ECLI:NL:RBMAA:2011:BT7105
Rechtbank Maastricht
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in de rechtbank Maastricht en de beoordeling van vooringenomenheid
In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat is ingediend door verzoeker tegen de leden van de wrakingskamer van de rechtbank Maastricht. Het verzoek tot wraking is gedaan op 30 augustus 2011, waarbij verzoeker zijn twijfels over de onpartijdigheid van de rechters heeft geuit. Hij stelde dat de gewraakte rechters, mr. [[X]] en mr. [[Q]], in het verleden samen hebben gewerkt, wat volgens hem leidt tot een situatie van 'vriendjespolitiek'. Verzoeker vreesde dat deze samenwerking de objectiviteit van de wrakingskamer zou beïnvloeden. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 15 september 2011, werd door de gewraakte rechters betoogd dat de vrees voor vooringenomenheid niet was onderbouwd met feiten en dat het systeem van wrakingskamers, dat is vastgesteld door de wetgever, niet in strijd is met de onpartijdigheid van de rechters. De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van verzoeker en de gewraakte rechters zorgvuldig afgewogen. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van verzoeker dat de rechters partijdig waren. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek dan ook ongegrond verklaard en de beslissing is openbaar uitgesproken op 22 september 2011.