ECLI:NL:RBMAA:2011:BR5064

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
414647 CV EXPL 11-712
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid telecombedrijf voor inbraak op server en belkosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 10 augustus 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Belcentrale B.V. (eiseres) en een vennootschap onder firma, samen met twee vennoten (gedaagden). De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 1.152,54, dat onder andere betrekking had op gesprekskosten naar Zimbabwe en Somalië, die voortvloeiden uit een inbraak op de server van de gedaagde partij op 9 maart 2010. Tijdens deze inbraak zijn er 150 gesprekken gevoerd naar deze landen, wat resulteerde in een factuur van € 950,73. De gedaagde partij betwistte de volledige betaling van deze kosten en stelde dat de eisende partij haar zorgplicht had geschonden door geen adequate beveiligingsmaatregelen te treffen.

De kantonrechter overwoog dat de gedaagde partij verantwoordelijk was voor de keuze om de server in eigen beheer te houden en dat er geen bewijs was dat de eisende partij haar zorgplicht had geschonden. De gedaagde partij had de mogelijkheid om zich te beveiligen tegen inbraken, maar had dit nagelaten. De rechter oordeelde dat er geen verplichting bestond voor de eisende partij om maatregelen te nemen die andere telecombedrijven wel toepassen, zoals het instellen van een bel-limiet of het signaleren van afwijkend belgedrag.

Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld om het bedrag van € 950,73 te betalen, evenals de proceskosten van € 564,81. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in contractuele relaties, vooral in situaties waar beveiliging en zorgplicht aan de orde zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Sittard-Geleen
zaak/rolnr.: 414647 CV EXPL 11-712
typ: lja
coll:
Vonnis van de kantonrechter d.d. 10 augustus 2011
inzake
de besloten vennootschap Belcentrale B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats sub 1]
de eisende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst, advocaat te Schiphol
tegen
1. de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1]
gevestigd en kantoorhoudende aan de [adres]
2. [gedaagde sub 2], vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [plaats sub 2]
3. [gedaagde sub 3], vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [plaats sub 3]
de gedaagde partij,
vertegenwoordigd door [gedaagde sub 3], gedaagde sub 3.
Het verloop van de procedure
Door partijen zijn de volgende processtukken ingediend:
- exploot van dagvaarding d.d. 31 januari 2011, met productie;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
De inhoud daarvan geldt als hier herhaald.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan
de vaststaande feiten
- Partijen hebben begin februari 2009 een overeenkomst gesloten inzake Voice over IP (VOIP), inhoudende bellen via internet/internetbellen.
- De gedaagde partij is maandelijks abonnementkosten verschuldigd alsmede kosten voor de gevoerde gesprekken.
- De maandelijkse kosten van de gedaagde partij bedragen gemiddeld € 33,50 inclusief btw.
de vordering
De eisende partij vordert bij dagvaarding om gedaagden, hoofdelijk, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.152,54 aan hoofdsom, te vermeerden met de wettelijke handelsrente vanaf 22 januari 2011, € 172,88 aan buitengerechtelijke kosten, € 66,73 aan vervallen rente, alsmede om gedaagden, eveneens hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
De hoofdsom heeft betrekking op de factuur van € 1.028,06 van 8 april 2010 en een viertal facturen van € 31,12 van achtereenvolgens 8 juli, 3 september, 3 november en 1 december 2010.
het verweer
De gedaagde partij maakt in haar verweer onderscheid tussen de factuur van 8 april 2010 met betrekking tot gesprekskosten naar Zimbabwe en Somalië en de overige facturen die betrekking hebben op de abonnementskosten.
gesprekskosten naar Zimbabwe en Somalië
Op 9 maart 2010 heeft een inbraak op de server van de gedaagde partij plaatsgevonden waarbij derden via haar telefoonnummer 150 keer naar Zimbabwe en Somalië hebben gebeld. De inbraak heeft vanuit Roemenie plaatsgevonden. Uit de factuurspecificatie blijkt dat het bedrag dat betrekking heeft op deze telefoongesprekken € 950,73 (inclusief btw) bedraagt. Het restant van deze factuur € 77,33 heeft de gedaagde partij op 27 april en 11 mei 2010 voldaan.
De gedaagde partij stelt zich op het standpunt dat de eisende partij haar zorgplicht heeft geschonden, omdat zij geen beveiligingsmaatregelen of software heeft ingebouwd ter bescherming van de klant. De eisende partij heeft evenmin een waarschuwing ingebouwd om klanten te beschermen tegen malafide organisaties die op andermans kosten kunnen telefoneren. De gedaagde partij verwijt de eisende partij verder dat zij er niet op is gewezen dat onbeperkt gebeld kan worden. Evenmin zijn voorwaarden gesteld aan het gebruik van de eigen VOIP-server. De gedaagde partij wijst erop dat vergelijkbare bedrijven een limietbedrag instellen en/of een waarschuwing geven wanneer een afwijkend belpatroon optreedt.
De gedaagde partij stelt verder dat haar VOIP-server voldoende was beveiligd met een wachtwoord en gebruikersnaam.
De gedaagde partij acht het in strijd met de redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 6:248 BW wanneer de gesprekskosten in het geheel voor haar rekening komen en verzoekt de kantonrechter de vordering te matigen op grond van artikel 6:109 BW.
abonnementskosten
De gedaagde partij stelt dat de eisende partij haar op 3 mei 2010 zonder voorafgaande mededeling heeft afgesloten voor de uitgaande telefoongesprekken. Tussen partijen bestond toen al discussie over de factuur van 8 april 2010. Gezien de houding van de eisende partij (geen, trage en onvolledige reacties en slechte service) heeft de gedaagde partij het bedrijf VOIP Planet opdracht gegeven om haar telefoonnummers te porteren (nummeroverdracht) van de eisende partij naar VOIP Planet.
Op 4 mei 2010 heeft VOIP Planet van de eisende partij toestemming gekregen om de telefoonnummers van de gedaagde partij te porteren en op 14 mei 2010 zijn alle telefoonnummers geporteerd. Vanaf dat moment is de dienstverlening aan de gedaagde partij verricht door VOIP Planet en niet langer door de eisende partij.
De kantonrechter overweegt als volgt:
gesprekskosten Zimbabwe en Somalië
De kantonrechter overweegt allereerst dat door de eisende partij niet weersproken is dat de gedaagde partij op 27 april en 11 mei 2011 betalingen heeft verricht van achtereenvolgens
€ 31,12 en € 46,21 met betrekking tot de factuur van 8 april 2010, zodat van de juistheid hiervan behoort te worden uitgegaan.
De gedaagde partij heeft een eigen server. De gedaagde partij ontkent niet dat zij zich via de eisende partij had kunnen beveiligen tegen inbraken in de server. Het is de kantonrechter niet gebleken dat de gedaagde partij bij de keuze om de server in eigen beheer te houden is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken c.q. niet door de eisende partij op de risico’s hiervan is gewezen, althans zo begrijpt de kantonrechter het verweer, zodat de stelling dat de eisende partij haar zorgplicht heeft geschonden zal worden verworpen.
Er is evenmin een regel die eiseres verplicht de condities van andere telecombedrijven, zoals het hanteren van een bellimiet hanteren en het aankaarten van afwijkend belgedrag bij de klant -achteraf- toe te passen.
Gelet op het vorenstaande is de gedaagde partij gehouden het restant van de factuur van 8 april 2010, welk restant betrekking heeft op de gesprekskosten naar Zimbabwe en Somalië, te voldoen. De door de gedaagde partij geopperde matigingsbevoegdheid heeft betrekking op schadevergoeding en mist alleen daardoor al toepassing.
abonnementskosten
Hoewel het niet ongebruikelijk is dat aan een overeenkomst een opzegtermijn is verbonden, ontbreekt iedere specifieke informatie hierover. De eisende partij heeft ter onderbouwing van haar vordering slechts gesteld dat zij in opdracht en voor rekening van de gedaagde partij in 2010 diverse telecomdiensten heeft geleverd en de openstaande facturen in het geding gebracht.
Dat de eisende partij op 3 mei 2010 de gedaagde partij zonder voorafgaande mededeling heeft afgesloten van de uitgaande telefoongesprekken is niet door de eisende partij weersproken.
Dat de gedaagde partij haar eigen server gebruikte, alle telefoonnummers zijn geporteerd en zij verder geen diensten van de eisende partij afnam, is evenmin door de eisende partij weersproken.
De kantonrechter acht het in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd dat de gedaagde partij de overeenkomst als beëindigd mocht beschouwen en is naar het oordeel van de kantonrechter niet de vanaf 8 juli 2010 gevorderde abonnementskosten verschuldigd.
Gelet op het vorenstaande zal de gedaagde partij worden veroordeeld om aan hoofdsom
€ 950,73 aan de eisende partij te betalen.
De vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, nu hiertoe slechts twee aanmaningen zijn genoemd, hetgeen gelet op het rapport Voorwerk II onvoldoende wordt geacht om toewijzing van een aparte vergoeding naast de proceskostenvergoeding te rechtvaardigen.
De vordering met betrekking tot de vervallen rente zal eveneens worden afgewezen, omdat een deel van de hoofdsom zal worden afgewezen en deze vordering verder ook niet inzichtelijk is gemaakt.
De gedaagde partij zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, als hierna bepaald.
De uitspraak
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan de eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 950,73 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 22 januari 2011 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagden verder hoofdelijk in de aan de zijde van de eisende partij gerezen proceskosten, welke worden begroot op € 564,81, waaronder begrepen een bedrag van
€ 200,00 voor salaris gemachtigde van de eisende partij;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.