ECLI:NL:RBMAA:2011:BR2112

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700359-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging van gevangenisstraf in verband met psychiatrische behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 20 juli 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, opgelegd aan de veroordeelde. De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het vonnis waarbij de bijzondere voorwaarde is opgelegd, alsook van het advies tenuitvoerlegging van 8 november 2010, opgesteld door de teammanager en reclasseringswerker van een kliniek in Rotterdam. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft betoogd dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat de veroordeelde lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en dat een tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de behandeling van de veroordeelde zou schaden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde diverse afspraken met de reclassering niet is nagekomen en dat hij tijdens de proeftijd meerdere keren gedwongen is opgenomen in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De getuige, werkzaam bij de reclassering, heeft verklaard dat de veroordeelde niet wil meewerken en wantrouwend is. De rechtbank heeft de houding van de veroordeelde zelf waargenomen tijdens de zitting en concludeert dat de communicatie met de veroordeelde zeer moeizaam verloopt. De rechtbank overweegt dat de invloed van het psychiatrisch ziektebeeld van de veroordeelde op zijn gedrag niet uitgesloten kan worden en dat dit van belang is voor de beslissing.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van de voortzetting van de behandeling van de veroordeelde zwaarder weegt dan het belang van de Staat bij het sanctioneren van de schending van de bijzondere voorwaarde. De rechtbank heeft daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, ook in de vorm van een werkstraf, en benadrukt dat de behandeling bij de zorginstelling moet worden voortgezet. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700359-08 (vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling)
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht van 15 november 2010, ingekomen ter griffie op 19 november 2010, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 16 september 2008 van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank.
Bij dit vonnis is
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
hierna te noemen: de veroordeelde,
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, waarbij de rechtbank als bijzondere voorwaarde gesteld heeft dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland te stellen richtlijnen.
Behandeling ter terechtzitting
De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de in het openbaar gehouden terechtzittingen van 14 december 2010, 23 februari 2011, 11 mei 2011 en 6 juli 2011. Op 25 mei 2011 is de behandeling bij tussenbeslissing door de rechtbank heropend, omdat zij het nodig oordeelde dat de veroordeelde in persoon zou verschijnen.
De veroordeelde is op 6 juli 2011 met zijn raadsvrouw, mr. G.L.P. Biesmans, advocate te Maastricht, verschenen teneinde te worden gehoord.
Ook verschenen is de getuige [naam getuige 1], werkzaam als werkbegeleider bij de Reclassering ([naam kliniek]) te Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van:
? voormeld vonnis waarbij de bijzondere voorwaarde is opgelegd;
? het advies tenuitvoerlegging van 8 november 2010, opgemaakt door [naam teammanager], teammanager, en [naam reclasseringswerker], reclasseringswerker, beiden verbonden aan [naam kliniek] te Rotterdam;
? de overige stukken.
De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie omtrent haar vordering, strekkende tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
De rechtbank heeft gehoord de veroordeelde en diens raadsvrouw, alsmede de getuige [naam getuige 1].
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat veroordeelde zich weliswaar niet gehouden heeft aan de aanwijzingen van de reclassering, maar dat dit mogelijk verband houdt met diens psychiatrische diagnose.
De raadsvrouw heeft een medische verklaring van 27 juni 2011 van een psychiater van Zorgbedrijf [naam zorgverblijf] te Rotterdam overgelegd, waaruit blijkt dat veroordeelde lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, waarvoor hij ambulant behandeld wordt. De therapie bestaat uit een medicamenteuze behandeling en structurerende gesprekken.
Een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zou volgens de raadsvrouw de behandeling van de veroordeelde eerder kwaad dan goed doen. Hooguit zou de straf omgezet kunnen worden in een werkstraf, die ingepast zou kunnen worden in het kader van het in de behandeling op te starten arbeidsproject.
De officier van justitie heeft gepersisteerd in haar vordering.
Overwegingen
In voornoemd advies tenuitvoerlegging wordt vermeld dat de veroordeelde diverse afspraken niet is nagekomen, waaronder afspraken in het kader van de meldplicht bij de reclassering, afspraken bij de forensische polikliniek van [naam kliniek]en afspraken bij een re-integratiebureau. Ter zitting van 11 mei 2011 heeft voornoemde getuige [naam getuige 1] het advies toegelicht en naar voren gebracht dat de veroordeelde -kort samengevat- niet wil meewerken met de reclassering.
Daarbij heeft zij beschreven dat veroordeelde niet alleen intimiderend is in het contact met de reclassering, maar ook wantrouwend. In het advies en ter zitting van 11 mei 2011 is voorts ter sprake gekomen dat veroordeelde gedurende de proeftijd meermalen gedwongen is opgenomen in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg in verband met psychosen. Veroordeelde heeft echter geen toestemming gegeven om informatie over zijn diagnose en behandeling uit te wisselen met de reclassering, waardoor het voor de reclassering lastig is een passend concreet advies te geven. Enerzijds wil de veroordeelde niet naar de gevangenis, anderzijds wil hij ook geen hulp en wil hij niet praten, aldus [naam getuige 1].
De rechtbank stelt op basis van dit advies en deze toelichting vast dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank heeft ter zitting van 6 juli de hiervoor geschetste houding van de veroordeelde ook zelf kunnen waarnemen. Veroordeelde wilde geen mededelingen doen over zichzelf of over zijn behandeling bij [naam zorgverblijf], ook niet toen hem werd voorgehouden dat hij mogelijk teruggestuurd zou worden naar de gevangenis om de voorwaardelijke straf uit te zitten. Concluderend stelt de rechtbank vast dat de communicatie met de veroordeelde zeer moeizaam verloopt. Daarbij heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de veroordeelde niet ten volle te overziet wat er op het spel staat.
De vraag die zich hierbij opdringt is in hoeverre deze houding van de veroordeelde beïnvloed wordt -en tijdens de proeftijd beïnvloed werd- door diens psychiatrisch ziektebeeld, zoals aangeduid in de door de raadsvrouw overgelegde medische verklaring. De rechtbank acht die invloed aannemelijk en in ieder geval geenszins uitgesloten, gelet op de medische verklaring en het gegeven dat de veroordeelde tijdens de proeftijd met een rechterlijke machtiging opgenomen is geweest in verband met psychosen, waarvan de rechtbank aanneemt dat die zich hebben ontwikkeld op basis van dezelfde aandoening. Dit brengt mee dat de rechtbank de veroordeelde niet ten volle een verwijt wil maken van het niet nakomen van zijn afspraken bij of vanwege de reclassering. Ook is de rechtbank van oordeel dat (het voortzetten van) de behandeling van de veroordeelde voor zijn ziekte van groter belang is dan het belang dat de Staat heeft bij het sanctioneren van de schending van de bijzondere voorwaarde door een tenuitvoerlegging.
Daarbij overweegt de rechtbank dat, nu de proeftijd inmiddels verstreken is en er geen mogelijkheid meer is een behandeling en het toezicht in strafrechtelijk kader te hervatten, ook het belang van voorkomen van recidive door de veroordeelde het best gediend is met het continueren van de ingezette behandeling bij [naam zorgverblijf]. De rechtbank zal dan ook niet de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelasten, ook niet in de vorm van een werkstraf.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Aldus gegeven door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. M.E. Kramer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juli 2011.
Mr. Kuster is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.