ECLI:NL:RBMAA:2011:BR6804

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
163284/KG ZA 11-334
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door eiseres aan Horrichs Apparatenbouw B.V. in kort geding na vaststelling van niet-bestaande procespartij

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht werd behandeld, heeft eiseres, een hotelboot eigenaresse, een kort geding aangespannen tegen Horrichs Apparatenbouw B.V. en Stichting Beheer Derden gelden Daemen Advocaten. De aanleiding voor de procedure was de ontdekking dat een van de partijen in eerdere bodemprocedures, [[X]] Verhuur B.V., niet daadwerkelijk bestond. Eiseres vorderde dat Horrichs Apparatenbouw B.V. in plaats van de spookpartij zou worden veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen, waaronder een voorschot op schadevergoeding en bedragen uit hoofde van onverschuldigde betaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de materiële procespartij in de eerdere procedures Horrichs Apparatenbouw B.V. was, ondanks dat deze vennootschap niet als zodanig was opgetreden in de eerdere rechtszaken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijkheid bestond voor de vordering van eiseres en dat er spoedeisend belang was bij de betaling van de gevorderde bedragen. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, inclusief de proceskosten, en veroordeelde Horrichs Apparatenbouw B.V. tot betaling van in totaal € 30.000,00, € 1.965,43 en € 647,62, vermeerderd met wettelijke rente. Dit vonnis is uitgesproken op 26 augustus 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 163284 / KG ZA 11-334
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2011
in de zaak van
[EISERES],
wonende te Maastricht,
eiseres,
advocaat mr. F.G.F.M. Tripels te Maastricht
tegen
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORRICHS APPARATENBOUW B.V.,
gevestigd te Susteren, gemeente Echt-Susteren
2.de stichting
STICHTING BEHEER DERDENGELDEN DAEMEN ADVOCATEN,
gevestigd te Brunssum,
gedaagden,
advocaat mr. G. Tajjiou te Brunssum.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [[X]] Apparatenbouw B.V. en de Stichting genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
-de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties
-de op voorhand door [[X]] Apparatenbouw B.V. c.s. overgelegde producties
-de mondelinge behandeling
-de conclusie van antwoord van [[X]] Apparatenbouw B.V. c.s.
-de aanhouding ten behoeve van het treffen van een minnelijke regeling tussen partijen.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.Het geschil
2.1.[[X]] Apparatenbouw B.V. exploiteert een onderneming die zich blijkens de inschrijving in het Handelsregister bezighoudt met groothandel in waterzuiverings- en filterapparatuur, alsmede de productie en installatie van milieutechnische waterzuiveringsapparatuur en apparaten/transportsystemen met name ten behoeve de levensmiddelenindustrie, alsmede ontwerp en productie van RVS designproducten voor in- en exterieur. Haar (enig) bestuurder en aandeelhouder is de op hetzelfde adres gevestigde moedermaatschappij [[X]] Holding B.V. en van die vennootschap is (enig) bestuurder en aandeelhouder de heer [[X]]. De heer [[X]] is directeur van [[X]] Installatie B.V. . [eiseres] is eigenaresse en exploitante van een in Maastricht gelegen hotelboot.
2.2.Door een vennootschap van de heer [[X]] zijn in 2005 en 2006 in opdracht van [eiseres] werkzaamheden uitgevoerd op haar hotelboot. Daar de in verband met de voornoemde werkzaamheden verzonden facturen ondanks verschillende sommaties ten dele niet werden voldaan door [eiseres], is uiteindelijk bij dagvaarding voor de rechtbank door [[X]] Verhuur B.V. betaling van de facturen gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. [eiseres] heeft zich in die bodemprocedure op het standpunt gesteld dat [[X]] Verhuur B.V. wanprestatie heeft gepleegd en heeft in reconventie ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomsten gevorderd, alsmede een verrekenbaar voorschot op de uiteindelijk te vergoeden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Bij vonnis van 14 oktober 2009 heeft de rechtbank de vordering in conventie toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen. [eiseres] heeft op basis van dit uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis het bedrag van € 11.882,51 voldaan op de rekening van de Stichting derdengelden van de advocaat van de eisende partij.
2.3.[eiseres] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank. In appel heeft [eiseres] haar vordering in reconventie gewijzigd en een voorschot van € 30.000,- op een nader bij staat op te maken schadevergoeding gevorderd. Het hof heeft bij arrest van 26 april 2011 de vonnissen van de rechtbank vernietigd. In conventie is [eiseres] evenals bij de rechtbank veroordeeld tot betaling van de facturen, met rente en kosten. In reconventie is [[X]] Verhuur B.V. veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 30.000,- als voorschot op de door haar te betalen schadevergoeding zoals op te maken bij staat.
2.4.De deurwaarder heeft op 10 mei 2011 de grosse van het arrest van het hof betekend met gelijktijdig bevel tot betaling aan [[X]] Apparatenbouw B.V., mede h.o.d.n. [[X]] Verhuur B.V. Naar aanleiding daarvan heeft de raadsman van [[X]] Apparatenbouw B.V. per fax bericht dat [[X]] Verhuur B.V. niet bestaat en dat dit ook nooit een handelsnaam van [[X]] Apparatenbouw B.V. is geweest. [[X]] Apparatenbouw B.V. acht zich daarom niet gebonden aan het arrest van het hof.
2.5.Nu [[X]] Apparatenbouw B.V. minnelijk niet bereid is over te gaan tot terugbetaling van het door [eiseres] op grond van het vonnis van de rechtbank deels onverschuldigd betaalde bedrag in conventie en de schadevergoeding van € 30.000,- waartoe zij door het hof is veroordeeld, stelt [eiseres] spoedeisend belang te hebben bij het vorderen van betaling van deze bedragen in kort geding. Zij stelt zich op het standpunt dat het onbillijk zou zijn indien zij thans nogmaals twee jaar moet procederen alvorens zij betaling kan afdwingen van de schade die zij al zolang vergoed tracht te krijgen. [[X]] Apparatenbouw B.V. moet volgens [eiseres] geacht worden partij te zijn geweest in de gevoerde procedure en moet daarom datgene doen waartoe het hof haar veroordeeld heeft.
2.6. [eiseres] vordert op grond van het voorgaande dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1.[[X]] Apparatenbouw B.V. wordt veroordeelt aan [eiseres] een bedrag te voldoen van EUR 30.000,- ten titel van verrekenbaar voorschot op de door [[X]] Apparatenbouw B.V. c.s. aan [eiseres] te vergoeden schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
2.[[X]] Apparatenbouw B.V. wordt veroordeelt aan [eiseres] een bedrag te voldoen van € 1.965,43, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.[[X]] Apparatenbouw B.V. wordt veroordeelt aan [eiseres] uit hoofde van onverschuldigde betaling een bedrag te voldoen van € 647,62 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
1.de Stichting wordt veroordeelt aan [eiseres] een bedrag te voldoen van
€ 11.882,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
2.[[X]] Apparatenbouw B.V. wordt veroordeelt aan [eiseres] een bedrag te voldoen van € 1.965,43, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
Zowel primair als subsidiair
[[X]] Apparatenbouw B.V. en de Stichting hoofdelijk – des de één betalende, de ander zal zijn bevrijd – worden veroordeeld in de kosten van dit kort geding, primair in de daadwerkelijk door [eiseres] gemaakte kosten welke benevens de explootkosten en het vast recht tot op de uitspraak begroot kunnen worden op € 8.265,03 aan salaris advocaat, en subsidiair in de op de gebruikelijke wijze forfaitair vast te stellen kosten.
2.7.[[X]] Apparatenbouw B.V. c.s. voert verweer.
2.8.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.De beoordeling
3.1.Civiele procedures plegen te worden gevoerd tussen werkelijk bestaande partijen en hebben betrekking op de beslissing in geschillen tussen die partijen over werkelijk, althans beweerdelijk bestaande rechtsbetrekkingen tussen die partijen.
Als ná twee bodemprocedures blijkt dat één van de partijen, zoals in casu [[X]] Verhuur B.V. , in werkelijkheid niet bestaat, dringt zich de vraag op wie is dan de werkelijke of materiële procespartij geweest in plaats van de ten tonele gevoerde spookpartij ?
Wie heeft de verschillende verklaringen gedaan en standpunten ingenomen, zoals die zijn neergelegd in de processtukken van de spookpartij ? Wie is op de comparitie na antwoord voor de rechtbank verschenen en heeft daar verklaringen
afgelegd ? Anders gezegd, namens wie is de heer [[X]] op die comparitie verschenen en namens wie heeft hij verklaring afgelegd ? Wie heeft zich in twee instanties druk gemaakt over de betaling van haar facturen, over de vraag of zij wanprestatie heeft gepleegd en of zij tot schadevergoeding gehouden is ? Vanuit het perspectief van de andere partij in de bodemprocedures [eiseres] kunnen vergelijkbare vragen worden gesteld. Tegen wie heeft zij in werkelijkheid geprocedeerd over de overeenkomsten met betrekking tot de in of op haar hotelboot uitgevoerde werkzaamheden en de aan haar geleverde zaken ? Van wie heeft zij schadevergoeding geëist omdat slecht werk was verricht ? Aan wie was zij gehouden de haar toegezonden facturen te betalen en aan wie heeft zij eigenlijk op grond van het rechtbankvonnis betaald ? Tegenover wie heeft zij de in de verschillende processtukken neergelegde verklaringen afgelegd, alsmede tegenover wie heeft zij tijdens de comparitie verklaard ? Wie was er op die comparitie als haar tegenpartij eigenlijk verschenen ? En van wie kan zij thans betaling verlangen van de bedragen die door het hof aan haar zijn toegewezen en terugbetaling van hetgeen zij op grond van het rechtbankvonnis teveel heeft betaald ?
3.2.Bij de beantwoording van de hier aan de orde zijnde kernvraag: wie is de materiële procespartij geweest in beide civiele procedures en wie dient te voldoen aan de ten laste van de spookpartij gegeven veroordelingen dringt zich, tegen de achtergrond van het door partijen gevoerde debat, maar één antwoord op : [[X]] Apparatenbouw B.V. .
3.3.Inzet van de bodemprocedures waren (de uitvoering van) contracten tussen [eiseres] en een vennootschap van de heer [[X]]. Ten tijde van het totstandkomen en uitvoering van die contracten (de jaren 2005 en 2006) had de heer [[X]], zo heeft hij zelf ter zitting verklaard, twee vennootschappen te weten [[X]] Holding B.V. en [[X]] Apparatenbouw B.V.. [[X]] heeft verklaard dat binnen de Holdingvennootschap niet veel gebeurde en uitsluitend haar werkmaatschappij Apparatenbouw B.V. actief was op de Nederlandse markt. De facturen waarvan betaling werd verlangd in de bodemprocedures hadden betrekking op geleverde vloerbekledingen ten behoeve van wasruimtes, verrichte spoedreparaties aan de watertanks, diverse werkzaamheden teneinde de watertanks, pomp-UV-unit en RVS leidingdelen “in goede staat” te brengen en uitgevoerde werkzaamheden na een pompstoring UV/Pompunit. Die werkzaamheden en geleverde zaken passen binnen de activiteiten van de door [[X]] Apparatenbouw B.V gevoerde onderneming zoals deze door haar aan het Handelsregister is opgegeven.
3.4.De spookpartij, zoals die door [[X]] abusievelijk ten tonele was gevoerd, heeft in de bodemprocedures gesteld dat op de contractuele relatie tussen partijen de Metaalunievoorwaarden van toepassing waren. Ter toelichting van die stelling op de comparitie heeft [[X]] verklaard op enig moment te zijn overgestapt op de Metaalunievoorwaarden en dat die bij de met [eiseres] gesloten contracten zijn meegezonden. [eiseres] heeft onbestreden naar voren gebracht dat haar ná het arrest van het hof is gebleken dat uitsluitend [[X]] Apparatenbouw B.V. als lid van de Koninklijke Metaalunie (sedert 1999) geregistreerd staat.
3.5.[[X]] Apparatenbouw B.V. heeft zelf naar voren gebracht dat de betaling door [eiseres] (ter voldoening aan het vonnis van de rechtbank in de bodemprocedure) op de derdenrekening van de advocaat van de spookpartij terstond is overgemaakt naar de rekening van [[X]] Apparatenbouw B.V. .
3.6.[[X]] Apparatenbouw B.V. heeft desgevraagd tijdens het kort geding weliswaar verklaard dat de meest in aanmerking komende contractspartij van [eiseres] [[X]] Holding B.V. is geweest, maar zij heeft dit standpunt tegen beter weten in ingenomen. Immers in haar conclusie van antwoord (in dit kort geding, op pagina 4, laatste alinea) verwijst zij naar de bij de inleidende dagvaarding in de bodemprocedure overgelegde producties (facturen, herinneringen, opdrachtbevestiging, orderformulier, afleverrapporten) en de daarop voorkomende benamingen van de contractspartij van [eiseres] en eigenlijk zonder uitzondering blijkt [[X]] Apparatenbouw B.V. te zijn vermeld. Als in het bijzonder gekeken wordt naar de producties die betrekking hebben op de partijen die met elkaar in 2005-2006 zaken hebben gedaan komt van de toen bestaande twee [[X]]-vennootschappen [[X]] Holding B.V. niet voor.
3.7.De voorzieningenrechter acht dan ook in hoge mate aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden beslist dat de materiële procespartij in de tegen en door [eiseres] gevoerde bodemprocedure bij de rechtbank en het hof [[X]] Apparatenbouw B.V. is geweest. [[X]] Apparatenbouw B.V. dient dan ook het arrest van het hof tegen zich te laten gelden casu quo moet worden geacht aan dit arrest als materiële procespartij te zijn gebonden.
3.8.Aldus acht de voorzieningenrechter het bestaan van een harde vordering van [eiseres] op [[X]] Apparatenbouw B.V. voldoende aannemelijk gemaakt. Tevens vloeit daaruit het spoedeisend belang bij spoedige ten uitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof voort. Een eventueel restitutierisico, zoals door [[X]] Apparatenbouw B.V. aangevoerd, legt onvoldoende gewicht in de schaal omdat dit risico zich voorshands niet lijkt voor te doen gegeven de aangenomen hardheid van de vordering van [eiseres].
3.9.Voortbouwend op het arrest van het Gerechtshof dient de vordering tot betaling van € 30.000,-- in kort geding ten laste van [[X]] Apparatenbouw B.V. te worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de door het Gerechtshof gegeven proceskostenveroordeling inclusief de gemaakte nakosten tot een bedrag van € 1.965,43 vermeerderd met de wettelijke rente. Nu [[X]] Apparatenbouw B.V. niet heeft weersproken dat op basis van het vonnis van de rechtbank in de bodemprocedure [eiseres] onverschuldigd € 647,62 heeft betaald, dient ook dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente te worden toegewezen.
3.10. [[X]] Apparatenbouw B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor toewijzing van de werkelijk in verband met dit kort geding gemaakte proceskosten ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. Het strekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands te ver om de stellingname van [[X]] Apparatenbouw B.V. als “in hoge mate laakbaar” te kwalificeren. [[X]] Apparatenbouw B.V. mag zich verweren tegen de vordering van [eiseres] en mag daarbij ook trachten de voorzieningenrechter te overtuigen van haar gelijk. De proceskosten zullen daarom worden begroot overeenkomstig het liquidatietarief. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 116,99
- griffierecht 800,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.732,99
3.11. Er is geen reden [eiseres] te veroordelen in de door de Stichting gemaakte proceskosten. In kort geding heeft het debat zich toegespitst op de vraag wie materiële procespartij is geweest van [eiseres]. Gedaagden hebben ook niet aangegeven welke proceskosten de Stichting, naast [[X]] Apparatenbouw B.V. heeft gemaakt indien uitsluitende de primaire vorderingen gericht tegen [[X]] Apparatenbouw B.V. zouden worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen genoegzame reden om [eiseres] te veroordelen in de door de Stichting mogelijk gemaakte proceskosten.
4.De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.veroordeelt [[X]] Apparatenbouw B.V. c.s. om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 30.000,00 (dertig duizend euro) ten titel van verrekenbaar voorschot op de door [[X]] Apparatenbouw B.V. aan [eiseres] te vergoeden schade, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van EUR 30.000,00 vanaf 1 mei 2011 tot de dag van volledige betaling,
4.2.veroordeelt [[X]] Apparatenbouw B.V. aan [eiseres] een bedrag te voldoen van € 1.965,43, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.3.veroordeelt [[X]] Apparatenbouw B.V. aan [eiseres] uit hoofde van onverschuldigde betaling een bedrag te voldoen van € 647,62 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.4.veroordeelt [[X]] Apparatenbouw B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.732,99,
4.5.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2011.?
EvdS