RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10 / 772
[eiseres]
wonend te Maastricht, eiseres,
het college van bestuur van de universiteit Maastricht,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 19 april 2010
Eiseres heeft tegen het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 20 april 2011. Ter zitting is eiseres verschenen bij gemachtigde J. Schepers, advocaat te Maastricht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Manders, werkzaam bij verweerder.
Eiseres is sinds 1 oktober 2002 als secretaresse in dienst van de Universiteit Maastricht (UM) bij (aanvankelijk de rechtsvoorganger van) de Faculty of Health Medicine and Life Sciences (FHML) met een aanstelling voor 0,5 fte voor bepaalde tijd bij de capaciteitsgroep Biofysica. Per 1 oktober 2003 is de aanstelling gewijzigd naar onbepaalde tijd.
Van 15 maart 2006 tot 16 september 2006 is de aanstelling tijdelijk uitgebreid van 0,5 fte naar 0,8 fte met een gelijktijdige detachering bij de capaciteitsgroep Genetica & Celbiologie, sectie Moleculaire Genetica. Met ingang van 16 september 2006 is eiseres overgeplaatst naar laatstgenoemde sectie met een uitbreiding van de aanstelling voor onbepaalde tijd naar 0,6 fte.
Per 16 september 2006 is eiseres tevens tot 16 september 2008 aangesteld in een dienstverband voor bepaalde tijd voor 0,2 fte bij het Onderzoeksinstituut Hart- en Vaatziekten van de UM.
Binnen het kader van dit dienstverband is eiseres op vrijwillige basis door middel van een detacheringsovereenkomst en met behoud van rechtspositie van 14 juli 2008 tot 15 augustus 2009 vanuit FHML gedetacheerd bij Stichting Trajekt te Maastricht in een aanstelling voor 0,8 fte.
Aansluitend is zij tot 1 januari 2010, eveneens voor 0,8 fte en met behoud van rechtspositie, binnen de UM gedetacheerd naar de Faculty of Economics and Business Administration (FEBA). Hierbij is de aanstelling bij FHML van 0,6 fte voor bepaalde tijd tijdelijk opgehoogd met 0,2 fte in verband met het aantal vacante uren bij FEBA.
Bij het nu bestreden besluit is verweerder gebleven bij het standpunt dat een aanstelling van 0,6 fte als uitgangspunt dient te worden genomen voor het vaststellen van het salaris per 1 januari 2010 en voor het zoeken naar een geschikte werkplek.
Eiseres is van mening dat zij inmiddels een dienstverband voor onbepaalde tijd van 0,8 fte heeft verkregen en dat dit het uitgangspunt dient te zijn.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor zover door eiseres (mede) gesteld is dat de civielrechtelijke bepalingen van het BW van toepassing zijn, stelt de rechtbank vast dat op de arbeidsovereenkomst van eiseres met de UM uitsluitend de CAO NU van toepassing is.
In artikel 2.3, tweede lid, van de CAO NU is bepaald dat met ondersteunend en beheerspersoneel een dienstverband voor bepaalde tijd kan worden aangegaan. De totale duur van het dienstverband, inclusief eventuele opvolgende dienstverbanden bedraagt maximaal drie jaar. Als het dienstverband wordt gefinancierd uit tijdelijke externe middelen geldt een totale duur van maximaal vier jaar.
In het zevende lid is bepaald dat een dienstverband voor bepaalde tijd ten hoogste twee maal kan worden opgevolgd door een dienstverband voor bepaalde tijd, met dien verstande dat de totale duur van de opvolgende dienstverbanden niet meer kan bedragen dan de in lid 2 genoemde termijn.
In artikel 2.4 (de conversiebepaling), eerste lid, van de CAO NU is bepaald dat, indien na het verstrijken van de volgens artikel 2.3 toegestane maximale duur van het dienstverband voor bepaalde tijd de werknemer met kennelijke instemming van de werkgever de hem opgedragen werkzaamheden voortzet, vanaf dat tijdstip het dienstverband voor bepaalde tijd wordt geacht te zijn omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
In het tweede lid is bepaald dat het dienstverband voor bepaalde tijd wordt geacht omgezet te zijn in een dienstverband voor onbepaalde tijd indien het aantal elkaar opvolgende dienstverbanden meer bedraagt dan het volgens artikel 2.3 toegestane aantal.
Vast staat dat eiseres vanaf 1 oktober 2003 bij de UM een dienstverband voor onbepaalde tijd van 0,5 fte had. Van 15 maart 2006 tot 16 september 2006 is de aanstelling tijdelijk uitgebreid met 0,3 fte met een gelijktijdige detachering bij de capaciteitsgroep Genetica & Celbiologie, sectie Moleculaire Genetica.
Per 16 september 2006 is de omvang van het dienstverband voor onbepaalde tijd gewijzigd in 0,6 fte. Van 16 september 2006 tot 1 januari 2010 is de aanstelling uitgebreid met een dienstverband van 0,2 fte voor onbepaalde tijd. Binnen dit dienstverband is eiseres geplaatst bij vier opeenvolgende instellingen: de capaciteitsgroep Genetica & Celbiologie van de UM, sectie Moleculaire Genetica, bij het Onderzoeksinstituut Hart- en Vaatziekten van de UM, bij Stichting Trajekt te Maastricht middels detachering vanuit FHML/UM en tenslotte bij FEBA/UM middels detachering vanuit FHML/UM .
Eiseres is van mening dat op grond van de artikelen 2.1, 2.3, tweede en zevende lid van de CAO NU door het tijdsverloop van meer dan drie jaren sinds 16 september 2006 en tevens door het overschrijden van het aantal van drie dienstverbanden voor bedoelde 0,2 fte, in samenhang met de conversiebepaling van artikel 2.4 van de CAO NU een dienstverband voor onbepaalde tijd is ontstaan.
De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens de plaatsing bij Stichting Trajekt werkzaam was buiten de UM. Nu deze plaatsing gebeurde op basis van detachering vanuit de UM dient deze aanstelling eveneens te worden meegeteld bij de in aanmerking te nemen aanstellingen als bedoeld in de artikelen 2.3 en 2.4 van de CAO NU.
De rechtbank concludeert dat de motivering van verweerder, dat niet over de hele periode vanaf 15 augustus 2006 sprake was van een tijdelijk dienstverband, geen stand kan houden gelet op doel en strekking van de Regeling. Dat verweerder de motivering in het nu bestreden besluit heeft gewijzigd in het verweerschrift legt hierbij geen gewicht in de schaal.
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat op grond van artikel 2.4, tweede lid, van de CAO NU drie jaren na 15 maart 2006, dat wil zeggen per 15 maart 2009, een conversie geacht wordt te hebben plaatsgevonden naar een aanstelling voor onbepaalde tijd voor het deel dat eiseres boven de aanstelling voor onbepaalde tijd in dienst was (aanvankelijk 0,3 fte, met ingang van 16 september 2006 0,2 fte).
Het feit dat eiseres een deel van deze periode op basis van een detachering heeft gewerkt doet daar niet aan af nu onweersproken is dat het werkgeverschap voor eiseres gedurende de gehele periode bij verweerder is gebleven en enkel de feitelijke werkzaamheden op een andere locatie plaats vonden.
Nu verweerder geen andere mogelijkheid heeft dan de aanstelling voor de in geding zijnde 0,2 fte met ingang van 15 maart 2009 om te zetten in een aanstelling voor onbepaalde tijd zal de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze beslissing van de rechtbank brengt met zich dat het dienstverband van eiseres met ingang van 15 maart 2009 een totale omvang had van 0,8 fte in een aanstelling voor onbepaalde tijd.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten wegens verleende rechtsbijstand worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,-.
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure tot een bedrag van € 874,-, te vergoeden aan eiseres;
bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 150,- vergoedt.
Aldus gedaan door E.V.L. Heuts in tegenwoordigheid van F.A.W. van Gils als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2011
w.g. F.A.W. van Gils w.g. Heuts
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.