parketnummer: 03/700253-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juni 2011
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te 6351 [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. H.E. Menger, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 december 2010. Bij vonnis van 21 december 2010 is het onderzoek in de zaak tegen verdachte heropend. De zaak is vervolgens inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 mei 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [naam benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat verdachte [naam benadeelde partij] heeft mishandeld, door hem met een mes te steken.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [naam benadeelde partij] door hem meermalen met een mes te steken.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen nadrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen ten aanzien van het bewijs.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 8 mei 2010 heeft in Bocholtz (gemeente Simpelveld) een steekincident plaatsgevonden. [naam benadeelde partij] heeft hiervan aangifte gedaan. [naam benadeelde partij] heeft verklaard dat hij op genoemde datum en in genoemde plaats door verdachte plotseling tweemaal met een mes is gestoken. [naam benadeelde partij] is vervolgens behandeld in het Atrium Medisch Centrum aan twee kleine steekwondjes, in het linker bovenbeen en in de heupregio van [naam benadeelde partij].
Op de plaats waar de steekpartij heeft plaatsgevonden is een mes aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde door [naam benadeelde partij] en daarom met een mes in de richting van [naam benadeelde partij] heeft gestoken.
Overwegingen en conclusies
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte [naam benadeelde partij] twee maal met een mes heeft gestoken in diens been en bil. Gelet op verdachtes verklaring oordeelt de rechtbank het zo te zijn dat verdachte dit steken opzettelijk heeft gedaan. Verdachte heeft daarbij de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [naam benadeelde partij] met zijn mes veel ernstiger verwondingen zou toebrengen dan waarvan thans sprake is. Met het op de plaats delict aangetroffen mes hadden, zo komt het de rechtbank voor, zeer makkelijk zeer ernstige verwondingen, zoals doorgesneden spieren, kunnen worden toegebracht. Het aangetroffen mes (met een lemmet van ruim 6 cm) moet daartoe immers zonder meer geschikt worden geacht.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat er sprake is van een poging tot zware mishandeling.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 mei 2010 te Bocholtz, in de gemeente Simpelveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in het been en in de bil van die [naam benadeelde partij] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2 De strafbaarheid van de verdachte
Hoewel er van de zijde van de verdediging geen beroep is gedaan op noodweer, zal de rechtbank toch kort bespreken of dit aan de orde is. De rechtbank is namelijk gehouden gemotiveerd te beslissen op nadrukkelijk onderbouwde standpunten en zij is van oordeel dat hetgeen verdachte op de zitting van 7 december 2010 naar voren heeft gebracht, zo’n standpunt inhoudt.
Verdachte heeft immers gesteld dat hij aangevallen werd door [naam benadeelde partij] en zich aan die situatie niet kon onttrekken. Volgens verdachte moest hij zich uit lijfsbehoud verdedigen.
De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden, omdat zowel [naam benadeelde partij] als getuigen van het incident spreken over een stoeipartij onder vrienden, waarin verdachte onverwachts met een mes heeft gestoken. Dit betekent voor de rechtbank dat er objectief gezien geen sprake was van enig handelen door [naam benadeelde partij] dat een (bedreiging met een) wederrechtelijke aanranding van verdachtes lichamelijke integriteit opleverde, waartegen het gebruik van een mes door verdachte geboden was. Er is dan ook geen sprake geweest van een noodweersituatie.
De verdachte is in het kader van de strafzaak onderzocht door psychiater [naam psychiater] en psycholoog [naam psycholoog]. Beide gedragsdeskundigen hebben van hun onderzoek een rapport opgemaakt en zijn van mening dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd omdat hij lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Ook ten tijde van het plegen van het feit was deze stoornis aanwezig bij verdachte volgens deze gedragsdeskundigen. De rechtbank neemt deze conclusies over.
Nu er ook geen overige omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een jeugddetentie op te leggen van 167 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte voorwaardelijk de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) op te leggen conform het advies van de jeugdreclassering. Daarnaast wil de officier van justitie dat verdachte verplicht wordt de hem voorgeschreven medicatie te blijven gebruiken en mee te werken aan een goede daginvulling.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet noodzakelijk is, gelet op de goede resultaten van de (psychiatrische) behandeling die verdachte heeft gevolgd sinds december 2010. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat door de huidige behandelaar niet meer wordt aangenomen dat verdachte lijdt aan schizofrenie, waar in de pro justitia-rapportages van de gedragsdeskundigen melding van is gemaakt, maar dat de psychosen waaraan verdachte heeft geleden hoofdzakelijk veroorzaakt werden door zijn drugsgebruik. Wat de raadsman betreft, kan dan ook worden volstaan met het opleggen van toezicht door de jeugdreclassering in het kader van bijzondere voorwaarden bij de op te leggen straf.
Mocht de rechtbank besluiten de PIJ-maatregel onder voorwaarden op te leggen, dan kan de raadsman zich verenigen met de voorwaarden waartoe de jeugdreclassering geadviseerd heeft.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft een zeer ernstig strafbaar feit begaan door [naam benadeelde partij] zonder noemenswaardige aanleiding met een mes te steken. Dat het door het steken veroorzaakte lichamelijke letsel beperkt is gebleven, is een gelukkige omstandigheid, maar zeker niet een die aan verdachte te danken is. Het letsel had ook, had [naam benadeelde partij] minder “geluk” gehad, vele malen ernstiger kunnen zijn. Naast lichamelijk letsel heeft het steken ook gevolgen voor [naam benadeelde partij]s geestelijk welbevinden gehad. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer aan. Gelijk zij verdachte ook de onrust aanrekent die het incident bij de omstanders teweeg zal hebben gebracht.
Gegeven dit alles kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf. De rechtbank acht de straf die de officier van justitie heeft geëist passend en zal deze dan ook aan verdachte opleggen. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Omdat er bij verdachte sprake is van een ziekelijk stoornis van zijn geestvermogens die een rol heeft gespeeld bij het plegen van het feit, is het noodzakelijk dat hij voor zijn stoornis behandeld wordt. De centrale vraag hierbij is of dit in het kader van een PIJ-maatregel moet plaatsvinden en zo ja, in welke vorm.
Voornoemde gedragsdeskundigen hebben geadviseerd om aan verdachte de PIJ-maatregel op te leggen in onvoorwaardelijke vorm.
Het rapport van psychiater [naam psychiater] van 25 oktober 2010 houdt onder meer in:
Bij onderzochte is sprake van een schizofrene ontwikkeling van het paranoïde type met polydrugsgebruik.
Gezien de chronische psychische problemen van onderzochte, zijn polydrugsgebruik en de daarmee samenhangende impulsregulatieproblemen, zijn verhoogd angstniveau met het gebrek aan adequate inschatting van situaties, kan worden geconcludeerd dat de kans op herhaling groot is, bij uitblijven van een adequate behandeling en bij drugsgebruik.
Gezien de ernst van de psychiatrische problematiek en de wenselijkheid om de kans op recidive te verminderen, is langdurige behandeling en begeleiding geïndiceerd.
Onderzochte dient vanwege het grote recidiverisico gesloten residentieel behandeld te worden.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening wordt een onvoorwaardelijk PIJ-kader geadviseerd, dit in samenhang met de aard van de tenlastelegging en de onderliggende psychiatrische stoornis en de verhoogde recidivekans.
Het rapport van psycholoog [naam psycholoog] van 29 oktober 2010 houdt onder meer in:
[naam verdachte] heeft een grote kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van psychoses. Bij oplopende stress kan hij met angst, achterdocht en woede reageren. Hij verliest dan de grip op de realiteit en kan gemakkelijk komen tot een agressieve impulsdoorbraak. Het gebruik van middelen is van negatieve invloed op dit proces.
Gezien de ernstige psychiatrische ziekte waaraan [naam verdachte] lijdt en het grote recidiverisico wordt een klinische behandeling in een forensische kliniek voor jeugdpsychiatrie noodzakelijk geacht.
Gezien het gebrekkige ziektebesef en ziekte-inzicht en daarmee samenhangend de gebrekkige motivatie van [naam verdachte] om zich langdurig aan een behandeling te onderwerpen, wordt een dwingend kader geadviseerd. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel komt dan het meest in aanmerking.
Op basis van de hiervoor weergegeven inzichten van voornoemde gedragsdeskundigen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte in beginsel in aanmerking komt voor het opleggen van de PIJ-maatregel. De rapporten voldoen aan het gestelde in artikel 77s, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Ook overigens is aan de voorwaarden voor het opleggen van de PIJ-maatregel voldaan, nu verdachte veroordeeld wordt voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en er sprake is van een groot recidivegevaar.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 21 december 2010 echter aangegeven dat onderzocht moet worden of het toepassen van dit uiterste middel van de PIJ-maatregel de enige optie is in geval van verdachte. In opdracht van de rechtbank is door de jeugdreclassering aanvullende rapportage opgemaakt teneinde te bezien of volstaan kan worden met oplegging van de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm.
Het aanvullende rapport van 24 mei 2011 van [H.S.], verbonden aan Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering houdt onder meer in:
[naam verdachte] heeft zich op 16-11-2010 vrijwillig laten opnemen bij de Mondriaan afdeling BC. Reden van deze opname is om de zucht naar middelengebruik en het risico dat [naam verdachte] terugvalt hierin te minimaliseren.
[naam verdachte] is vervolgens overgeplaatst naar afdeling 3A, om aldaar een uiterst streng behandelingsplan van een viertal fasen te voltooien, waarbij, indien de voortgang van die fasen goed wordt doorlopen, deze totaal minimaal 4 maanden op afd. 3A in beslag nemen.
[naam verdachte] heeft deze 4 maanden goed doorlopen en is hierna een re-integratietraject begonnen bij [R.] te Kerkrade. Het wijkteam van Mondriaan gaat 1/2 keer per week naar [naam verdachte]. Het wijkteam controleert en motiveert [naam verdachte]. Zij houden tevens zicht op de medicatie.
De jeugdreclassering maakt zich zorgen over de persoonlijkheidsontwikkeling van [naam verdachte] zoals beschreven door mevrouw [naam psycholoog] en mevrouw [naam psychiater]. [naam verdachte] heeft de interne behandeling goed doorlopen. De jeugdreclasseerder adviseert een poliklinische behandeling vanuit de Mondriaan zorggroep, binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met hierin de hieronder geformuleerde bijzondere voorwaarden.
Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is volgens jeugdreclasseerder noodzakelijk om [naam verdachte] zich aan de gestelde voorwaarden te laten houden en te behoeden voor een eventuele terugval in drugsgebruik met een verdere schizofrene ontwikkeling van het paranoïde type te voorkomen.
Indien de rechtbank van mening is dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is, adviseert Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, de volgende voorwaarden:
- maatregel van Hulp en Steun;
- houden aan de richtlijnen van de jeugdreclasseerder;
- geen middelen gebruik (alcohol in overleg met ouders);
- meewerken aan urinecontroles;
- meewerken aan de behandeling vanuit Mondriaan;
- indien deze behandeling eindigt, informeert [naam verdachte] de jeugdreclasseerder.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven bereid en gemotiveerd te zijn om zich aan de voorwaarden te houden die door de jeugdreclassering zijn voorgesteld. Daarnaast heeft verdachte aangegeven voornemens te zijn de hem voorgeschreven medicatie te zullen blijven gebruiken.
De rechtbank komt op basis van het rapport van jeugdreclasseerder [H.S.] tot de conclusie dat de behandeling die door de gedragsdeskundigen geïndiceerd wordt geacht, reeds vorm heeft gekregen en zijn vruchten heeft afgeworpen. Dit betekent echter nog niet dat het recidivegevaar dat zij beschreven hebben daarmee dusdanig zal zijn verminderd dat afgezien kan worden van een verplichte (vervolg)behandeling en van toezicht op verdachte. Dit oordeel wordt niet anders door hetgeen de raadsman omtrent de diagnose van verdachte heeft aangevoerd, omdat in de rapporten van de gedragsdeskundigen deze mogelijkheid ook is meegewogen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Wél kan gelet op de goede ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt, worden volstaan met het voorwaardelijk opleggen van de maatregel. De rechtbank neemt daarbij de voorwaarden over die door de jeugdreclassering zijn geadviseerd, alsmede twee aanvullende voorwaarden met betrekking tot de medicatie en daginvulling van verdachte.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 3717,58, waarvan € 1338,- ter zake van geleden immateriële schade. Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van € 900,- aan kosten rechtsbijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en acht verdachte aansprakelijk voor die schade, met uitzondering van de posten reiskosten raadsman en reiskosten rechtbank. Deze posten zien op gemaakte kosten in het kader van de procedure tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de rechtstreekse schade toewijzen, met dien verstande dat zij de hoogte van de immateriële schade toe zal wijzen tot een bedrag van € 750,- en de vordering voor het overige ter zake van de immateriële schade zal afwijzen.
De gevorderde kosten van kleding en schoenen zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 400,-, omdat de rechtbank rekening houdt met afschrijvingspercentages naar rato van de aanschafdata van de goederen.
De door verdachte in het kader van de procedure tot schadevergoeding gemaakte kosten en de kosten voor rechtsbijstand, zal de rechtbank (gedeeltelijk) toewijzen. Daarbij zal zij de kosten voor rechtsbijstand bepalen conform het liquidatietarief kantonzaken, nu dit gebruikelijk is en er geen reden is om een hoger bedrag voor rechtsbijstand toe te kennen. In dit tarief zijn de reiskosten van de raadsman inbegrepen. De reiskosten van de benadeelde partij komen geheel voor vergoeding in aanmerking.
Het door verdachte te betalen bedrag van € 2083,58,- wordt vermeerderd met de wettelijke rente en de rechtbank zal daarbij tevens de schademaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77i, 77l, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 167 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
- beveelt de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaar voorwaardelijk;
- bepaalt dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt;
- zal meewerken aan het realiseren van een daginvulling bij [R.], school of anderszins;
- geen drugs zal gebruiken en alcohol alleen in overleg met zijn ouders en jeugdreclassering;
- zal meewerken aan urinecontroles;
- zal meewerken aan de reeds ingezette (poliklinische) behandeling vanuit Mondriaan of een andere instelling voor geestelijke gezondheidszorg en indien deze behandeling eindigt, de Jeugdreclassering hierover zal informeren;
- de in het kader van voornoemde behandeling aan hem voorgeschreven medicatie zal nemen;
- geeft opdracht aan genoemde Jeugdreclassering aan de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij], [adres]te betalen een bedrag van € 2083,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2010;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 359,- (posten reiskosten rechtbank en kosten rechtsbijstand);
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij] voornoemd bedrag van € 2083,58 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2010;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker, kinderrechter en mr. E.B.A. Ferwerda, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juni 2011.
Mr. Bax is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 mei 2010 te Bocholtz, in de gemeente Simpelveld, althans in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been en/of in de bil, in elk geval in het lichaam, van die [naam benadeelde partij] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2010 te Bocholtz, in de gemeente Simpelveld, althans in het arrondissement Maastricht, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam benadeelde partij]), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het been en/of in de bil, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700253-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 14 juni 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te 6351 [adresgegevens verdachte].
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. H.E. Menger, advocaat te Maastricht.