RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
zaaknr: 410560 CV EXPL 11-830
typ: AB
[eisende partij],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij],
gemachtigde: mr. C.H.J. Voncken-Crijns,
De stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE SCHOEN-, LEDER- EN LEDERWARENINDUSTRIE,
met statutaire zetel in Tilburg, gevestigd en kantoorhoudende te Heerlen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: PSL,
gemachtigde: mr. T.G.L.M. Meevis.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- Het tussenvonnis van 30 maart 2011 waarbij een comparitie na antwoord is bepaald,
- Het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 27 mei 2011.
1.2. Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op heden is vastgesteld.
2. DE FEITEN EN HET GESCHIL
2.1. [eisende partij], geboren op [geboortejaar], is vanaf 15 september 1964 tot 1 september 1994 in dienst geweest bij Smid B.V., met een aansluitend dienstverband bij Arcon B.V. tot 1 november 2007. Gedurende deze dienstverbanden heeft hij pensioen opgebouwd bij PSL.
2.2. Op 1 november 2007 werd [eisende partij] 65 jaar en zou met pensioen gaan. Bij brief van 21 mei 2007 heeft PSL [eisende partij] geïnformeerd over de hoogte van zijn ouderdomspensioen. Blijkens deze brief zou [eisende partij] recht hebben op een ouderdomsuitkering van € 22.387,17 bruto per jaar, ofwel € 1.865,59 bruto per maand, exclusief AOW. Het nabestaandenpensioen zou € 10.883,58 bruto per jaar bedragen.
2.3. Een maand na deze eerste brief heeft [eisende partij] van PSL een tweede brief ontvangen, gedateerd 27 juni 2007 waarin staat:
“Onlangs heeft u van PSL een pensioenaanvraag ontvangen, waarin de hoogte van uw ouderdomspensioen werd vermeld. Echter hebben wij geconstateerd dat uw pensioen niet correct door ons systeem is berekend, waarvoor onze welgemeende excuses. Uw ouderdomspensioen is niet € 22.387,17 op jaar basis, maar € 39.524,15 op jaarbasis.
(…)”
Op grond van een in deze brief weergegeven berekening zou het ouderdomspensioen van [eisende partij] € 3.293,68 bruto per maand gaan bedragen.
2.4. Na de ontvangst van deze brief heeft [eisende partij] telefonisch contact opgenomen met een medewerker van PSL, waarbij de medewerker heeft bevestigd dat de berekening van het ouderdomspensioen in de laatste brief juist was. Op 18 juli 2007 heeft [eisende partij] wederom contact gehad met een medewerker van PSL, die eveneens bevestigde dat de laatste opgave van het ouderdomspensioen juist was.
2.5. [eisende partij] heeft telefonisch gevraagd naar mogelijkheden om een deel van zijn ouderdomspensioen uit te ruilen ten gunste van een hoger nabestaandenpensioen. Hij heeft hierover van PSL op 14 augustus 2007 schriftelijk informatie ontvangen en de keuze gekregen uit een aantal mogelijkheden. Deze mogelijkheden waren alle gebaseerd op het bedrag aan ouderdomspensioen als vermeld in de brief van 27 juni 2007. [eisende partij] heeft ervoor gekozen een deel van het ouderdomspensioen in te ruilen voor een hoger nabestaandenpensioen. De ouderdomsuitkering werd vervolgens verlaagd naar € 2.961,22 bruto per maand. Dit is op 12 september 2007 schriftelijk door PSL bevestigd.
2.6. [eisende partij] heeft daarna van PSL nog een pensioenoverzicht 2008 ontvangen, waarin onder meer staat:
Uw pensioen
U ontvangt zolang u leeft: € 36.967,39 excl. AOW
Bij Overlijden
Uw partner ontvangt € 25.000,47 excl. AOW.
zolang hij/zij leeft.
2.7. PSL heeft aan [eisende partij] gedurende 29 maanden het pensioen conform deze toezeggingen uitgekeerd.
2.8. Op 19 april 2010 ontving [eisende partij] een brief van PSL, met de mededeling dat PSL na controle en herberekening van zijn pensioenaanspraken helaas had moeten constateren dat het ouderdomspensioen van [eisende partij] in 2007 niet correct was vastgesteld en dat [eisende partij] slechts recht had op € 22.329,71 bruto per jaar (€ 1.860,81 bruto per maand). Vanaf april 2010 zou maandelijks het nieuw berekende bedrag aan hem worden uitgekeerd. Ook werd meegedeeld dat [eisende partij] inmiddels een bedrag van € 35.028,04 teveel had ontvangen en dat er over de verrekening van dat bedrag nadere afspraken zouden moeten worden gemaakt.
2.9. Het bestuur van PSL heeft overigens besloten om af te zien van terugvordering van het reeds teveel betaald bedrag van € 35.028,04.
2.10. [eisende partij] ontvangt sinds april 2010 het gecorrigeerde, lagere, bedrag van € 1.860,81 bruto per maand.
2.11. [eisende partij] stelt zich in deze procedure – samengevat – op het standpunt dat PSL niet gerechtigd was om de toegekende ouderdomsuitkering na 29 maanden eenzijdig te verlagen. Hij beroept zich op (jurisprudentie op grond van) het bepaalde in artikel 3:35 BW en stelt dat door toedoen van PSL bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het toegezegde ouderdomspensioen correct was en dat daaruit voor PSL de bindende verplichting voortvloeit die toezegging gestand te doen. [eisende partij] stelt voorts dat hij op grond van de pensioentoezeggingen van PSL zijn uitgavenpatroon heeft aangepast aan zijn verwachte inkomen en een andere woning heeft gekocht, waarvan hij de woonlasten, nu de ouderdomsuitkering met circa € 1.100,00 bruto per maand is verlaagd, amper kan opbrengen. Als hij komt te overlijden zal het (eveneens verlaagde) nabestaandenpensioen voor zijn echtgenote in ieder geval ontoereikend zijn om de vaste lasten te voldoen.
2.12. [eisende partij] vordert, op grond van het bovenstaande,:
1. een verklaring voor recht dat [eisende partij] zich kan beroepen op het gerechtvaardigd vertrouwen dat PSL bij hem heeft gewekt,
2. veroordeling van PSL tot het per 1 april 2010 aan hem betalen van een levenslange pensioenuitkering ter hoogte van € 36.967,39 bruto per jaar, met de daaraan gekoppelde aanspraken en het eraan ten grondslag liggende pensioenreglement vermeerderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en eventuele toeslagen (indexatie/inflatiecorrectie) die al zijn toegekend dan wel in de toekomst nog toegekend zullen worden.
3. veroordeling van PSL in de kosten van deze procedure.
2.13. PSL voert verweer. Op de standpunten van partijen wordt in onderstaande beoordeling – voor zover van belang – nader ingegaan.
3. MOTIVERING
3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat PSL bij de berekening van het gedurende 29 maanden verstrekte ouderdomspensioen, een fout heeft gemaakt en dat het nadien berekende ouderdomspensioen wel juist is berekend.
3.2. De vraag waar het in deze procedure om draait is of bij [eisende partij], gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, het gerechtvaardigd vertrouwen is kunnen ontstaan dat hij voor de rest van zijn leven aanspraak kon maken op het door PSL in haar brief van 27 juni 2007 toegezegde ouderdomspensioen. Immers, als het antwoord op deze vraag bevestigend is, kan [eisende partij], op grond van vaste jurisprudentie, zich beroepen op het verbindend karakter van deze toezegging en heeft hij recht op betaling van de toegezegde uitkering, ook al staat inmiddels vast dat de daaraan ten grondslag liggende berekening niet juist was. Gelet op deze vergaande gevolgen mag niet al te snel mag worden aangenomen dat er inderdaad sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen, maar dient voldaan te zijn aan strenge eisen.
3.3. De kantonrechter is van oordeel dat ook indien de omstandigheden van het onderhavige geval langs een strenge maatstaf worden gelegd, de conclusie dient te luiden dat [eisende partij] zich kan beroepen op het gerechtvaardigd vertrouwen dat bij hem door die omstandigheden is ontstaan, en overweegt daartoe als volgt.
3.3.1. De kantonrechter stelt voorop dat PSL in dezen beschouwd moet worden als de professionele partij, die over de noodzakelijke kennis beschikte om uit te rekenen op welk bedrag aan ouderdomspensioen [eisende partij] recht had. Zij beschikt ook over de geavanceerde apparatuur om dit bedrag precies uit te rekenen. [eisende partij] moet worden beschouwd als een leek op het terrein van pensioenen en beschikt niet over de kennis en rekenhulpmiddelen om de toezeggingen van PSL precies te verifiëren. Gelet op dit verschil in deskundigheid tussen [eisende partij] en PSL kan enerzijds aan PSL de eis worden gesteld om bij de berekening van de pensioenuitkeringen van haar deelnemers de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten en haar uitlatingen over die rechten uitgebreid te controleren en kan anderszijds niet te snel worden aangenomen dat een pensioengerechtigde had kunnen en moeten begrijpen dat de hem toegezegde uitkering te hoog is. Dat laatste lijdt slechts uitzondering indien er sprake is van een evidente – voor iedere leek begrijpelijke – fout, of indien er door het pensioenfonds eerder informatie is verstrekt op basis waarvan de pensioengerechtigde moet begrijpen dat de pensioentoezegging niet juist kán zijn.
3.3.2. PSL heeft zich als deskundig te achten partij diverse keren uitgelaten over de hoogte van het ouderdomspensioen van [eisende partij]. Nadat zij in de eerste brief van 21 mei 2007 (rechtsoverweging 2.2.) het (achteraf juiste) ouderdomspensioen aan [eisende partij] had meegedeeld, heeft zij kort daarna, onder uitspreken van excuses, bij brief van 27 juni 2007 meegedeeld dat die eerste brief op een fout berustte en dat [eisende partij] recht had op een hogere uitkering. [eisende partij] mocht er, als niet deskundig te achten wederpartij – vanuit gaan dat PSL de mededeling in deze brief zorgvuldig had gecontroleerd. Een dergelijke brief wordt immers overduidelijk niet geautomatiseerd aangemaakt, maar bewust geschreven. Gelet op het aanzienlijke verschil met het in de eerste brief genoemde bedrag, het feit dat dit verschil ten nadele was van PSL (die immers meer zou moeten gaan betalen) en het belang van de mededeling (het ging immers om het bedrag dat [eisende partij] en zijn echtgenote maandelijks ter beschikking zouden krijgen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien) mocht [eisende partij] er helemaal op vertrouwen dat de juistheid van deze mededeling door PSL zorgvuldig was gecontroleerd en dus juist was.
3.3.3. Als het alleen bij de brief van 27 juni 2007 was gebleven, dan had PSL haar fout wellicht nog zonder voor haar nadelige gevolgen kunnen herstellen, maar daar bleef het niet bij. Kort na de ontvangst van deze brief heeft [eisende partij] tweemaal telefonisch contact gehad met PSL, waarbij de hoogte van zijn ouderdomspensioen aan de orde is geweest en ook tijdens deze contacten heeft PSL niet opgemerkt dat zij een fout had gemaakt en zelfs bevestigd dat het bedrag juist was. Daarna heeft PSL op verzoek van [eisende partij] nog een brief aan hem gestuurd met de mogelijkheden van uitruil van het ouderdomspensioen voor extra nabestaandenpensioen. Ook bij het opstellen van deze brief heeft PSL klaarblijkelijk de berekening van het ouderdomspensioen niet gecontroleerd. Toen [eisende partij] vervolgens van de uitruilmogelijkheid gebruik maakte, zijn bij PSL weer handelingen verricht om de wijzigingen te verwerken en ook toen heeft zij niet opgemerkt dat het ouderdomspensioen te hoog was. [eisende partij] heeft daarna nog een keer een overzicht ontvangen over het jaar 2008, wederom met de vermelding van het (achteraf) onjuiste bedrag aan ouderdomspensioen. Dit bedrag is vervolgens 29 maanden lang aan hem verstrekt. Deze gang van zaken rechtvaardigt geen andere conclusie dat PSL onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht door er niet voor te zorgen dat er controlemomenten waren waarop de juistheid van het door haar toegekende ouderdomspensioen werd geverifieerd. Omdat [eisende partij] ervan uit mocht gaan dat PSL die zorgvuldigheid wel zou betrachten, mocht hij er, gelet op bovenstaande omstandigheden op vertrouwen dat de mededelingen van PSL betreffende de hoogte van zijn ouderdomspensioen correct waren.
3.3.4. Zoals hiervoor reeds is overwogen, zou dit pas anders zijn indien er sprake zou zijn van een evidente – voor iedere leek begrijpelijke – fout, of indien er door het pensioenfonds eerder informatie is verstrekt op basis waarvan de pensioengerechtigde moet begrijpen dat de pensioentoezegging niet juist kán zijn. Wat de eerste uitzondering betreft, overweegt de kantonrechter dat, hoewel er sprake is van een substantieel verschil tussen de aanvankelijk toegezegde uitkering en het bedrag dat thans volgens de correcte berekening aan [eisende partij] wordt uitgekeerd, [eisende partij] aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet hoefde te begrijpen dat het bedrag dat gedurende 29 maanden aan hem werd uitgekeerd, niet correct was. [eisende partij] heeft ter comparitie onbetwist gesteld dat zijn laatstgenoten jaarsalaris tussen
€ 55.000,00 en € 60.000,00 per jaar bedroeg, en dat hij, ook al mocht hij eigenlijk op zijn 62e jaar stoppen met werken, tot zijn 65e heeft doorgewerkt. Gelet op dit laatstgenoten salaris en die – pensioenverhogende – omstandigheid, kan niet geoordeeld worden dat bij [eisende partij] bellen moeten zijn gaan rinkelen bij een toezegging van een pensioenuitkering van afgerond € 36.000,00 per jaar. PSL heeft weliswaar aangevoerd dat [eisende partij] had kunnen en moeten begrijpen dat dit bedrag te hoog was, maar de onvermijdelijke wedervraag waarom zij dan niet zelf meteen (en niet pas na 29 maanden) heeft opgemerkt dat het aan [eisende partij] toegekende bedrag veel te hoog was (zodat zij dit meteen had kunnen herstellen) heeft zij niet kunnen beantwoorden.
3.3.5. Wat betreft de tweede uitzondering overweegt de kantonrechter dat vast staat dat aan [eisende partij] gedurende de jaren dat hij pensioen opbouwde bij PSL, slechts eenmaal, in 2004, een overzicht van PSL heeft ontvangen met informatie over de hoogte van zijn ouderdomspensioen. Dit pensioenoverzicht is in deze procedure overgelegd en ter comparitie is van de zijde van PSL hierover uitleg verschaft. Met behulp van deze uitleg – die [eisende partij] in 2004 heeft moeten ontberen – kan uit dit overzicht met enige goede wil worden afgeleid dat [eisende partij], indien hij zou stoppen met werken op zijn 62e (zoals in zijn bedrijfstak gebruikelijk was), na zijn 65e een ouderdomspensioen zou ontvangen van € 18.087,24 bruto per jaar. [eisende partij] heeft echter ter comparitie aangevoerd dat hij dit overzicht niet toepasselijk vond voor zijn situatie, omdat hij had besloten door te werken tussen zijn 62e en 65e jaar en hij in de veronderstelling verkeerde dat daardoor zijn pensioenuitkering veel hoger zou worden. Hij zou dan immers gedurende drie jaren geen aanspraak maken op een pensioenuitkering en daarbij ook nog eens drie jaar extra premie afdragen. De kantonrechter is van oordeel dat in het midden kan blijven of het gedurende drie jaar langer doorwerken inderdaad een dergelijk veel hoger ouderdomspensioen tot gevolg heeft, nu in ieder geval vast staat dat het enige referentiekader dat [eisende partij] had, het betreffende - zeer onduidelijke - pensioenoverzicht over 2004 was, waarop informatie stond die geen betrekking had op de situatie van [eisende partij], die immers niet tot zijn 62e, maar tot zijn 65e zou doorwerken. Daaruit volgt reeds dat de informatie op dit overzicht niet zodanig was dat op grond daarvan moet worden geoordeeld dat [eisende partij] had moeten en kunnen begrijpen dat het in de brief van 27 juni 2007 genoemde bedrag niet juist was. Bovendien wordt in de brief van 27 juni 2007 het eerder toegezegde pensioen herroepen vanwege een bij de berekening daarvan beweerdelijk gemaakte rekenfout in het verleden. Die rekenfout had dus net zo goed al gemaakt kunnen zijn bij het opstellen van het pensioenoverzicht over 2004.
3.4. De kantonrechter is van oordeel dat door toedoen van PSL bij [eisende partij] het gerechtvaardigd vertrouwen is kunnen ontstaan dat hij recht had op het bedrag aan ouderdomspensioen dat aan hem door PSL bij brief van 27 juni 2007 was meegedeeld. De kantonrechter is er overigens ook van overtuigd dat dit vertrouwen ook daadwerkelijk bij [eisende partij] bestond. Ter comparitie heeft [eisende partij] immers verklaard dat hij – nadat een oud-collega hem had gevraagd hoeveel pensioen hij ontving – aan die persoon de stukken van PSL heeft laten zien. Deze collega heeft vervolgens (toen bleek dat zijn pensioenuitkering lager was) bij PSL aangekaart dat [eisende partij] veel meer kreeg dan hij zou gaan ontvangen. Door deze mededeling heeft PSL uiteindelijk ontdekt dat zij in haar computersysteem een verkeerde factor had ingevuld, waardoor het ouderdomspensioen van [eisende partij] verkeerd was berekend. De kantonrechter is met [eisende partij] de mening toegedaan dat hij nooit zo open over de hoogte van zijn ouderdomspensioen zou zijn geweest indien hij had beseft dat daaraan iets niet klopte. Ook hebben [eisende partij] en zijn echtgenote op grond van hun verwachte toekomstige inkomen keuzes gemaakt die zich niet snel laten terugdraaien. Zij hebben hun huis verkocht en een appartement aangekocht, waarvan de hypotheek is verstrekt op basis van het door PSL toegezegde ouderdomspensioen. Zij hebben berekeningen overgelegd waaruit blijkt dat zij met het huidige door PSL uitgekeerde ouderdomspensioen amper in staat zijn hun vaste lasten te betalen. Ook deze omstandigheid wijst erop dat [eisende partij] er daadwerkelijk op heeft vertrouwd dat de toezeggingen van PSL betreffende de hoogte van zijn ouderdomspensioen correct waren.
3.5. Concluderend komt de kantonrechter tot het oordeel dat [eisende partij] gerechtvaardigd heeft vertrouwd (in de zin van het bepaalde in artikel 3:35 BW) op de mededelingen van PSL terzake de hoogte van zijn ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen en dat PSL die toezeggingen gestand moet doen.
3.6. PSL heeft nog aangevoerd dat bij de beoordeling van het onderhavige geschil de belangen van de overige deelnemers van het pensioenfonds moeten worden meegewogen. Zoals echter reeds is overwogen dient de vordering van [eisende partij] te worden beoordeeld aan de hand van het leerstuk van het gerechtvaardigd vertrouwen. Bij die beoordeling is voor een afweging van belangen van derden strikt genomen geen plaats. In het onderhavige geval staat overigens vast dat de rekenfout alleen gemaakt is in de pensioenberekening van [eisende partij]. Het is evident dat [eisende partij] door deze fout een hogere pensioenuitkering krijgt dan waarop hij recht had gehad als PSL haar werk goed had gedaan. De totale “pot” waaruit de pensioenen betaald moeten worden, wordt daardoor kleiner, maar de belangen van derden worden daardoor niet geschaad, omdat PSL tegenover hen aan haar verplichtingen moet blijven voldoen. Nu niet gesteld of gebleken is dat door de hogere uitkering aan [eisende partij] de dekkingsgraad van het hele pensioenfonds in gevaar komt, en dit overigens ook zeer onaannemelijk wordt geacht, kan een beroep op belangen van derden PSL in het onderhavige geval niet baten.
3.7. Gelet op het vorenstaande zal de vordering van [eisende partij] worden toegewezen, met dien verstande dat “de wettelijke rente” die wordt gevorderd zonder concretisering van het bedrag waarover die rente dient te worden berekend en zonder het noemen van een ingangsdatum, zal worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
3.8. PSL zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eisende partij] als volgt worden berekend:
Explootkosten: € 76,31
Griffierecht: € 142,00
Salaris gemachtigde: € 1.200,00 (2 punten x € 600,00)
Totaal: € 1.418,31
4.1. verklaart voor recht dat [eisende partij] zich kan beroepen op het gerechtvaardigd vertrouwen dat PSL bij hem heeft gewekt ten aanzien van de hoogte van zijn ouderdomsuitkering en dus niet gerechtigd was tot wijziging van de toekenning;
4.2. veroordeelt PSL om per 1 april 2010, gedurende de rest van zijn leven, aan [eisende partij] uit te keren een pensioenuitkering van € 36.967,39 per jaar met de daaraan gekoppelde aanspraken en het eraan ten grondslag liggende pensioenreglement vermeerderd, te vermeerderen met eventuele toeslagen (indexatie/inflatiecorrectie) die al zijn toegekend dan wel in de toekomst nog toegekend zullen worden en te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 10 januari 2011 tot de dag der algehele voldoening over de vanaf 1 april 2010 tot heden reeds verschuldigde bedragen;
4.3. veroordeelt PSL in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] begroot op
€ 1.418,31, waarvan € 76,31 explootkosten, € 142,00 griffierecht en € 1.200,00 salaris gemachtigde (2 punten * € 600,00),
4.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.