de rapporten en processen-verbaal met betrekking tot het slachtoffer [naam slachtoffer], waaronder de in haar woning aangetroffen medicijnen (proces-verbaal n.a.v. de onnatuurlijke dood van [naam slachtoffer] p. 16), en de betreffende XTC-pillen;
- schorst vervolgens het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd;
- beveelt de oproeping van verdachte tegen de dag en het tijdstip waarop het onderzoek in deze zaak zal worden hervat;
- verstaat dat de raadsvrouw van verdachte afschrift van de oproeping zal ontvangen;
- beveelt de oproeping van dr. B.E. Smink en de door de rechter-commissaris benoemde deskundige tegen de datum en het tijdstip waarop de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaak zal plaatsvinden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.J.M. Goessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 14 oktober 2011.