ECLI:NL:RBMAA:2011:BR2846

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/702713-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op filiaalbedrijf in Heerlen met diefstal van geldbedrag

Op 14 februari 2011 vond er een gewelddadige overval plaats op een filiaal van [naam filiaalbedrijf] te Heerlen. De aangeefster, werkzaam als assistent-bedrijfsleider, deed aangifte van diefstal door middel van geweld in vereniging. Tijdens de overval werd zij door de verdachten geblinddoekt en vastgebonden, waarna een geldbedrag van circa 1770 euro werd gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de overval heeft gepleegd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal, voorafgegaan en gevolgd door geweld tegen de aangeefster. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de medeverdachte als betrouwbaar beoordeeld, en de tegenstrijdige verklaringen van het personeel van het filiaal niet als overtuigend aangemerkt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De reclassering heeft geadviseerd om toezicht op te leggen, wat de rechtbank heeft overgenomen als bijzondere voorwaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702713-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 juni 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. B.H.S. Brinkman, advocaat te Kerkrade.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juni 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd en daarbij een geldbedrag heeft buitgemaakt.
De rechtbank leest de in de derde regel van de tenlastelegging staande woorden "een hoeveel geld (circa 1770 euro)" als "een hoeveelheid geld (circa 1770 euro), toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of (een van zijn) mededader(s)", aangezien hier sprake is van een kennelijke omissie. Door de verbetering van deze omissie wordt verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard gelet op de aangifte van [naam benadeeldepartij] en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconstateerd dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd waardoor er geen discussie meer bestaat over de gang van zaken tijdens de overval. Wel merkt hij op dat bij onderhavige overval geen sprake van fysiek geweld was en evenmin een wapen is gebruikt. Tenslotte verzoekt de raadsman bij de vaststelling van de hoogte van het weggenomen bedrag, uit te gaan van de verklaring van verdachte, gezien de tegenstrijdige verklaringen van het personeel van [naam filiaalbedrijf] hieromtrent.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Over de gebeurtenissen op 14 februari 2011 is op basis van het dossier het volgende relevant.
Op 14 februari 2011 heeft [naam benadeeldepartij] aangifte gedaan van diefstal door middel van geweld in vereniging gepleegd bij het filiaal van [naam filiaalbedrijf] aan de [adres] te Heerlen op diezelfde dag. Aangeefster is werkzaam als assistent-bedrijfsleider bij dit filiaal.
Zij heeft verklaard dat zij die ochtend vroege dienst had, hetgeen impliceert dat zij het filiaal moest openen. Op een gegeven moment ging de bel van de zijdeur/nooddeur. Zij zag iemand met zwarte kleren vlak naast de deur staan. Omdat zij wilde kijken wie dat was, trok ze de deur naar binnen open. Meteen hierop kwamen twee personen naar binnen gestormd.
Blinddoeken
Aangeefster heeft verklaard dat een van de overvallers een opgerolde theedoek op haar ooghoogte voor zich hield. Zij heeft de overvallers gevraagd of zij haar zonnebril mocht ophouden omdat haar ogen onlangs gelaserd waren. Toen heeft een van de overvallers die doek om haar mond gedaan en achter op haar hoofd vastgemaakt.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [naam medeverdachte 1]een blinddoek voor de ogen van aangeefster heeft gedaan. [naam medeverdachte 1]heeft eveneens verklaard dat hij om de ogen van aangeefster een blinddoek heeft gedaan.
Bij de armen gepakt
Aangeefster heeft verklaard dat zij voelde dat een van de overvallers haar onderarmen vastpakte en haar beiden handen/armen op haar rug bracht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de handen van aangeefster heeft vastgepakt.
Armen met kabel op rug vastgebonden
Aangeefster heeft verklaard dat zij voelde dat haar beide armen aan elkaar werden vastgebonden. Zij dacht dat het met een kabel gedaan werd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [naam medeverdachte 1]de handen van aangeefster met een kabel heeft vastgebonden.
Duwen
Aangeefster heeft verklaard dat een van de overvallers haar bij haar linkerschouder vast heeft gehad en haar vervolgens heeft geduwd in de richting waar hij haar naartoe wilde hebben. In eerste instantie richting de kassa’s. Zij heeft toen gevraagd: ‘waar wil je mij naartoe hebben?’ Hij zei niets, hij heeft haar geduwd in de richting van het kleine kantoortje. Aangeefster heeft verklaard dat daar de kluis is en dat de enige mogelijkheid is om geld te krijgen. Toen zij naar het kleine kantoortje liep had zij het gevoel dat een van de overvallers naar het grote kantoor liep en zij op dat moment dus met de andere overvaller alleen was. Toen zij bij het kleine kantoor stonden, duwde de overvaller haar richting de kluis.
Diefstal geldbedrag
Aangeefster heeft verklaard dat zij toen heeft gezegd: ‘Ik kan 1 kluis openen, maar daar moet jij mijn handen voor losmaken’. Een van de overvallers heeft toen haar handen losgemaakt. Vervolgens heeft zij de kluissleutel gepakt, is naar de kluizen in het kleine kantoortje gelopen en heeft de kluis geopend. Een van de overvallers heeft daarna zelfstandig hieruit geld weggenomen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [naam benadeeldepartij] de kluis heeft opengemaakt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de envelop met het geldbedrag heeft gepakt.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat er in de envelop die hij gepakt heeft € 1.260,- zat, waarvan hij en [naam medeverdachte 1]allebei € 630,- hebben gekregen. [naam medeverdachte 1]heeft eveneens verklaard dat hij ongeveer € 630,- heeft gehad. Aangeefster heeft verklaard dat er een bedrag van € 1.000,- door de overvallers is weggenomen. [I.E.], de eerste assistent-bedrijfsleider, heeft verklaard dat er een bedrag van € 1.999,- is weggenomen. [naam benadeelde partij 2], bedrijfsleider, heeft verklaard dat er in de envelop een bedrag van € 1.770,- zat.
Wederom de handen op de rug vastgebonden
Aangeefster heeft verklaard dat zij vervolgens door een van de overvallers werd vastgepakt en richting het grote kantoor werd gedirigeerd. De overvaller had haar toen aan haar schouder vast. In het grote kantoor werden haar handen weer op haar rug vastgebonden. Eerst hebben zij haar polsen vast aangetrokken. Vervolgens hebben zij de kabel nog eens er omheen gebonden en goed aangetrokken.
[H.] heeft verklaard dat de polsen van [naam benadeelde partij 1] waren vastgebonden en dat hij de knoop heeft losgemaakt.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met [naam medeverdachte 1]op 14 februari 2011 een gewelddadige overval heeft gepleegd op een filiaal van [naam filiaalbedrijf] te Heerlen waarbij zij een geldbedrag hebben buit gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte en/of zijn mededader aangeefster heeft/hebben geblinddoekt. Immers, gelet op de uitgebreide verklaring die aangeefster hieromtrent geeft, is er geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid daarvan.
Dit is voor de rechtbank ook reden om daar waar de verklaring van aangeefster en verdachte uiteenlopen de verklaring van aangeefster - met uitzondering van de hoogte van het weggenomen geldbedrag - te volgen.
Wat betreft de hoogte van het door verdachte en [naam medeverdachte 1]gestolen geldbedrag overweegt de rechtbank het volgende. Aangeefster, [I.E.] en [naam benadeelde partij 2] verklaren allen anders ten aanzien van de hoogte van het bij de overval gestolen bedrag. Verdachte en [naam medeverdachte 1]hebben bij de politie onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij een bedrag van € 1.260,- hebben buit gemaakt. Nu verdachte en [naam medeverdachte 1]dit onafhankelijk van elkaar hebben verklaard en de verklaringen van beiden consequent zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van hun verklaringen wat betreft de hoogte van het bij de overval buit gemaakte bedrag.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 februari 2011 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en gevolgd van geweld tegen [naam benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader,
- die [naam benadeelde partij 1] bij de armen heeft gepakt en vervolgens
- de armen van die [naam benadeelde partij 1] met een kabel/touw op de rug heeft vastgebonden
en vervolgens
- die [naam benadeelde partij 1] heeft geduwd en vervolgens, na het wegnemen van die hoeveelheid geld,
- wederom de polsen/handen van die [naam benadeelde partij 1] op de rug heeft vastgebonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en gevolgd van geweld tegen personen , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het voorarrest. Aan de voorwaardelijke straf dienen tevens verbonden te worden de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal melden bij de reclassering, dient deel te nemen aan een gedragsinterventie, schadevergoeding dient te voldoen, en zich zal houden aan de aanwijzingen en richtlijnen van de reclassering die wordt opgedragen toezicht uit te oefenen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en voor het overige een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van 2 jaren. Aan de voorwaardelijke straf dienen tevens als bijzondere voorwaarden te worden verbonden de door de reclassering genoemde gedragsinterventies en het betalen van een schadevergoeding ter hoogte van € 630,-. De raadsman heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat deze schadevergoeding in 12 maandelijkse termijnen van € 50,- en 1 termijn van € 30,- mag worden voldaan.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft een gewelddadige overval gepleegd op een [naam filiaalbedrijf] filiaal. Het strafbare feit dat verdachte heeft begaan is naar het oordeel van de rechtbank moreel gezien uitermate verwerpelijk en dient hem ten zeerste te worden aangerekend.
De reclassering heeft op 27 april 2011 een rapport omtrent verdachte opgemaakt. Hieruit blijkt dat de reclassering de kans op recidive laag gemiddeld acht. De reclassering acht het van belang om diverse (praktische) problemen, zoals zinvolle dagbesteding, inkomen, vrienden/kennissen, (soft)druggebruik, gedrag/denkpatronen/vaardigheden en houding bij verdachte aan te pakken, alvorens er sprake van gedragsverandering dan wel voorkomen van recidive kan zijn. Zij adviseert de rechtbank om aan verdachte reclasseringstoezicht op te leggen, mede inhoudende een meldingsgebod en de deelname aan gedragsinterventies, zoals een Arbeidsvaardighedentraining (ARVA) en een Leefstijltraining (kort).
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid meegewogen dat verdachte een gewelddadige overval heeft gepleegd bij zijn eigen (toenmalige) werkgever. Evenwel heeft verdachte ter terechtzitting blijk gegeven dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet. Verder heeft hij zich reeds bereid getoond de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden na te leven. Daarnaast houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en dat hij nog jong is.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op het reclasseringsrapport, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend is voor verdachte. Daarbij zal reclasseringstoezicht, als bijzondere voorwaarde, voor verdachte een goed handvat zijn om zijn leven op de rails te krijgen en recidive te voorkomen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt een meldingsgebod en deelname aan een Arbeidsvaardighedentraining (ARVA) en een Leefstijltraining (kort).
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook indien dit inhoudt een meldingsgebod en deelname aan een Arbeidsvaardighedentraining (ARVA) en een Leefstijltraining (kort);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Broekhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juni 2011.
Buiten staat
Mr. M.E. Kramer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2011 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid geld (circa 1770 euro), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen S.C.J.
[naam benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of (een van zijn) mededader(s),
- die [naam benadeelde partij 1] heeft geblinddoekt en/of (vervolgens)
- die [naam benadeelde partij 1] bij de armen heeft gepakt en/of (vervolgens)
- de armen van die [naam benadeelde partij 1] met een kabel/touw (op de rug) heeft vastgebonden
en/of (vervolgens)
- die [naam benadeelde partij 1] (in de richting van een kantoor/kluis) heeft geduwd en/of
(vervolgens) (na het wegnemen van die hoeveelheid geld)
- (wederom) de polsen/handen van die [naam benadeelde partij 1] (op de rug) heeft vastgebonden;
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/702713-11
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 15 juni 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te
Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 1 juni 2011 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. B.H.S. Brinkman, advocaat te Kerkrade.