3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kunnen beide feiten wettig en overtuigend worden bewezen. De officier heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Mbt feit 1:
In een pand dat eigendom is van verdachte zijn een aantal hennepstekjes, plakken hasjiesj en één gedroogde henneptop aangetroffen. Deze drugs lagen op verschillende plaatsen in het pand. De medeverdachte [naam medeverdachte] is al veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van de hasjiesj en de stekjes. Het verhaal van verdachte dat hij [naam medeverdachte] de sleutel van het pand heeft gegeven en dat hij niet wist dat [naam medeverdachte] de hennepstekjes en hasjiesj in zijn pand heeft achterlaten is volstrekt ongeloofwaardig, te meer omdat in het pand van verdachte een growshop is gevestigd.
Mbt feit 2:
Er is een deurwaardersexploot waaruit blijkt dat er een civielrechtelijk beslag is gelegd op (o.a) een motor. Verdachte wist hier van. Desondanks heeft hij de motor verkocht. Dit blijkt uit de eigen verklaring van verdachte dat zijn ex-vrouw de motor wilde verkopen en dat hij dit wilde voorkomen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor beide feiten vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
T.a.v feit 1:
[naam verdachte] ontkent hier iets mee te maken te hebben, dan wel hiervan enige wetenschap te hebben gehad. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij het was die de hennepstekken en de hasjiesj in het pand heeft achtergelaten. Dat was omdat hij bij verdachte potgrond ging ophalen en ruimte nodig had in zijn auto. Verdachte had een afspraak en moest weg en had daarom [naam medeverdachte] de sleutel van de loods gegeven. [naam medeverdachte] zou de dozen met stekjes later komen ophalen. Ook verdachte heeft verklaard dat [naam medeverdachte] spullen bij hem kwam ophalen, dat verdachte naar de schoonheidsspecialiste moest en graag op tijd wilde zijn, dat hij daarom de sleutel aan [naam medeverdachte] gegeven heeft, zodat deze kon inladen en dat deze de sleutel maar in de brievenbus moest gooien. De raadsman vindt het verhaal van [naam medeverdachte] wel geloofwaardig, omdat hij zichzelf hiermee belast. Daarnaast zou hij zelf geen grond nodig hebben als hij de stekjes zou zijn komen afleveren. Bovendien wordt de lezing van [naam verdachte] ondersteund door de schoonheidsspecialiste die (blijkens haar door de raadsman ter zitting overgelegde verklaring) heeft bevestigd dat verdachte op die dag en tijd inderdaad een afspraak bij haar had. Nu verdachte in het geheel geen wetenschap had van wat [naam medeverdachte] bij hem heeft achtergelaten kan hij hiervoor niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden. Mocht de rechtbank vinden dat dit wel geldt voor de henneptop, dan wijst de raadsman erop dat één henneptop onder het gedoogbeleid valt.
T.a.v. feit 2
Verdachte wist niet dat er beslag op de motor lag. Er is weliswaar op 18 augustus 2008 een deurwaardersexploot uitgegaan, maar dit is niet in persoon aan verdachte uitgereikt. Uit de stukken blijkt immers dat dit in de brievenbus van het pand aan de [D.straat] te Sittard is gedeponeerd. Verdachte verbleef toen echter bij zijn vriendin in Susteren. Ook verder blijkt nergens uit het dossier dat verdachte op de hoogte was van het beslag.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
Uit het dossier blijkt dat er op 16 september 2008 om 17.30 uur een aantal hennepstekken en plakken hasjiesj zijn aangetroffen in een loods die toebehoort aan verdachte. Nu deze loods eigendom is van verdachte zou dit enkele gegeven in beginsel kunnen leiden tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat verdachte van die aanwezigheid geen wetenschap heeft gehad.
Verdachte heeft verklaard dat de hennepstekken en plakken hasjiesj zonder zijn medeweten door [naam medeverdachte] in de loods zijn neergezet. [naam medeverdachte] - die een kennis van hem is - heeft hem dit zelf verteld. Dit is gebeurd toen [naam medeverdachte] potgrond bij [naam verdachte] kwam kopen. Verdachte had toen geen tijd, omdat hij een afspraak had bij de schoonheidsspecialiste. Daarom gaf hij de sleutel van de loods aan [naam medeverdachte] en is hij zelf weggegaan.
Verdachtes lezing van de feiten wordt bevestigd door [naam medeverdachte], die eensluidend heeft verklaard, alsmede door de brief die de raadsman heeft overgelegd, waarin [naam schoonheidsspecialiste] bevestigt dat verdachte een afspraak met haar had op 16 september 2008 om 17.00 uur.
Gelet op deze beide ondersteunende verklaringen is de rechtbank van oordeel dat verdachtes bewering, dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepstekken en plakken hasjiesj in zijn loods, niet als onaannemelijk ter zijde kan worden geschoven. Dit geldt te meer nu de verklaring van [naam medeverdachte] niet vrijblijvend was. Hij heeft zich hiermee zelf belast en is hiervoor ook veroordeeld. Dit betekent dat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap van de aanwezigheid van de tenlastegelegde verdovende middelen had. Het feit dat er ook nog een (niet tenlastegelegde) henneptop in de loods lag maakt dit niet anders. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.