ECLI:NL:RBMAA:2011:BT7627

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/706108/11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de dood van een vrouw na gebruik van XTC-pillen

Op 14 oktober 2011 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de dood van een vrouw na het gebruik van XTC-pillen centraal stond. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen, omdat zij onvoldoende geïnformeerd was over de werking van de stoffen MDMA en PMMA, vooral in combinatie met andere middelen die het slachtoffer had gebruikt. De rechtbank heeft vragen geformuleerd die beantwoord moeten worden door dr. B.E. Smink, een NFI-deskundige forensische toxicologie. Deze vragen betreffen de mogelijkheid van acute intoxicatie door de ingenomen XTC-pillen, de effecten van de combinatie van XTC met speed, en de vraag of de dood van het slachtoffer veroorzaakt kan zijn door de stoffen in de pillen of een combinatie daarvan.

De rechtbank heeft ook de noodzaak benadrukt om deskundigen te benoemen die meer inzicht kunnen geven in het gebruik van verdovende middelen en de risico's daarvan. De zaak is geschorst tot de pro forma zitting op 20 december 2011, waarbij de rechtbank verwacht dat de rapportages van de deskundigen tijdig zullen worden ingediend. De rechtbank heeft de verdachte, de nabestaanden van het slachtoffer en de betrokken deskundigen op de hoogte gesteld van de verdere procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/706108-11
Datum uitspraak: 14 oktober 2011
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2011 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of en/of amfetamine, zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2011 tot en met 30 maart 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, waren, te weten tabletten (welke PMMA en/of MDMA bevatten), heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft uitgedeeld, terwijl hij, verdachte, wist, dat die tabletten voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter heeft verzwegen, terwijl dit feit
iemands, (te weten [naam slachtoffer]), dood ten gevolge heeft gehad;
3.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 02 april 2011 tot en met 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) waren, te weten tabletten (welke PMMA en/of MDMA bevatten), heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft uitgedeeld, (telkens) terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die tabletten voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter heeft/hebben verzwegen;
4.
hij op of omstreeks 30 maart 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 61 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer 52 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer (in totaal) 3 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op of omstreeks 20 juni 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 16 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer 2,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende PMMA en/of MDMA en/of
- ongeveer (in totaal) 35,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een stof bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 47 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een stof bevattende MDMA,
zijnde PMMA en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het onderzoek van de zaak
Tijdens de beraadslaging naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 30 september 2011 is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Zij acht zich onvoldoende voorgelicht over de werking van de stoffen MDMA en PMMA, met name in combinatie met andere door het slachtoffer [naam slachtoffer] gebruikte middelen. Ook acht zij het van belang om nader te worden voorgelicht over de vraag wat moet worden verstaan onder een “redelijk gebruik” van de in dit geval door [naam slachtoffer] genuttigde XTC-pillen.
De rechtbank is van oordeel dat een aanvullend rapport dient te worden opgesteld door
dr. B.E. Smink, NFI-deskundige forensische toxicologie, waarbij de onderstaande vragen zullen moeten worden beantwoord:
1. Is het mogelijk dat door inname van de door [naam slachtoffer] genuttigde XTC-pillen, waarin
onder meer een hoeveelheid MDMA en PMMA voorkomt, acute intoxicatie optreedt?
Zo ja, is de acute intoxicatie een gevolg van de MDMA, van de PMMA, van een combinatie van beide of van een andere stof in die pillen?
Zo ja, bij gebruik van welke hoeveelheid pillen is het risico op acute intoxicatie aanwezig?
Zo ja, bij welke hoeveelheid PMMA en/of MDMA (of een andere stof) is dit risico aanwezig?
2. Is een dergelijk risico mede afhankelijk van de persoon van de gebruiker, waarbij bijvoorbeeld wordt gedacht aan leeftijd, lichaamsbouw, lichamelijke conditie en medicijngebruik? Hoe was dat in het geval van [naam slachtoffer]?
3. [naam slachtoffer] had behalve de betreffende XTC-pillen ook speed genuttigd. In
haar bloed zijn, blijkens het toxicologisch rapport, verschillende stoffen van lijst I
aangetroffen. Wat is de werking van de speed en de stoffen uit de XTC-pillen, wanneer zij gecombineerd worden gebruikt?
4. Is het mogelijk dat de dood van [naam slachtoffer] is veroorzaakt door de stof PMMA of door de stof MDMA of door een andere stof die in de door haar ingenomen XTC-pillen aanwezig was?
Is het mogelijk dat de dood van [naam slachtoffer] is veroorzaakt door een combinatie van twee of meer van de stoffen die in de door haar ingenomen pillen aanwezig waren?
Of kan de cocktail die zij heeft gebruikt (XTC-pillen in combinatie met speed en/of eventueel de op haar kamer aangetroffen medicijnen) de oorzaak zijn van haar dood?
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat de volgende vragen ter terechtzitting zullen worden beantwoord door een deskundige op het gebied van gebruik van verdovende middelen, waarbij zij denkt aan iemand die werkzaam is bij de Jellinekkliniek of een soortgelijke instelling.
A. Wat kan worden aangemerkt als een “redelijk gebruik” van XTC-pillen, daarbij ook de situatie waarin deze pillen worden gebruikt in ogenschouw nemend, bijvoorbeeld thuis, tijdens feesten of festivals?
B. Is bekend wat een gemiddelde dealer weet over het gebruik van verdovende middelen van kopers en welke informatie normaal gesproken door de verkoper aan de koper bij de koop van verdovende middelen wordt verschaft omtrent de te verhandelen waar?
Gezien bovenstaande zal de rechtbank het onderzoek in deze zaak heropenen.
Zij zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris, ter schriftelijke beantwoording van de hierboven geformuleerde vragen 1 tot en met 4 door dr. B.E. Smink. Deze deskundige dient het antwoord op de vragen in de vorm van een rapport op zo kort mogelijke termijn in te dienen bij het kabinet van de rechter-commissaris.
Daarnaast geeft de rechtbank de opdracht aan de rechter-commissaris een deskundige op het gebied van gebruik van verdovende middelen te benoemen, om ter terechtzitting de hierboven vermelde vragen A en B en eventueel nadere vragen te beantwoorden. Indien deze deskundige voorafgaand aan de terechtzitting schriftelijk enige informatie kan overleggen of literatuur omtrent dit onderwerp via de rechter-commissaris aan de rechtbank kan verschaffen, zal dit door de rechtbank zeer op prijs worden gesteld.
Tevens dient dr. B.E. Smink tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting aanwezig te zijn, om als deskundige te worden gehoord omtrent de door hem opgestelde rapportages en om eventuele nadere vragen te beantwoorden.
Om beide deskundigen in enige mate op de hoogte te stellen van de inhoud van de zaak, dienen zij in het bezit te worden gesteld van het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 30 september
2011. Dr. B.E. Smink dient tevens de beschikking te krijgen over de rapporten en processen-verbaal met betrekking tot het slachtoffer [naam slachtoffer], waaronder de in haar woning aangetroffen medicijnen (proces-verbaal n.a.v. de onnatuurlijke dood van [naam slachtoffer] p. 16), en de betreffende XTC-pillen.
Het onderzoek ter terechtzitting zal in verband met bovenstaande na hervatting worden geschorst tot de terechtzitting van 20 december 2011 te 09:00 uur. Omdat niet te verwachten valt dat de te gelasten rapportage van dr. B.E. Smink voor deze datum zal zijn voltooid, zal dit een zogenaamde pro forma zitting zijn.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- heropent het onderzoek in deze zaak;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde:
• door dr. B.E. Smink, NFI-deskundige forensische toxicologie, de hierboven onder 1 tot en met 4 genoemde vragen schriftelijk te doen beantwoorden en daaromtrent een rapport te doen opmaken, welk rapport aan het dossier moet worden toegevoegd;
• een deskundige op het gebied van gebruik van verdovende middelen te benoemen, die de hierboven onder A en B genoemde vragen en eventueel nadere vragen kan beantwoorden, daarbij denkend aan een medewerker van de Jellinekkliniek te Amsterdam of van een soortgelijke instelling.
Het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 30 september 2011 dient aan beide deskundigen te worden verstrekt. Dr. B.E. Smink dient daarnaast de beschikking te krijgen over de rapporten en processen-verbaal met betrekking tot het slachtoffer [naam slachtoffer], waaronder de in haar woning aangetroffen medicijnen (proces-verbaal n.a.v. de onnatuurlijke dood van [naam slachtoffer] p. 16), en de betreffende XTC-pillen;
- schorst vervolgens het onderzoek ter terechtzitting tot de pro forma terechtzitting van
20 december 2011 te 09:00 uur;
- beveelt de oproeping van verdachte tegen de dag en het tijdstip waarop het onderzoek in deze zaak zal worden hervat;
- verstaat dat de raadsvrouw van verdachte afschrift van de oproeping zal ontvangen;
- verstaat dat de nabestaanden van het slachtoffer, tevens benadeelde partijen, in kennis zullen worden gesteld van de dag en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting in deze zaak zal worden hervat;
- beveelt de oproeping van dr. B.E. Smink en de door de rechter-commissaris benoemde deskundige tegen de datum en het tijdstip waarop de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaak zal plaatsvinden, zijnde niet op 20 december 2011.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.J.M. Goessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 14 oktober 2011.