ECLI:NL:RBMAA:2011:BR1277
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.A.J. van Leeuwen
- B.G.L. van der Aa
- J.H. Klifman
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van dagvaarding in strafzaak wegens niet naleven termijn bij verzending naar Frankrijk
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 16 mei 2011, stond de geldigheid van de dagvaarding centraal. De verdachte, die in Frankrijk woonde, had een dagvaarding ontvangen die op 20 april 2011 per gewone post was verzonden. De rechtbank oordeelde dat, volgens artikel 7 van het Europees Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken, bij rechtstreekse toezending van de dagvaarding een termijn van 30 dagen in acht genomen moet worden. Aangezien deze termijn niet was gerespecteerd, werd de dagvaarding als nietig verklaard. De verdachte was niet verschenen op de zitting, wat de beslissing van de rechtbank verder onderstreepte. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding niet op een geldige wijze was uitgereikt, in strijd met de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering, en verklaarde deze nietig. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R.A.J. van Leeuwen, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier. De zaak betrof de verdenking van het vervoeren en aanwezig hebben van ongeveer 319,7 gram heroïne, een middel dat op de lijst I van de Opiumwet staat. De tenlastelegging was als bijlage aan het vonnis gehecht, maar door de nietigheid van de dagvaarding kon de zaak niet verder worden behandeld.