ECLI:NL:RBMAA:2011:BR5058

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
429960 AZ VERZ 11-107
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst met voorwaardelijke ontbinding en vergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap GECON-DETA BEHEER B.V. (verzoekende partij) en [verweerster] (verwerende partij). GECON heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen, waarbij zij zich beroept op dringende redenen die zouden zijn ontstaan door het handelen van [verweerster]. GECON stelt dat [verweerster] vertrouwelijke bedrijfsinformatie heeft gedeeld met derden, waaronder haar partner die werkzaam is bij een concurrerend bedrijf, en dat zij haar plichten uit de arbeidsovereenkomst heeft veronachtzaamd. [verweerster] heeft de beschuldigingen betwist en aangevoerd dat het delen van informatie gebruikelijk was binnen de branche en dat zij nooit geheimzinnig heeft gedaan over haar partner's werk bij het concurrerende bedrijf.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door GECON gestelde feiten en omstandigheden niet onomstotelijk zijn komen vast te staan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor de dringende redenen die GECON aanvoert. Echter, de rechter heeft ook geconcludeerd dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig verstoord is, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet langer mogelijk is. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden met ingang van 1 augustus 2011, onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst niet eerder rechtsgeldig is geëindigd.

Daarnaast heeft de kantonrechter aan [verweerster] een vergoeding van € 25.000,-- bruto toegekend, rekening houdend met de duur van het dienstverband, haar leeftijd, het loon en haar kansen op de arbeidsmarkt. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, tenzij GECON haar verzoek intrekt voor de gestelde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 429960 AZ VERZ 11-107
beschikking van 19 juli 2011
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GECON-DETA BEHEER B.V.,
gevestigd te [plaats],
verzoekende partij,
verder te noemen:‘Gecon’,
gemachtigde: mr. M.J.E. Spee, advocaat te Schinnen
tegen
[verweerster],
wonend te [adres],
verwerende partij,
verder te noemen: ‘[verweerster]’,
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 25 mei 2011 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift met 42 (deels meervoudige) bijlagen van Gecon strekkende tot voorwaardelijke ontbinding van de tussen haar als werkgeefster en [verweerster] als werkneemster bestaande arbeidsovereenkomst, wegens gewichtige redenen.
Bij brief van 10 juni 2011, ingekomen ter griffie op 14 juni 2011 heeft Gecon nog één aanvullende bijlage in het geding gebracht.
Aanvankelijk werd [verweerster] bijgestaan door mr. F.H.I. Hundscheid. Mr. Hundscheid heeft de kantonrechter echter bij faxbericht van 10 juni 2011 medegedeeld zijn werkzaamheden voor [verweerster] met onmiddellijke ingang te hebben neergelegd.
Partijen zijn gehoord ter terechtzitting van 15 juni 2011. Gecon is aldaar verschenen bij haar directeur de heer [directeur] alsmede bij haar bedrijfsleider [bedrijfsleider], bijgestaan door haar raadsvrouwe mr. M. Spee. [verweerster] is verschenen in persoon en is ter zitting bijgestaan door haar partner.
Van hetgeen ter gelegenheid van deze mondelinge behandeling is verklaard, heeft de griffier schriftelijk aantekening gehouden.
MOTIVERING
[verweerster] is sedert [datum] op grond van een voor onbepaalde duur geldende arbeidsovereenkomst bij Gecon in dienst en heeft op dit moment de functie van [functie].
Het loon van [verweerster] bedroeg laatstelijk € 2.773,00 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag.
Gecon heeft zich tot de kantonrechter gewend met het verzoek de tussen haar en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk voorwaardelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen, primair gelegen in omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW zouden hebben opgeleverd en subsidiair op grond van een verandering in de omstandigheden, welke van dien aard is, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen, dit alles voor het geval een overwijlde opzegging d.d. 11 maart 2011 niet rechtsgeldig mocht blijken te zijn.
Gecon heeft daartoe gesteld dat [verweerster] op 11 maart 2011 op staande voet ontslagen is (bedoeld zal zijn dat de arbeidsovereenkomst onverwijld opgezegd is) op grond van het aanwezig zijn van dringende redenen, en wel:
1. [verweerster] heeft bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf van de werkgever, die zij behoorde geheim te houden, bekendgemaakt;
2. [verweerster] heeft op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamd die de arbeidsovereenkomst haar oplegde.
Gecon is de mening toegedaan dat [verweerster] zich aan beide haar verweten ernstige tekortkomingen schuldig gemaakt heeft. Zij heeft immers bijzonderheden aangaande de huishouding en/of het bedrijf van Gecon, die zij geheim behoorde te houden, bekendgemaakt aan haar partner de heer [partner] en/of diens werkgever Partners In Techniek (PIT) en/of aan anderen dan genoemde personen/partijen. Verder heeft zij haar plichten uit de arbeidsovereenkomst grovelijk veronachtzaamd en wel:
“De werknemer zal tegenover derden alsmede collegae tijdens en na de dienstbetrekking bijzonderheden of informatie betreffende werkgever of betreffende zakelijke relaties van werkgever geheim houden, tenzij werkgever toestemt uin het doen van dergelijke uitspraken”
en
“De werknemer verbindt zich ertoe de belangen van de werkgever, zo goed als redelijkerwijs kan worden aangenomen, te behartigen”.
Gecon heeft deze door haar aanwezig geachte dringende redenen nader aangeduid en gepreciseerd door te stellen dat [verweerster] bedrijfsvertrouwelijke informatie aan concurrerende ondernemingen doorgestuurd heeft en/of ter hand gesteld heeft. Met name aan Partners In Techniek alwaar haar (levens-)partner werkzaam is.
Verder heeft [verweerster]:
- “leads” aan concurrerende ondernemingen en/of andere derden (waaronder Partners In Techniek) doorgestuurd;
- vacatures opgesteld ten behoeve van andere ondernemingen en/of andere personen dan die bij de onderneming van Gecon werkzaam zijn;
- klant- en/of personeelsgegevens van haar onderneming prijsgegeven aan derden;
- planningen doorgestuurd aan derden die opgesteld waren ten behoeve van de onderneming van Gecon;
- prijsgegevens en leveranciersgegevens doorgegeven aan derden;
- NAW-gegevens en andere gegevens van de werknemers van Gecon aan derden doorgegeven (NAW = naam, adres, woonplaats).
[verweerster] heeft de vernietigbaarheid van de opzegging d.d. 11 maart 2011 ingeroepen waardoor Gecon zich genoodzaakt ziet om onderhavig verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te dienen voor het geval de arbeidsovereenkomst niet reeds eerder rechtsgeldig geëindigd is. Primair op grond van een dringende reden en subsidiair op grond van veranderingen in de omstandigheden. Genoemde feiten en omstandigheden zijn volgens Gecon van dien aard dat van haar niet verlangd kan worden dat de arbeidsovereenkomst nog langer in stand blijft. Naar haar mening is de arbeidsverhouding ernstig verstoord en Gecon zegt géén vertrouwen meer in [verweerster] te hebben.
[verweerster] heeft verweer gevoerd.
[verweerster] heeft daartoe gesteld dat zij inderdaad gegevens verstrekt heeft aan derden, maar daarbij tevens verklaard dat het uitwisselen van gegevens omtrent bij Gecon ingeschreven personen of zelfs het uitwisselen van zulke personen zelf alleszins gebruikelijk was. Zij heeft dit al gedaan vanaf het moment dat zij bij Gecon in dienst kwam. Ook de bedrijfsleider leende werknemers in van derden, zoals werknemers van Gecon aan derden uitgeleend werden. Als er aldus in- of uitgeleend werd, gebeurde dit altijd in samenspraak met de bedrijfsleider en in alle openheid.
[verweerster] betwist uitdrukkelijk dat zij (vertrouwelijke) bedrijfsinformatie van Gecon aan derden verstrekt heeft. Er zijn enkel (kale) cv’s aan derden verstrekt, hetgeen gebruikelijk is binnen de branche. Een en ander heeft niets te maken met het feit dat haar partner sinds kort bij een concurrerend bedrijf Partners In Techniek werkt. Voordat haar partner daar in dienst trad, deed zij al zaken met PIT. Gecon heeft veel “jongens” van Partners In Techniek in dienst. Wanneer Gecon op zoek moest naar bijvoorbeeld een elektromonteur, werd die vraag (ook) uitgezet bij andere uitzendbureaus. [verweerster] stelt verder nog dat zij ook toestemming van de leiding van Gecon had om personen in te lenen en te plaatsen. De bedrijfsleider ziet wekelijks welke personen waar werden ingezet. Hij was dus volledig op de hoogte van hetgeen zij deed. Daar is ook nooit geheimzinnig over gedaan. Bovendien werden daarmee corresponderende kosten in rekening gebracht bij uitzendbureaus in geval van plaatsing van bij Gecon ingeschreven personen.
Gecon heeft volgens [verweerster] nooit geklaagd over haar werkwijze en haar is ook nooit verboden zo te handelen.
[verweerster] voert verder nog aan dat zij niet weet waarom Gecon ineens zo kwaad op haar werd, maar vermoedt dat dit te maken heeft met het gaan werken van haar partner bij Partners In Techniek. Men dacht kennelijk dat op die manier (ook) vertrouwelijke informatie uitgewisseld zou worden, hetgeen echter in het geheel niet het geval is. [verweerster] deed reeds eerder zaken met Partners In Techniek en Gecon wist daarvan af. Ook wist Gecon dat haar partner werkte bij Partners In Techniek. Daar heeft [verweerster] nooit geheimzinnig over gedaan.
de beoordeling
In een ontbindingsprocedure bestaat slechts beperkte ruimte tot gedegen feitenonderzoek en/of bewijslevering in geval van over en weer betwiste feiten. Toewijzing van een ontbindingsverzoek op basis van een dringende reden na enkel een mondelinge behandeling is dan ook slechts op haar plaats indien iedere twijfel met betrekking tot de dringende reden uitgesloten is, zowel voor wat betreft het onderliggende feitensubstraat als voor de juridische duiding daarvan.
Dit is hier niet het geval. Door [verweerster] worden immers de door Gecon gestelde feiten en/of omstandigheden die een dringende reden zouden opleveren, gemotiveerd en op alleszins aannemelijk te achten wijze betwist. [verweerster] stelt dat het niet alleen bij Gecon maar in de gehele branche gebruikelijk was en is dat gegevens van uitzendkrachten uitgewisseld worden. Hoewel Gecon dit op haar beurt betwist, is allerminst onomstotelijk komen vast te staan dat [verweerster] zich aan voor de uitzendsector, althans bij Gecon, zowel ongebruikelijke als verboden handelingen en methoden schuldig gemaakt heeft. Gecon volstaat ermee haar directeur en bedrijfsleider (ter zitting) omtrent het ongebruikelijke en/of verboden karakter van de [verweerster] verweten gedragingen beweringen te laten doen die niet gesteund worden door op papier gezette richtlijnen, waarschuwingen, bedrijfsregels of ander bewijsmateriaal (eventueel ook afkomstig van een andere bron dan Gecon). Op grond van de door partijen in het geding gebrachte stukken en hetgeen zij hebben verklaard, is het gelijk van Gecon niet vast te stellen.
Het primaire verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Wel heeft de kantonrechter de overtuiging gekregen dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig verstoord is, zo ernstig zelfs dat van partijen niet langer gevergd kan worden deze overeenkomst nog langer te laten voortduren. Daarbij speelt de omvang van de onderneming van Gecon een belangrijke rol. Vast is immers komen te staan dat op het kantoor waar [verweerster] haar werkzaamheden voor Gecon dient te verrichten, in totaal vier personen werken. Verder heeft Gecon bij monde van haar directeur en bedrijfsleider ter terechtzitting uitdrukkelijk gesteld onder geen enkele voorwaarde meer met [verweerster] verder te willen: het vertrouwen in [verweerster] is eenzijdig opgezegd.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst, is daarmee onontkoombaar geworden, zulks voorwaardelijk namelijk voor het geval dat komt vast te staan dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst niet reeds eerder rechtsgeldig geëindigd is.
Nu de kantonrechter overgaat tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van veranderingen in de omstandigheden, dient de vraag beantwoord te worden of aan [verweerster] in redelijkheid een vergoeding als bedoeld in artikel 7:685 lid 8 toegekend behoort te worden.
Daarbij staat voorop dat tussen partijen niet ter discussie staat dat [verweerster] immer haar functie goed vervuld heeft (de thans geventileerde kritiek daargelaten).
Ook staat voorop dat geen rekening gehouden kan worden met de door Gecon gedane onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Gecon stelt dat zij geen enkel vertrouwen meer heeft in [verweerster], welk vertrouwensverlies naar het oordeel van de kantonrechter zijn oorsprong vindt in het werken van [verweerster]’s partner bij Partners In Techniek. Door Gecon is verder niet betwist dat zij op de hoogte was van het feit dat de partner van [verweerster] voor Partners In Techniek ging werken. Verder is ook niet betwist dat er geen intern reglement bestaat met bijvoorbeeld duidelijke regels over omgang met andere uitzendorganisaties en onderling berichtenverkeer. Bovendien heeft Gecon [verweerster] niet (meer) in de gelegenheid gesteld om haar werkzaamheden weer op te pakken en daarbij rekening te houden met eventueel gewenste verscherpte reglementering.
De verstoring van de arbeidsverhouding dient derhalve geheel en al voor rekening te komen van Gecon, op grond waarvan aan [verweerster] een ten laste van Gecon komende vergoeding toegekend zal worden.
Gelet op de duur van het dienstverband van [verweerster] bij Gecon ( vijf jaar), haar leeftijd (bijna 36 jaar), de hoogte van haar loon (€ 2.773,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag) en haar kansen op de arbeidsmarkt (die relatief gezien niet zonder meer ongunstig zijn) acht de kantonrechter een vergoeding van € 25.000,-- bruto geïndiceerd.
Gecon zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW in de gelegenheid worden gesteld uiterlijk 29 juli 2011 haar verzoek in te trekken.
De kantonrechter acht ten slotte termen aanwezig de kosten van deze procedure te compenseren tenzij Gecon haar verzoek intrekt. Indien dat laatste het geval is, dient Gecon de kosten van deze procedure te dragen.
BESLISSING
voor het geval Gecon haar verzoek uiterlijk 29 juli 2011 niet intrekt:
Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2011 zulks voorwaardelijk namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet reeds eerder rechtsgeldig geëindigd is.
Kent aan [verweerster] een ten laste van Gecon komende vergoeding toe van € 25.000.-- bruto.
Veroordeelt Gecon - voor zover nodig - tot betaling van die vergoeding aan [verweerster].
Compenseert de kosten van deze procedure in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
voor het geval Gecon haar verzoek uiterlijk 29 juli 2011 intrekt:
Veroordeelt Gecon tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerster] tot deze uitspraak begroot op € 100,- ter zake van reis- en verletkosten.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP