parketnummer: 03/700080-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 juni 2011
[naam verdachte]],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Gedetineerd in de PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.
Raadsman is mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juni 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander en/of anderen met 1228,2 gram heroïne en/of 16,6 gram cocaïne op weg was naar het buitenland.
Verbeterde schrijffout
Ten gevolge van een kennelijke omissie staat in de dagvaarding in regel 1 van het tenlastegelegde niet vermeld dat het een periode betreft.
De rechtbank herstelt deze fout, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
3 De voorvragen
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in zijn vordering, omdat enerzijds de politie niet bevoegd was tot aanhouding van verdachte en doorzoeking van de auto waarin zij zat en anderzijds ten onrechte telecommunicatie is opgenomen of afgeluisterd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er bij de aanhouding van verdachte geen sprake was van ontdekking op heterdaad, noch van een redelijk vermoeden van schuld. Uit de telefoontaps blijkt volgens de raadsman niet dat de inzittende van een groene Citroën Xsara verdovende middelen zou komen halen. De aanhouding van verdachte is daarom onrechtmatig geschied. Hetzelfde geldt volgens de raadsman ten aanzien van de doorzoeking van de auto, waardoor ook deze doorzoeking onrechtmatig is geschied.
Voor wat betreft de eerdergenoemde telefoontap geldt dat deze eveneens onrechtmatig heeft plaatsgevonden. In het rechtshulpverzoek dat hieraan ten grondslag ligt wordt volgens de raadsman niet verzocht om telefoongesprekken af te tappen. De officier van justitie was hiertoe dan ook niet bevoegd. Er is daarom sprake van détournement de pouvoir. Daarbij komt dat de telefoontap heeft plaatsgevonden op de dag dat ook het rechtshulpverzoek is gedateerd, namelijk 16 februari 2011.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Rechtmatigheid aanhouding en doorzoeking
Blijkens het dossier heeft het Joint Hit Team contact met politieagenten die de tapgesprekken van een persoon genaamd “[F.]” uithoren. Op 16 februari 2011 vernemen de verbalisanten van het Joint Hit Team dat een blauwe Renault Clio, voorzien van een Frans kenteken, onderweg is naar Geleen. De Renault Clio zal daar opgepikt worden door “[A.]’. De inzittenden van de Renault Clio zullen naar de McDonalds van Geleen komen. Omstreeks 22.20 uur ziet een verbalisant een Renault Clio de parkeerplaats vande McDonalds komen oprijden. Door de verbalisanten wordt gezien dat deze Renault Clio in Geleen op sleeptouw wordt genomen door een zwarte Seat Leon. Omstreeks 23.50 uur vernemen de verbalisanten dat de inzittenden van de Renault Clio naar “[F.]” bellen met de vraag of men ze weer bij hun auto kan brengen. Een half uur later ziet een verbalisant een zwarte Seat Leon rijden, gevolgd door een personenauto voorzien van een Frans kenteken. Bij de verkeerslichten slaan beide auto’s rechtsaf in de richting van Eindhoven/Antwerpen, waarna de Seat Leon met hoge snelheid wegrijdt in de richting van de A2. De verbalisant ziet dan dat twee personenauto’s voor hem rijden met Franse kentekenplaten. Het betreffen een blauwe Renault Clio en een groene Citroën Xsara, voorzien van het Franse kenteken [KENTEKENNUMMER]. Beide auto’s rijden op de A2 richting Maastricht en blijven bij elkaar in de buurt. De collega die de tapgesprekken uitluistert geeft aan de verbalisant door dat hij eerder op de avond een telefoongesprek heeft gehoord waarin een groene Citroën Xsara werd genoemd. De inzittenden van deze auto zouden voor een bedrag van ongeveer € 10.300,- aan verdovende middelen komen halen bij “[F.]”. Na een achtervolging, waarbij de bestuurder van de Citroën Xsara zich tot twee keer toe onttrekt aan een zogenaamde autoprocedure en door een wegafzetting rijdt, rijdt de personenauto zich klem op de Sint Hubertuslaan te Maastricht, waarna de inzittenden worden aangehouden.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende redelijk vermoeden van schuld was ten opzichte van de inzittenden van de groene Citroën Xsara, dat werd versterkt door het onttrekken aan de autoprocedures. De aanhouding van verdachte en de doorzoeking van de personenauto zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook rechtmatig geschied.
Rechtmatigheid telefoontap
In het verzoek van het Hof van Appel te Versailles en de Arrondissementsrechtbank te Pontoise tot een internationale rogatoire commissie d.d. 16 februari 2011 wordt de Nederlandse autoriteiten verzocht een verdachte te lokaliseren door middel van alle technische en fysieke middelen.
De rechtbank is van oordeel dat een telefoontap een geschikt middel is om een persoon te lokaliseren. Zij is dan ook van oordeel dat de telefoontap rechtmatig is geschied. Evenmin is er sprake van détournement de pouvoir. Daarbij merkt de rechtbank op dat haar ambtshalve bekend is dat een telefoontap op zeer korte termijn gerealiseerd kan worden, waardoor het niet vreemd is dat de datum van de telefoontap dezelfde is als de datum van het verzoek daartoe.
Als de rechtbank de telefoontap wel onrechtmatig had bevonden, dan zou de onrechtmatigheid van die telefoontap enkel ten aanzien van “[F.]” gelden en niet jegens verdachte. Door de werking van de zogenoemde Schutznorm komt verdachte geen beroep toe op onrechtmatigheid van een telefoontap die op een andere verdachte (“[F.]”) is gericht. Verdachte is slechts een bijvangst, die toevalligerwijs via de tapgesprekken van “[F.]” in beeld is gekomen.
De rechtbank verwerpt daarom alle verweren van de raadsman en is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vordering.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte is aangehouden in een Citroën Xsara waarin grote hoeveelheden harddrugs zaten verstopt. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat zij niet wist welke hoeveelheid harddrugs zij zou vervoeren, volstrekt ongeloofwaardig. De waarde van de 15 gram cocaïne die zij volgens eigen zeggen als beloning zou krijgen, staat niet in verhouding met de hoeveelheid die zij zou vervoeren. Verdachte heeft dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij meer dan 100 gram harddrugs zou vervoeren. In reactie op hetgeen de raadsman heeft bepleit is de officier van justitie van mening dat de aanhouding van verdachte en de doorzoeking van de auto rechtmatig zijn geschied. Verder heeft verdachte het verhoor, dat op ambtseed is opgemaakt en in de Franse taal is gehouden, ondertekend. De officier van justitie geeft aan ambtshalve te weten dat de verhorende verbalisant goed Frans spreekt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Zoals hierboven onder 3 al besproken heeft de raadsman primair tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie geconcludeerd. Subsidiair heeft de raadsman tot bewijsuitsluiting geconcludeerd, omdat de aanhouding van verdachte, de doorzoeking van de auto en het gebruik van de telefoontap onrechtmatig zijn geschied. De raadsman heeft dan ook verzocht verdachte van het ten laste gelegde vrij te spreken.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat niet is voldaan aan de zogenoemde Salduz-criteria, nu verdachte bij haar arrestatie niet onverwijld op de hoogte is gebracht van de beschuldiging in een taal die zij verstaat. Verdachte kon daardoor niet beoordelen of zij wellicht ten onrechte afstand deed van haar recht op rechtsbijstand. Daarbij komt dat verdachte niet in het bijzijn van een tolk is gehoord. Dit alles zou naar het oordeel van de raadsman tot gevolg moeten hebben dat de verklaring van verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs. Omdat er dan onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te komen, dient verdachte te worden vrijgesproken. Tot slot heeft de raadsman bepleit dat verdachte geen opzet had op de uitvoer van verdovende middelen, ook niet in voorwaardelijke zin.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank hierboven onder 3 al heeft geoordeeld dat de aanhouding van verdachte, de doorzoeking van auto en het gebruik van de telefoontap rechtmatig zijn geschied, behoeft het verweer van de raadsman tot bewijsuitsluiting hier geen bespreking meer.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer dat verdachte niet onverwijld op de hoogte is gesteld van de beschuldigingen en dat het verhoor niet heeft plaatsgehad in het bijzijn van een tolk, waardoor de verklaring van verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs, als volgt.
Verdachte is om 00:45 uur aangehouden. In het proces-verbaal van aanhouding staat vermeld dat de verbalisant verdachte heeft medegedeeld dat zij werd verdacht van bezit van harddrugs. In dit proces-verbaal staat niet te lezen dat haar dit in de Franse taal is medegedeeld. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij om 03:00 uur of 04:00 uur ’s nachts in haar cel werd bezocht door een Frans sprekende politieman, die haar vertelde waarvan zij verdacht werd. Dat een verdachte twee of drie uur na zijn of haar aanhouding op de hoogte wordt gesteld van de beschuldigingen acht de rechtbank onverwijld.
Verdachte heeft bij haar aanhouding een boekje ontvangen, waarin in de Franse taal uitleg wordt gegeven over het consultatierecht. Aan het begin van haar verhoor die volgende ochtend, dat in de Franse taal werd afgenomen, is aan verdachte nogmaals medegedeeld waarvan zij verdacht werd en dat zij het recht had een advocaat te raadplegen. Verdachte heeft toen aangegeven geen advocaat te willen raadplegen.
De verhorende verbalisant relateert dat hij de Franse taal spreekt en begrijpt. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Het proces-verbaal van verhoor verdachte is op ambtseed opgemaakt en is aan verdachte voorgelezen, waarna zij het heeft ondertekend. Indien de verbalisant en verdachte kunnen communiceren in de Franse taal is een tolk naar het oordeel van de rechtbank niet nodig.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Salduz-criteria niet zijn geschonden. Het te dien aanzien door de raadsman gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
In de nacht van 17 februari 2011 wordt verdachte, als inzittende van een groene Citroën Xsara, samen met medeverdachte Charnotet, aangehouden. In het reservewiel onder de Citroën treffen de verbalisanten diverse bruine blokken aan die verpakt zijn in folie. Na onderzoek blijkt het te gaan om 1228,2 gram heroïne en 16,6 gram cocaïne.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij op 16 februari 2011, op verzoek van medeverdachte Charnotet, samen met hem naar Nederland is gekomen om 50 gram heroïne en wat cocaïne te halen. Zij zou in ruil daarvoor 15 gram cocaïne krijgen. Zij heeft verder verklaard dat zij samen naar het appartement van de dealer zijn gegaan en dat zij de sleutel van de auto aan de dealer heeft gegeven. Het duurde ongeveer een uur voordat de dealer terugkwam. Ook heeft verdachte verklaard dat een gram cocaïne in Nederland volgens haar tussen € 30,- en € 45,- kost.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met medeverdachte Charnotet, 1228,2 gram heroïne en 16,6 gram cocaïne heeft uitgevoerd naar Frankrijk. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte wist dat in de Citroën Xsara, waarin zij als bestuurder zat, verdovende middelen aanwezig waren. Medeverdachte Charnotet zat als bijrijder in deze auto. Verdachte heeft verklaard dat zij vanuit Frankrijk verdovende middelen op kwam halen in Nederland en dat zij daar een beloning voor zou krijgen van 15 gram cocaïne. Gelet op de door verdachte genoemde verkoopprijzen van cocaïne, staat deze beloning niet in verhouding tot de 50 gram heroïne die verdachte dacht mee te nemen. De rechtbank acht haar verklaring daarom op dit punt ongeloofwaardig. Daarbij komt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat meer dan 50 gram verdovende middelen in de auto zou worden vervoerd. Verdachte heeft immers de sleutel van de auto aan de dealer gegeven, die ongeveer een uur later pas terugkwam.
De hoeveelheden die in de auto zijn aangetroffen, hadden verdachte en de medeverdachte Charnotet niet in Nederland kunnen opmaken. Daarbij komt dat verdachte vlak voor haar aanhouding op de A2 richting Luik reed. Gelet op de ruime interpretatie van het begrip “uitvoer” door de Hoge Raad en de omstandigheden van dit geval, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verdovende middelen heeft uitgevoerd naar Frankrijk, door de verdovende middelen aanwezig te hebben in een voertuig met bestemming Frankrijk.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 16 februari 2011 tot en met 17 februari 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht 1228,2 gram heroïne en 16,6 gram cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk die heroïne en cocaïne in een naar Frankrijk bestemd voertuig aanwezig gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van een jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft tot vrijspraak geconcludeerd en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs uitgevoerd naar Frankrijk.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaan de handel en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Het is algemeen bekend dat de inwoners van Zuid-Limburg, in het bijzonder die van de gemeenten Maastricht en Heerlen, veel overlast ondervinden van de handel in verdovende middelen. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd en dat rekent de rechtbank verdachte aan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vindt de rechtbank daarom passend.
Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf neemt de rechtbank de strafnormen uit de ‘oriëntatiepunten straftoemeting en LOVS-afspraken’ voor de in- en uitvoer van harddrugs als uitgangspunt. Hierin worden drie categorieën daders onderscheiden, te weten ‘pakezels’, ‘standaard’ en ‘organisatie’. De rechtbank gaat uit van de ‘standaard’-categorie.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte 1228,2 gram heroïne en 16,6 gram cocaïne heeft uitgevoerd. Volgens de oriëntatiepunten is een gevangenisstraf van acht tot twaalf maanden op zijn plaats bij de in- of uitvoer van 1000 tot 1500 gram harddrugs.
Alles overwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, een passende straf. Zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen. Het voorwaardelijk deel moet verdachte ervan weerhouden nogmaals naar Nederland te komen om drugs te kopen
7 Het beslag
Op de beslaglijst staan een personenauto Citroën Xsara met Frans kenteken [KENTEKENNUMMER] (nr. 1) en verdovende middelen (nrs. 2 tot en met 12).
De officier van justitie heeft gevorderd alle in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft verzocht de personenauto terug te geven aan de rechtmatige eigenaar.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de stukken die de raadsman ter zitting heeft overgelegd is af te leiden dat de personenauto toebehoort aan [C.V.], wonende te [adresgegevens verdachte]. Dit adres is tevens het woonadres van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de personenauto dient te worden teruggegeven aan deze rechtmatige eigenaar, nu niet gebleken is dat deze persoon wist waarvoor de auto gebruikt werd.
De verdovende middelen (nrs. 2 tot en met 12) zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvraag
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2 tot en met 12;
- gelast de teruggave aan [C.V.], [adres C.V.] van de personenauto Citroën Xsara met kenteken [KENTEKENNUMMER], kleur groen (nr. 1 op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr. M.E. Kramer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juni 2011.
Buiten staat
Mr. M.E. Kramer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks 16 februari 2011 tot en met 17 februari 2011 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer (248,1 + 261,1 + 254,9 + 272,7 + 191,4 =) 1228,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 16,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die heroïne en/of cocaïne met bestemming België en/of Frankrijk vervoerd, althans ten vervoer aangenomen, althans die heroïne en/of cocaïne in een naar België en/of Frankrijk bestemd voertuig aanwezig gehad.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700080-11
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 15 juni 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte]],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 1 juni 2011 heeft zij afstand gedaan van haar recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.