ECLI:NL:RBMAA:2011:BR2819

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/702727-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van leerlingen en leerkrachten met een gasalarmpistool

In de strafzaak tegen [naam verdachte], die op 17 februari 2011 in Landgraaf leerlingen en leerkrachten van basisschool '[naam school]' heeft bedreigd, heeft de rechtbank Maastricht op 25 juli 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het dreigen met een wapen, waarbij hij op zijn balkon stond te schreeuwen en met een op een vuurwapen gelijkend gasalarmpistool zwaaide. Getuigenverklaringen bevestigden dat de verdachte met het pistool in de richting van de basisschool zwaaide, wat leidde tot angst en paniek onder de leerlingen en leerkrachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan bedreiging, maar sprak hem vrij van de specifieke dreigende bewoordingen die aan hem waren ten laste gelegd, omdat deze niet konden worden vastgesteld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van het bedreigen van schoolkinderen en de impact die dergelijke daden hebben op de veiligheid binnen de schoolomgeving.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702727-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juli 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. R.W.P. Krijnen, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de zittingen van 1 juni 2011 en 11 juli 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: leerlingen en leerkrachten van een basisschool en passanten heeft bedreigd door met een wapen te zwaaien en daarbij te schreeuwen;
Feit 2: een alarmpistool, behorende tot categorie III van de Wet wapens en munitie
voorhanden heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Door op het balkon van zijn woning, tegenover een basisschool met een pistool dat verdachte voorhanden had te zwaaien, voelden de scholieren en leerkrachten zich bedreigd.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht feit 1 weliswaar wettig en overtuigend bewezen, maar vraagt partiële vrijspraak voor de bedreigende bewoordingen, aangezien voor deze bewoordingen te weinig bewijs is.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, aangezien een wapen van categorie III is ten laste gelegd. Een gasdrukpistool valt echter onder een andere categorie van de Wet wapens en munitie valt, waardoor dit feit niet bewezen kan worden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 17 februari 2011 zag [naam getuige 1] dat op het balkon van de flat gelegen aan de [K. straat] te Landgraaf een man met een vuurwapen stond te zwaaien. Hij zag dat de man een ontbloot bovenlijf en een pistool in zijn handen had. De man had dit pistool in de hand, met gestrekte arm voor zich uit en zwaaide van links naar rechts met het pistool. Ook zag de getuige de man een beweging maken die erop leek alsof hij het pistool doorlaadde. De getuige hoorde de man schreeuwen, maar kon niet horen wat er precies geschreeuwd werd. De getuige denkt dat er twee of drie personen op straat liepen en gaf aan dat aan de overzijde van het flatgebouw een basisschool ligt waar op dat moment nog alle scholieren aanwezig waren.
[naam getuige 2], leerkracht van de basisschool “[naam school]” gelegen aan de Haaselt te Landgraaf, zag op 17 februari 2011 aan de overkant van de straat een man met ontbloot bovenlichaam op het balkon van de bovenste etage van een flat aan de [K. straat] staan. De leerkracht gaf op dat moment les aan een klas met kinderen. Het balkon waarop de man stond, bevond zich op ongeveer 15 meter van dit klaslokaal. Hij zag door de raam van het klaslokaal dat de man een zwart, op een pistool gelijkend voorwerp in zijn handen had. Dit pistool richtte de man naar de overzijde van de [K. straat] en hij maakte een handeling met zijn handen, waarvan de leerkracht de indruk kreeg dat hij zijn wapen aan het laden was. Ook zag de leerkracht dat hij met zijn mond pratende bewegingen maakte. De man maakte met het pistool zwaaiende bewegingen met gestrekte armen in de richting van de school. Verschillende kinderen in de klas riepen: “een pistool” en “die man schiet op ons”. Na overleg met de directeur heeft de leerkracht toen 112 gebeld.
[naam getuige 3], eveneens leerkracht van de basisschool “[naam school]” te Landgraaf hoorde op 17 februari 2011 een leerling zeggen: “Hij zwaait met een pistool”. [naam getuige 3] keek naar buiten en zag tegenover het klaslokaal een man staan met ontbloot bovenlijf op het rechter bovenste balkon tegenover de school. Hij zag dat de man met een zwart pistool aan het zwaaien was en dat die man het pistool ging laden. [naam getuige 3] zag dat de kinderen erg verbaasd en angstig keken en dat er paniek bij de kinderen onstond.
Toen de politie ter plaatse kwam, troffen zij op de [K. straat] een man aan met ontbloot bovenlichaam, die voldeed aan het signalement. Deze man bleek verdachte te zijn. Verdachte verklaarde tegen de politie dat hij op het balkon van zijn woning had gestaan en had staan schreeuwen naar de mensen op straat.
Nadat verdachte is aangehouden, trof de politie in de woning van verdachte een op een vuurwapen gelijkend gasalarmpistool aan.
Uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1], [naam getuige 2] en [naam getuige 3], blijkt dat verdachte op zijn balkon met een pistool stond te zwaaien in de richting van basisschool “[naam school]”, die tegenover zijn appartement ligt. Verdachte was daarbij aan het schreeuwen. In de woning van verdachte is vervolgens een gasdrukpistool aangetroffen. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een wapen zowel leerlingen en leerkrachten van de basisschool heeft bedreigd.
Welke bewoordingen verdachte heeft geschreeuwd, kan de rechtbank aan de hand van het dossier niet vaststellen. De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat verdachte onverstaanbaar heeft geschreeuwd en verdachte partieel vrijspreken van de zinsnede: “Het liefst wilde ik jou vermoorden en/of Ik maak jullie allemaal kapot en/of Ik schiet jullie allemaal kapot”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
Feit 2
Uit het proces-verbaal onderzoek vuurwapens en munitie blijkt dat het bij verdachte aangetroffen gasdrukpistool sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen. Aangezien het gasdrukpistool niet is voorzien van een goed functionerende CO-2 capsule die voor de gasdruk zorgt wanneer een kogeltje met het wapen wordt afgeschoten, valt het wapen onder artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7e van de Wet wapens en munitie.
Er is echter tenlastegelegd dat verdachte een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Nu het aangetroffen pistool onder een andere categorie van de Wet wapens en munitie valt, kan dit feit niet wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken voor feit 2.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 17 februari 2011 in de gemeente Landgraaf leerlingen en leerkrachten van basisschool “[naam school]” heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een wapen gezwaaid met gestrekte arm en met het wapen in zijn handen naar links en rechts bewogen en een beweging gemaakt, er op lijkende dat hij het wapen doorlaadde en onverstaanbaar geschreeuwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2½ maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, zodat het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact op te leggen, ook indien dit inhoudt urinecontrole, het verplicht innemen van medicatie, behandeling bij de Verslavingszorg (ook indien dit klinisch is) en voortzetting van de behandeling die verdachte reeds via Mondriaan ondergaat.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend en heeft de rechtbank verzocht om aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft door al schreeuwend met een pistool te zwaaien op zijn balkon, dat tegenover een basisschool ligt en door een gebaar te maken alsof hij dit pistool doorlaadde, leerlingen en leerkrachten van die basisschool bedreigd. Dit voorval heeft voor onrust gezorgd op de school.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend, ook al zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor het onder feit 2 ten laste gelegde.
Aangezien de rechtbank net als de officier van justitie van oordeel is dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk dient te zijn aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest, zal de rechtbank de straf in dagen uitdrukken. Dit betreft een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, zulks met aftrek van het voorarrest van het onvoorwaardelijk deel.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat om recidive te voorkomen er bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf. Op die wijze kan bewerkstelligd worden dat verdachte, na zijn detoxificatie in detentie, (verslavings)behandeling kan ondergaan en ook anderszins ondersteund kan worden door de reclassering.
Het wettelijk systeem brengt mee dat de beslissing, of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een inrichting ter verpleging, en voor welke duur, is voorbehouden aan de rechter en niet in handen van de Reclassering kan worden gelegd (Hoge Raad 6 november 1990, NJ 1991, 274). Hieronder valt ook een klinische behandeling, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. Evenmin is het mogelijk om een vrijwillig behandeltraject onder het reclasseringstoezicht te laten vallen. De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarden om die reden niet opleggen.
De rechtbank zal bij de voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde opleggen reclasseringtoezicht, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij de verslavingszorg, en/of urinecontroles en/of het verplicht innemen van medicatie.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij de verslavingszorg en/of urinecontroles en/of het verplicht innemen van medicatie;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kramer, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. F.A.G.M. Vluggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Koonen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juli 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2011 in de gemeente Landgraaf (een) leerling(en) en/of (een) leerkracht(en) van basisschool "[naam school]" en/of (een) passant(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen gezwaaid (met gestrekte arm en met het vuurwapen in zijn handen naar links en/of rechts heeft bewogen) en/of (vervolgens) (een)
beweging(en) gemaakt, er op lijkende dat hij het vuurwapen doorlaadde en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Het liefst wilde ik jou vermoorden" en/of "Ik maak jullie allemaal kapot" en/of "Ik schiet jullie allemaal kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) (onverstaanbaar) (dreigend) heeft geschreeuwd;
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2011 te Landgraaf een of meer wapens van categorie III, te weten een alarmpistool (Walther CP99 compact) voorhanden heeft gehad.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/702727-11
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 25 juli 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen
14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. R.W.P. Krijnen, advocaat te Heerlen.