parketnummer: 03/700153-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juli 2011
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adresgegevens].
Gedetineerd [locatie PI].
Raadsman is mr. J.P.H. Timmermans, advocaat te Beek.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juli 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De - ter zitting gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk [naam aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een baksteen in zijn richting te lopen en met een mes stekende of wijzende bewegingen in zijn richting te maken dan wel een mes zichtbaar voor hem in zijn hand heeft gehouden.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte opzettelijk dreigend een mes zichtbaar voor [naam aangever] in zijn hand heeft gehouden en hem daarbij dreigend de tenlastgelegde woorden heeft toegeroepen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een strafbare bedreiging. Er is meer sprake geweest van een onbeheerste uiting van woede en onmacht. [naam aangever] heeft onvoldoende geuit dat hij zich bedreigd voelde. Ter zitting heeft hij nog verklaard dat hij niet bang was. Er is dus bij [naam aangever] niet de redelijke vrees ontstaan dat hij zijn leven zou laten. Verdachtes opzet was daar overigens niet gericht.
Daarnaast merkt de raadsman op dat er weliswaar voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is, echter de belastende verklaringen van aangever en diens vriendin zitten bol van tegenstrijdigheden. Ter zitting heeft [naam aangever] - anders dan bij de politie - verklaard dat hij niet meer weet of verdachte met een baksteen naar hem heeft gewezen. Voorts komen de verklaringen die betrekking hebben op het mes niet overeen met de ter zitting afgelegde verklaring van [naam aangever]. Er dient derhalve geen waarde worden gehecht aan de verklaringen van aangever en zijn vriendin. Een bewezenverklaring kan daardoor niet volgen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat onder meer ten laste is gelegd dat verdachte opzettelijk dreigend met een baksteen en/of een mes, in elk geval een (hard en/of scherp) voorwerp, in de richting van die [naam aangever] gelopen en/of heeft verdachte (vervolgens) met dat mes, althans dat voorwerp (een) (stekende en/of wijzende) beweging(en) in de richting van die [naam aangever] gemaakt. Aangever heeft - anders dan bij de politie - ter zitting verklaard dat verdachte niet met een baksteen in zijn richting is gelopen en dat verdachte geen stekende en/of wijzende bewegingen met een mes in zijn richting heeft gemaakt. Verdachte zou enkel het mes aan hem hebben getoond. Nu twijfel bestaat over de beschreven gang van zaken zal verdachte van voormeld onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt verder het volgende.
Op 26 maart 2011 bevonden verdachte en zijn vriendin [naam vriendin] zich in het winkelcentrum van Sittard. Op een gegeven moment passeerden zij de latere aangever [naam aangever] die een opmerking maakte over de vriendin van verdachte. Verdachte accepteerde dat niet en ging verhaal halen bij aangever. Na een korte schermutseling vervolgden beiden hun weg. Onduidelijk is wie nu achter wie aanliep, maar uiteindelijk troffen aangever en verdachte zich weer in het overdekte winkelcentrum ‘het ABC-complex’ te Sittard.
Aangever heeft ter zitting verklaard dat verdachte, die hij ter zitting herkent , een mes aan hem heeft getoond. Verdachte zou daarbij de woorden hebben toegevoegd: “Kom maar, kom maar”. Aangever heeft bij de politie verklaard dat hij angst had dat hij door verdachte zou worden gestoken. Ter zitting heeft aangever verklaard dat hij onder de indruk was en steeds het gevoel had dat hij moest opletten om niet neergestoken te worden.
Getuige [naam getuige], die met aangever samen was, heeft verklaard dat verdachte een mes vasthield in zijn rechterhand, staand in de richting van aangever [naam aangever]. [naam getuige] en [naam aangever] zijn vervolgens weggelopen en hebben verdachte en zijn vriendin op enige afstand gevolgd. Aangever heeft ondertussen de politie gebeld. De gealarmeerde verbalisanten zien op een gegeven moment een persoon op hen aflopen, die voldoet aan het signalement van verdachte. Een mes is vervolgens op de plek van waar verdachte naar de politie kwam gelopen aangetroffen. Het mes is in beslag genomen. Aangever herkent het mes waarmee verdachte hem bedreigd heeft.
Voor zover de raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat [naam aangever] zich niet bedreigd voelde en dat daardoor geen sprake was van een strafbare bedreiging, is de rechtbank van oordeel dat die lezing van de raadsman niet kan worden gevolgd. Aangever heeft namelijk (betrekkelijk kort naar de gebeurtenis) bij de politie verklaard dat hij angst had dat hij door verdachte zou worden gestoken, welke verklaring ter zitting door [naam aangever] met soortgelijke bewoordingen werd bevestigd.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van aangever en zijn vriendin onbetrouwbaar zijn vanwege de vele tegenstrijdigheden, is de rechtbank van oordeel dat dit standpunt van de raadsman evenmin kan worden gevolgd. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen weliswaar op bepaalde punten afwijken maar over de in de bewezenverklaring genoemde feitelijke gedragingen zijn ze gelijkluidend en wijken ze niet van elkaar af. De rechtbank ziet geen reden om de verklaringen ter zake onbetrouwbaar te achten.
Gelet op al het bovenstaande en gezien de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 26 maart 2011 te Sittard een persoon, genaamd [naam aangever], heeft bedreigd met een mes, door opzettelijk dreigend een mes voor [naam aangever] in zijn hand te houden en hem de woorden toe te voegen: “Kom maar, kom maar”.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 maart 2011 te Sittard, [naam aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes zichtbaar voor die [naam aangever] in zijn hand gehouden en heeft verdachte daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "kom maar, kom maar".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals onder 3.3 is besproken. De rechtbank acht verder niet bewezen dat verdachte dreigend de woorden heeft toegevoegd: “zo kom nu maar vechten dan”. Blijkens de aangifte zijn die woorden gebruikt bij het incident met de baksteen, waarvan verdachte wordt vrijgesproken. Zodoende zal verdachte ook van de voormelde dreigende verbale toevoeging worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht , althans met zware mishandeling;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat - mocht het komen tot een bewezenverklaring - volstaan kan worden met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft op 26 maart 2011 [naam aangever] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een mes voor die [naam aangever] in de hand te houden. Dit betreft een ernstig feit, te meer nu dit ook nog gebeurde tussen het winkelend publiek. De gedraging van verdachte maakte indruk op [naam aangever], hij nam het serieus en tijdens het lopen door de stad had hij steeds het gevoel dat hij moest opletten om niet neergestoken te worden. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze gerealiseerd welke gevolgen zijn gedragingen met zich meebrengen. Dat neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het omvangrijke strafblad van verdachte d.d. 7 juni 2011, waaruit blijkt dat hij meerdere malen voor feiten met een gewelddadig karakter is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Het deert verdachte allemaal niet, zoals nu weer is gebleken.
De rechtbank acht derhalve enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats en wel voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis -waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld- gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.T. Dautzenberg, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.J.M. Goessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juli 2011.
Buiten staat
Mr. I.T. Dautzenberg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 maart 2011 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, [naam aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een baksteen en/of een mes, in elk geval een (hard en/of scherp) voorwerp, in de richting van die [naam aangever] gelopen en/of heeft verdachte (vervolgens) met dat mes, althans dat voorwerp (een) (stekende en/of wijzende) beweging(en) in de richting van die [naam aangever] gemaakt, althans heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes zichtbaar voor die [naam aangever] in zijn hand gehouden en/of heeft verdachte (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "zo kom nu maar vechten dan" en/of "kom maar, kom maar", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.